Vandaag 12 jaar geleden beviel ik in een ziekenhuis in Nederland van mijn oudste dochter. Met de staart tussen de benen was ik drie weken daarvoor van Sierra Leone terug naar Nederland gevlogen. Met de allerlaatste vlucht die me als hoogzwangere nog mee wilde nemen. Het zat namelijk zo. Mijn baby lag in een stuit en de placenta was ingegroeid, dichtbij de opening van de baarmoedermond. Ze moest met een keizersnede gehaald worden, dat wist ik al ver van tevoren.
Mijn gynaecoloog in Sierra Leone was echt heel goed, met heel wat internationale kilometers op de teller. Hij had keizersnedes gedaan in de middle of nowhere. Ik had echt geen twijfel over zijn kennis of kunde. Maar hij was ook al heel oud. En hij ging graag naar familie in het binnenland. Een trip naar een stad 100km verderop kon tijdens het regenseizoen zo een dag in beslag nemen. Het spookte door mijn hoofd: als ze nou toch spontaan zou willen komen, mijn baby, en mijn gynaecoloog zou een weekendje het binnenland in zijn? Ik had er nachtmerries van. Dat nauwelijks opgeleide verpleegkundigen me moesten helpen met een onmogelijke bevalling. En dat er zoveel stress was rond mijn bevalling, dat mijn dochter ongemerkt verwisseld werd met een andere baby. De ochtend na die nachtmerrie ben ik naar het kantoor van Royal Air Maroc gegaan en wilde daar pas vertrekken toen ze een vlucht voor me regelden.
Helaas was het niet eind goed, al goed. De gynaecoloog in Nederland, ook niet onervaren trouwens, schoof minzaam mijn dossier uit Sierra Leone – ongelezen – onderop en bestelde een natuurlijke bevalling voor me. Dat ging mis want de baarmoeder kon niet open en ’s avonds, na vele uren schreeuwen en janken, kreeg ik dan eindelijk pijnstilling en die keizersnede. Mijn dochter kwam om 21.02 uur ter wereld.
Mijn oudste groeide de eerste jaren van haar leven op in Sierra Leone. Ze heeft er een fantastische kindertijd gehad en ik moet zeggen: het moederschap is daar ook vele malen leuker, makkelijker en meer een natuurlijk onderdeel van het leven dan hier. Dus we hadden het er allebei fijn. Maar het is en blijft één van de armste landen ter wereld. En nu was ik zelf niet echt arm (ook echt niet rijk trouwens) en was het leven daar voor mij echt niet moeilijk, één zorg speelde altijd in mijn achterhoofd. Altijd. 24/7. 60 seconden per minuut. Zorg. Wat nou als ze ziek wordt? Wat nou als ík ziek word? Wat nou, als geen zak geld ter wereld me kan helpen omdat de kennis er gewoon niet is, of de verzorgenden? Dat maakt het leven onzeker. De dood staat altijd dicht bij het leven. Toen ebola in Sierra Leone kwam, besloot ik daarom mijn dochter niet meer te laten terugkeren. En zijn we uiteindelijk samen hier neergestreken.
Pas als je het hebt meegemaakt, als je het hebt gezien, gevoeld, geleefd, weet je wat het is. Als je nergens terechtkunt met je zieke kind, of je zieke moeder, je partner. Als je mensen die je liefhebt ziet sterven en je helemaal niets voor ze kunt doen. Het leert je iets over het leven. En over de dood. Tijdens ebola heb ik zoveel dramatische dingen gezien, ik krijg het mijn leven lang niet meer van mijn netvlies af. Dode ouders in huis, kleine kinderen op het erf in quarantaine zonder begeleiding, zonder voedsel en water. Het is een dolksteek recht in je hart als je naar dit soort leed moet kijken en helemaal niets kunt doen.
Wat was ik dankbaar dat ik naar Nederland kon. Dat het hier veilig was. Dat hier een mensenleven iets waard was. Dat de ambulance er binnen zes minuten is en dat het meeste, meestal, goedkomt. Zo’n zorgstelsel is iets om te zoenen, om van te houden, om te koesteren en nooit weg te willen gooien. Want dat ondermijnende geknaag in je achterhoofd, die zorg dat je je kind niet kan helpen, dat je kind ieder moment wees kan worden, die heb je hier gewoon niet. De meesten van ons niet, dan.
“Een groot deel van de Nederlandse bevolking zal besmet raken met het virus.”
De schock was groot toen ik Rutte op 16 maart 2020 hoorde zeggen dat een groot deel van de Nederlandse bevolking besmet zou raken met het coronavirus, maar dat dat noodzakelijk was om groepsimmuniteit op te bouwen. Terwijl in andere landen al vele mensen aan de beademing lagen en de zorg compleet onderuit gezakt was, wilden wij jubelend het ziekbed in. Ik begreep het gewoon niet. En ik denk dat ik nog altijd de vaste grond onder mijn voeten niet heb hervonden. Het was en is extreem en dat een groot deel van de Nederlandse bevolking dit fantastisch vond (en als we eerlijk zijn, nog altijd vindt), dat is onbegrijpelijk. Dat gewauwel over vrijheid, we moeten nu leven, we kunnen niet eeuwig… . Dit soort geklets verwacht je in een land met een hele lage levensverwachting als Sierra Leone – waar je echt iedere dag mee wil pakken – en zelfs daar denken ze zo niet. Wij hebben een hele hoge levensverwachting. Wij zouden best twee maanden binnen kunnen zitten om zo met zo’n virus af te rekenen. We zijn ook rijk genoeg om zoiets te kunnen financieren. We hadden dat gewoon gekund. Maar we wilden het niet. En eigenlijk is dat maar om één reden: we vinden ziekte helemaal niet zo erg.
Als je zo’n belachelijk goed zorgstelsel hebt als Nederland, is ziekte doorgaans ook niet echt iets waar je je zorgen over hoeft te maken. Dat begrijp ik. En het is dan ook juist dat zorgstelsel dat ons de nek om heeft gedraaid. Opschalen maar en we kunnen weer bitterballen eten op een terras. Dansen en feesten, doen we er nog een paar ‘bedden’ bij. Totdat de rek er echt uit is, dan moeten we een paar stappen terug, maar zo min mogelijk en zo kort mogelijk. Intussen lallen we over ons biertje heen dat er maar meer IC-verpleegkundigen opgeleid moeten worden, en snel een beetje. Het weekendje weg staat voor de deur. En we moeten op vakantie. Dan halen ze die verpleegkundigen maar van andere afdelingen, of uit het buitenland ofzo. Proost. De noodkreten uit de zorg kwamen nauwelijks boven het glasgerinkel uit. You Only Live Once.
Al een tijdje laat de zorg ons weten: het ging al niet goed, maar de koek is echt op. Personeel is steeds vaker ziek thuis, personeel loopt weg, er komt niet genoeg personeel bij. En toch blijven we doorgaan. Terwijl we de eerste haarscheuren al zien. De tijd komt dat je, zelfs al zou je je hele bankrekening plunderen, op bepaalde momenten (of voor bepaalde aandoeningen) gewoon geen zorg kunt krijgen. Wij wilden per se geen nieuw normaal, maar dat hebben we toch gekregen. Want het oude normaal, komt niet meer terug. We accepteren nog meer ziekte, nog meer druk op de zorg, nog meer langdurige ziekte, meer (over)lijden en meer verdriet. Ouders zullen gaan merken wat het is als je voor je kind geen zorg dichtbij huis kunt krijgen, maar daar in een ander land voor terecht moet. Wat het is om geen hulp bij de bevalling te kunnen krijgen. We zullen gaan merken wat het is als je geen zorg meer kunt kopen voor je oude ouders en er helemaal zelf voor staat. In ons nieuwe normaal komt de dood steeds dichter bij het leven te staan en wordt zorgen voor anderen een steeds groter onderdeel van ons bestaan. Nou, proost. Dan leren we misschien ooit toch wat het is om voor elkaar te zorgen.
“Nogal melodramatisch,” noemt een kennis – werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam – de eergisteren verschenen publieke ontslagbrief van universitair docent Matt Cornell. De ontslagbrief werd gepubliceerd in Folia en kreeg veel aandacht in de landelijke kranten. Cornell nam ontslag uit protest tegen de volledige heropening van de universiteit, waarbij geen adequate voorzorgsmaatregelen tegen verspreiding worden genomen. Dat mijn kennis dit ‘melodramatisch’ noemt, vind ik geen verrassende reactie. Want het is nogal opzienbarend voor Nederland, dat iemand consequenties verbindt aan zijn ongenoegen over politieke beslissingen. Wij zeuren en klagen wel graag, en ook al heeft meer dan de helft van ons geen vertrouwen meer in het overheidsbeleid; als de overheid zegt dat die mondkap af kan, dan doen we dat. No questions asked. Daar mor je misschien wat over, zet een boos bericht op social media, je bent even flink verontwaardigd, maar dat is het dan wel. Cornell niet, die maakte een fors statement met zijn ontslag. En dat valt moeilijk.
“De GGD en het Outbreak Management Team, nota bene de experts die de regering adviseren, hebben geadviseerd om het hoger onderwijs voorlopig nog niet te heropenen. Door dat te negeren volgt de universiteit de lijn-Rutte, en niet het advies van Nederlandse of internationale experts op het gebied van volksgezondheid. De UvA wordt hierdoor medeplichtig aan de schandalige manier waarop dit kabinet deze crisis heeft aangepakt.”
Matt Cornell, docent aan de Universiteit van Amsterdam in AT5.NL
De toon maakt de muziek
Cornell kreeg veel kritiek te verduren op zijn statement. Kritiek die vooral over de toon en de ‘grote woorden’ gaat, zoals meestal het geval is als het moeilijk wordt. En zoals gewoonlijk blijft de inhoud van Cornell’s statement grotendeels onbesproken. Hij is een “matennaaier”, “extreem doorgeslagen”, een “fulltime cry baby”, niet bijster slim en bovendien heeft hij het lef om het Nederlands beleid eugenetisch te noemen1. Nou, dan ben je gewoon af. Logisch. Cornell mag niet meer meedoen, zich lekker thuis in isolatie een potje gaan zitten aanstellen. Dan klagen wij nog even door over het overheidsbeleid. Wij mogen dat namelijk wel, met de vinger wijzen als er via de hogescholen en universiteiten een nieuwe golf op gang komt. Komt door de overheid, dat vinden we dan wel, maar we gebruiken er beter geen ‘grote woorden’ voor. Het klopt overigens ergens wel trouwens, dat het door de overheid komt. De overheid zet immers het beleid uit. Maar dat iets mag, wil niet zeggen dat je het ook moet doen. Dat geldt misschien wel in het bijzonder voor de universiteiten. En daar gaat Cornell’s protest over. En dat Cornell grote woorden en daden gebruikt, is niet voor niets.
Gedrag heeft consequenties. Dat leken zich niet altijd bewust zijn van die consequenties of simpelweg geen macht of overzicht hebben, is begrijpelijk. Maar bij universiteiten zouden ze toch moeten weten welke consequenties er vastzitten aan hun handelen. Stapje terug in de tijd. Die richtlijnen voor de zorg, voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, weet u nog? Die richtlijn van het RIVM (mede ingegeven door schaarste), die stelde dat het gebruik van bepaalde PBM niet nodig was voor bijvoorbeeld zorgmedewerkers in de verpleeghuizen? En een richtlijn die stelde dat het testen van bewoners in de verpleeghuizen niet nodig was? Na de grote golf van uitbraken in die verpleeghuizen zei het RIVM ontwijkend: het was maar een handreiking, die instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid. Terwijl die instellingen zelf weer terugwijzen naar het RIVM. Wie nu werkelijk verantwoordelijk is, laat ik onbesproken. Feit is dat we intussen weten wat consequenties zijn van ‘klakkeloos volgen’, dat er een groot beroep wordt gedaan op onze eigen verantwoordelijkheid en dat we dat heel serieus moeten nemen. Cornell spreekt de UvA terecht aan op die verantwoordelijkheid.
Onwetenschappelijk
In een reactie op het ontslag van Cornell zegt een woordvoerder van de UvA kortweg: “[w]e doen er alles aan om coronabesmettingen op onze instellingen tegen te gaan.” Dat er binnenkort in een universiteitsgebouw zelfs een priklocatie geopend wordt waar studenten hun vaccinatie kunnen halen, is in de ogen van deze woordvoerder blijkbaar preventie. Ook al ben je pas twee maanden na de eerste prik goed beschermd tegen ernstige ziekte en in mindere mate voor besmetting met het coronavirus. En daar ligt het hele grote pijnpunt. De heropening van de hogescholen en de universiteiten komt te vroeg. Het is bovendien tegen het wetenschappelijk advies van het OMT in. En ook de praktische ervaring van de GGD’en wordt aan de kant geschoven. De universiteiten zetten door, ze gaan open, zonder al teveel poespas. Tegen wetenschappelijke inzichten in, herhaal ik nog maar eens. Nou. Dan mag je Cornell ‘melodramatisch’ noemen, maar van een wetenschappelijk instituut mag je toch verwachten dat juíst daar meer gewicht wordt gehangen aan wetenschappelijk inzicht boven politieke beslissingen. Cornell heeft gelijk. De universiteiten zijn onwetenschappelijk bezig.
Cornell beschrijft in zijn ontslagbrief hoe de UvA enerzijds een studie aanprees van haar eigen onderzoekers die waarschuwde voor de gevaren van aerosoloverdracht en het gebruik van maskers adviseerde, maar zich anderzijds een uitzonderingspositie aanmat. Toen in Nederland een mondkapjesplicht werd afgekondigd, vond de UvA dat dit niet voor haar campussen gold, omdat die niet publiek toegankelijk zijn. Wat is het idee achter deze beslissing, vraag je je af. Wetenschap? Blijkbaar niet, want er kwam geen wetenschappelijk onderbouwd betoog tégen het gebruik van mondneusmaskers op de campus. Een mening dus. En dat is best kwalijk, voor een universiteit. Zeker als je je bedenkt dat deze crisis voor de meeste academici die in de universiteiten rondlopen, ook de grootste crisis van hun tijd is en daarom in wetenschappelijk opzicht een rijke bron aan studiemateriaal oplevert, of op zou moeten leveren.
Het gaat overigens niet alleen om toen, toen alles nog nieuw was en niemand wist hoe lang het zou duren en hoe ingrijpend het allemaal zou zijn. Ook nu, met de deltavariant in opkomst, een dreigende vierde (!) golf, met in het achterhoofd de wetenschap dat de de UvA aerosoloverdracht plausibel vindt, mogen de studenten zonder mondneusmasker in de collegezalen en werkruimtes zitten. Ik heb net een rondje ‘Jan met de pet’ gedaan. Ik heb werkelijk helemaal niemand gevonden die gelooft dat mondneusmaskers wel werken als je loopt of staat, maar dat risico op besmetting stopt als je onbeschermd tegen elkaar in zit te walmen in een leslokaal of een collegezaal. Op de horde Facebookactivisten en een enkele Twitteraar na dan. En sommige mensen geloven overigens ook nog steeds niet dat mondneusmaskers überhaupt werken, maar dat terzijde.
“De UT en de VSNU hebben mij niks gevraagd en de onderwijsbestuurders zijn geheel op eigen houtje in jubelstemming geraakt over de opening van het onderwijs en het loslaten van de anderhalvemetermaatregel. Ik snap dat wel hoor. Plofuniversiteiten willen zoveel mogelijk plofstudenten op de vierkante meter.”
Femke Nijboer, docent aan de Universiteit Twente IN UTODAY.NL
Een beetje evidence-based, zeg maar
Doen de universiteiten er alles aan om coronabesmettingen tegen te gaan? Nee. Zelfs de meest laagdrempelige interventies worden niet ingezet. En dat is zo onwetenschappelijk als het maar kan.
Jeroen de Ridder, voorzitter van De Jonge Akademie, verwoordt het duidelijk: “Waarom zegt geen enkele universiteit, hogeschool of koepelorganisatie dan: wij treffen voor de veiligheid van studenten en medewerkers toch wat aanvullende maatregelen, in lijn met wat experts in huis, bij het RIVM, ECDC en de WHO zeggen. Een beetje evidence-based, zeg maar. Bijv. toch voorlopig nog overal mondkapjesplicht binnen, grootschalig toegankelijk sneltesten om de hoek, op z’n minst vrijwillig vragen om negatief testresultaat of vacc bewijs? … Verder stijgende verbazing nu ook nog blijkt dat OMT en zelfs de GGDs (hebben die zich ooit eerder kritisch geuit over het beleid?) tegen dit plan adviseren. Hoe ging het vorige keren ook alweer toen we sneller/verder openden dan OMT adviseerde?”
Medeplichtig
“@UvA_Amsterdam should have the guts to require vaccination for staff and students for access to the university buildings and provide Zoom education for those who are not vaccinated. It is too optimistic to open up for everyone in September and assume to still be open in November.” Roland Pierik, universitair hoofddocent Universiteit van Amsterdam.
Een moeilijk punt in de kritiek van Cornell op de UvA is misschien het feit dat hij de universiteit medeplichtig acht “aan de strategie van Rutte”. Cornell stelt dat de universiteit verantwoordelijkheid heeft tegenover de stad en tegenover de kwetsbaren binnen haar eigen muren. Dat heeft ieder individu, iedere instelling en ieder instituut. Maar de universiteit misschien zelfs net een beetje meer. Voor de leek zijn wetenschappelijke inzichten wellicht moeilijk te doorgronden, maar daar hebben ze bij universiteiten toch geen last van. Als ze ergens goed zouden moeten weten hoe verbonden zij zijn met de samenleving, de precedentwerking die zij scheppen door zo achteloos met risico’s om te springen, hoe politiek het coronabeleid werkelijk is, wat pre- en asymptomatische verspreiding is en wat exponentiële groei is, dan is het wel aan de universiteiten.
Verspreiding via universiteiten zal onherroepelijk tot besmettingen en verdere verspreiding in de rest van de samenleving leiden. Mensen die extra kwetsbaar zijn voor dit virus, zullen er ernstig ziek van worden of sterven, dat weten we inmiddels heel erg goed. Maar vanuit de universiteiten komt weinig roering. Of zoals Cornell schrijft: een universiteit als de “UvA die claimt studenten kritisch te leren denken en ethiek bij te brengen en zich graag laat voorstaan een instituut vol topwetenschappers te zijn” (vrij geciteerd), zou juist nu uitgebreid van zich moeten laten horen. Maar de universiteiten lopen niet voorop bij het vinden van innovatieve oplossingen om met de pandemie om te gaan. Ze zwengelen geen ethische discussies aan. Eigenlijk zijn ze oorverdovend stil. Ze volgen ‘het beleid’. Of met andere woorden: de politiek.
Een aantal universitaire docenten en professoren spreekt zich uit. Maar het is niet genoeg. Ze worden nauwelijks gehoord. Op Femke Nijboer na misschien, docent aan de Universiteit van Twente. Zij raakte een gevoelige snaar toen ze publiceerde dat ze geen ongevaccineerde studenten in haar collegezaal wilde. Want, stelt Nijboer, “[a]ls je pot-ver-drie een wetenschappelijke studie wilt doen, maar je gelooft niet in de wetenschap, wat doe je hier dan?” Maar hoe zit het dan met de universiteiten zelf? De zwijgende docenten? De wetenschappers die er werken? Al die hooggeleerde mensen die lijdzaam de politiek volgen en de wetenschap naast zich neerleggen? Nu is niet de tijd om oorverdovend stil te zijn. En daarom is het statement van Cornell – inclusief grote woorden – niet melodramatisch, maar bittere ernst en noodzaak. Die stilte moet doorbroken worden. Want, om het maar in de termen van Femke Nijboer uit te drukken: als wetenschappers pot-ver-drie al niet in de wetenschap geloven, waar staat de wetenschap dan eigenlijk voor?
1. Geen link, u kunt de ‘reaguursels’ op bijvoorbeeld weblog Geen Stijl erop naslaan.
In de ogen van de één zijn de coronavaccins onze redding. In de ogen van de ander zijn de vaccins genetisch gemodificeerde rotzooi die je niet in je lichaam wil hebben. De samenleving raakt opgedeeld in twee kampen: je bent óf lyrisch over de vaccins, of je bent een antivaxx-wappie. De vele tinten grijs die er tussen deze twee uitersten zitten, raken steeds meer vervaagd. Er kan zelfs geen normaal gesprek meer gevoerd worden over vaccineren tegen corona.
Begrijp me goed, ik ben pro-vaccineren, maar niet lyrisch over de vaccins. Ik zie ze niet als dé redding, maar als belangrijk hulpmiddel. Ik zie de voordelen van vaccineren, maar ik begrijp ook dat niet iedereen die ziet. Lang onthield ik me van uitspraken over die vaccins, eigenlijk alleen maar omdat ik beide kanten begrijp. Maar de situatie die nu ontstaat, de ‘hysterie’ bij onze overheid om maar zo snel mogelijk in iedere arm een prik te krijgen, bekruipt me. Als antropoloog, maar ook als mens.
Door schande wijs
Omdat ik veel gewerkt heb in Afrikaanse landen, ben ik het wel gewend om dat gele boekje bij me te dragen. Op het ebolavaccin na ben ik ingeënt tegen werkelijk bijna alles, zelfs hondsdolheid. Ik heb altijd begrepen dat ik sommige gebieden niet in mocht zonder bijvoorbeeld een vaccinatie tegen gele koorts, of meningokokken. Door schande wijs geworden overigens. Want ooit zat ik in Sierra Leone vast bij de grens met Guinee. Ik werd niet binnengelaten zonder geldig Yellow Fever Certificate, zelfs niet tegen een aardig duitje Guinea Francs. Vergeef me, ik was daar nieuw, jong en onbezonnen en probeerde dat inderdaad, ik was korter dan 10 dagen tevoren ingeënt. Op mijn vraag waarom die vaccinatie echt zo per se noodzakelijk was, was het antwoord simpel en kort: “We hebben hier nauwelijks gezondheidszorg. Jouw besmetting kost andere mensen het leven en veroorzaakt een hele grote puinhoop.” Say no more. Natuurlijk weet je dan; het is krankzinnig dat je andere mensen aan dat soort risico’s wil blootstellen.
Het doel heiligt de middelen
Ik ben dus niet pertinent tegen een vaccinatieplicht, of vaccinatiedwang. Soms heiligt het doel de middelen. Als je echt niet anders kan. Als je alles hebt gedaan om je land of een gebied vrij te houden van een ziekte, of transmissie laag te houden en een vaccinatie echt de enige oplossing is om je land en de bevolking te beschermen tegen ernstige ziekte, sterfte of maatschappelijke ontwrichting. Als je je prioriteiten hebt gesteld: we zetten alles op alles om de kwaliteit en beschikbaarheid van zorg voor iedereen te kunnen waarborgen. En ook het onderwijs, als belangrijk fundament van onze samenleving, beschermen we tegen sluiting met alle mogelijke middelen en voorzorg die we voor handen hebben. En daar zit voor mij nu wel de grootste wrijving. Want als je echt prioriteit had gegeven aan zorg en onderwijs, dan hadden we deze zomer alles op alles gezet om de verspreiding ver omlaag te brengen en te houden. In plaats daarvan werden mensen gestimuleerd om te gaan Dansen met Janssen, op vakantie te gaan, te gaan recreëren, en te consumeren. Met het reële risico dat we in de herfst weer met maatregelen zullen zitten, omdat we met een hoge besmettingsgraad het nieuwe schooljaar ingaan. Meer mensen in het ziekenhuis, de zorg die nog ingehaald moet worden staat weer onder druk, de kwaliteit van zorg kan op den duur weer niet gewaarborgd worden, maar de Formule 1 in Zandvoort gaat door.
Aanvaardbare risico’s
Nederland zette vanaf het begin van de pandemie in op het accepteren van risico’s. De “aanvaardbare risico’s,” zoals Rutte dat noemt. Een individuele besmetting is niet erg, zolang we maar niet teveel te grote clusters veroorzaken. In persconferenties, maar ook in Tweede Kamerdebatten hoorden we onze premier meermaals verlangen naar de kroeg en bitterballen op een terras, terwijl de zorg toen al door de hoeven was gezakt. Zeker in het begin werd keer op keer herhaald: “het treft vooral ouderen”. Velen van ons zouden ziek worden maar dat was juist goed, om dat ‘beschermende muurtje om de kwetsbaren’ heen te bouwen. En mensen accepteerden die risico’s. Ze bleven aan het werk, ook daar waar er geen maatregelen getroffen werden. In de zorg zonder mondneusmaskers, in het onderwijs en de opvang, met kinderen met klachten, in allerlei andere beroepen waar thuiswerken niet mogelijk was. En dat geeft ons – bewust of onbewust – een boodschap: als dat allemaal kan en die mensen lopen op die manier geen risico, “dan is corona voor mij niet zo erg”.
Heen en weer
Tijdens de coronacrisis zijn wij als samenleving heen en weer geslingerd in een – en ja, ik ga dit woord echt gebruiken – krankjorum beleid. Moesten we eerst massaal ziek worden om groepsimmuniteit te bereiken, een week later zaten we ineens in een ‘intelligente’ lockdown. Mondneusmaskers werkten niet, alleen in het openbaar vervoer. Toen weer wel, maar alleen als je stond of liep. Kinderen raakten nauwelijks besmet, toen weer wel, maar vooral de oudere kinderen en die kregen het dan weer niet op school, maar op de fiets. Terwijl de rest van ons, hoger dan 1 meter weet ik niet, in de buitenlucht dan weer nauwelijks besmet raken. Met z’n vieren in een auto leverde besmettingsgevaar op, maar met z’n allen in het vliegtuig was volkomen veilig. Het was al snel duidelijk: we waaiden met alle lobby’s mee.
Goed en kwaad
De lijst met onbegrijpelijke en ondoorgrondelijke uitspraken en maatregelen is eindeloos lang. En ergens, toen die lijst aan het groeien was, donderden er steeds meer mensen overboord. Veel mensen kregen twijfels. Zochten naar antwoorden. Houvast. Want ook hun levens stonden op z’n kop. Ze werden bediend op nog meer wazigheden, gelieg en gedraai bij Kamerdebatten. Er was nauwelijks goede voorlichting te vinden. Dokter Google gaf antwoord. Lotgenoten op Facebook naaiden elkaar op. Er moest meer achter zitten. En ja, er staan altijd mensen klaar om deze willige slachtoffers naar binnen te halen. Er zijn altijd mensen die de maatschappij graag willen ontwrichten. En helaas, daar zijn ze goed in geslaagd. We zijn ze gaan zien als één grote groep ‘wappies’. Waarmee we de mensen die van ontwrichten hun levenswerk hebben gemaakt, gelijkstellen aan mensen die echt in de war zijn. Het komt ons uit, zo’n nette onderverdeling tussen goed en kwaad.
Voor of tegen
In dit proces verdelen we de samenleving onder in ‘voor of tegen’. Mensen die oprecht twijfels hebben, die zich keurig aan alle maatregelen houden, die helemaal niet meelopen in demonstraties en zich ook gewoon zorgen maken om hun gezondheid, kunnen nergens met hun twijfels terecht. Ze raken in een isolement en voelen zich al vaak gedwongen om te liegen over hun vaccinatiestatus. Zelfs tegenover hun eigen familieleden. Voor hen is het vaccin te nieuw, of ze begrijpen niet waarom ze zich nu moeten laten vaccineren terwijl ziek worden voor hen eerder ook niet als problematisch gezien werd. Is natuurlijke immuniteit voor hen niet beter dan vaccinatie? Wat zijn de lange termijn effecten van deze vaccins? En weten we eigenlijk wel zeker dat ze goed werken? Sommige mensen willen hun verhaal graag kwijt, hun twijfels bespreken en beslissen dan alsnog om zich te laten vaccineren. Als je uitlegt dat niet alleen gezondheidsschade voor henzelf invloed heeft op hun leven, maar ook de maatschappelijke schade. Of dat ze op die manier de risico’s voor hun ongevaccineerde kinderen beperken. En dan zijn er nog de mensen die het gewoon niet zo nodig vinden, maar zich wel zouden laten vaccineren om op vakantie te kunnen gaan. Sommigen van hen zijn zich echt niet zo bewust van hun eigen rol in de verspreiding (dat geldt voor veel jongeren bijvoorbeeld) en weer anderen voelen zich helemaal niet betrokken bij de maatschappij, dus het zal allemaal wel.
Hoe goed werken die vaccins nou eigenlijk?
En dan de grote hamvraag: hoe goed werken die vaccins nou eigenlijk? Overal ter wereld zien we: ze werken echt heel goed tegen ernstige ziekte. Maar de vraag is hoezeer ze helpen tegen verspreiding. Er zijn meerdere studies waaruit blijkt dat gevaccineerden evenveel virus bij zich kunnen dragen als ongevaccineerden, alleen voor kortere duur. Als het goed is, zijn die mensen ziek thuis, dus de kortere duur heeft dan geen effect op de verspreiding. En de allergrootste vraag, namelijk hoe vaak doorbraakinfecties voorkomen, blijft vooralsnog onbeantwoord. Gevaccineerden zou je actief moeten aanmoedigen zich te laten testen bij klachten, maar dat gebeurt niet. En als deze mensen zich niet laten testen, bijvoorbeeld omdat ze denken dat het vast iets anders is dan corona want gevaccineerd, dan is die vraag vooralsnog onmogelijk te beantwoorden. Dit bespreken we nauwelijks, uit angst dat dit koren op de molen is van de ‘antivaxx-wappies’, maar dat is echt een verkeerd uitgangspunt.
Hooggespannen verwachtingen
De vaccins zijn gemaakt om het risico op ernstige ziekte te verminderen en dat doen ze echt bijzonder goed. Dat is een enorme winst. Maar we kunnen daar al niet eens meer blij mee zijn. We hebben ons bedacht dat ze dan ook moeten beschermen tegen besmetting en als dat niet zo is, dan werken die vaccins niet. Een volslagen absurde conclusie. Maar dit is wel wat de overheid met haar beleid en communicatie bewerkstelligt: de vaccins waren dé uitweg. De mooie zomer die zou komen, het vooruitzicht dat alle maatregelen losgelaten zouden kunnen worden. Maar kan dat wel, als gevaccineerden ook verspreiden? Tja, en daarom slaat onder sommige mensen de twijfel toch ook weer toe. En dus komt de vaccinatieplicht weer ter sprake. Dat is onterecht. Want in Nederland is de vaccinatiebereidheid echt enorm hoog. Ongehoord hoog. Dat moet je koesteren. En zetten we wel alle middelen die we hebben in om verspreiding tegen te gaan? Is een mondneusmasker voor iedereen niet minder belastend dan mensen te dwingen zich te laten vaccineren? En als het om zowel tegengaan van ziekte als tegengaan van verspreiding gaat, waarom dan geen mondneusmasker én een vaccinatie? Met welke reden willen we iedereen dwingen zich te laten vaccineren? Om naar een evenement te kunnen? Of om te zorgen dat er genoeg zorg is voor iedereen? Want dat maakt nogal een verschil.
Geen dwang, maar stimulans
Nu is er in Nederland (nog) geen sprake van een vaccinatieplicht. Maar we bewegen er langzaam naartoe. Ik hoor steeds vaker: die verplichting moet er komen, het is genoeg geweest met de pandemie. De Tweede Kamer stemde in met het voorstel om niet-gevaccineerden te laten meebetalen aan hun ’test voor toegang’. Daarmee is een eerste stap gezet in ongelijke behandeling. En de motivatie is vaag. Want gevaccineerden kunnen ook (ongemerkt) verspreiden. Waar ligt het verschil? Ook bij gevaccineerden wordt hoge virale lading gevonden. Wie wel en wie niet veel virus bij zich draagt, kan niemand aan de buitenkant zien. Hugo de Jonge was er tijdens de persconferentie van 13 augustus eerlijk over: vaccineren moet wel voordelen hebben. “Het is geen dwang, dat is het niet. Ook niet indirect. Het is wel een sterke stimulans, en die bedoelen we eigenlijk ook.” Het is in epidemiologisch opzicht niet de beste zet om alleen van ongevaccineerden te vragen zich te laten testen voor toegang, want gevaccineerden verspreiden ook. Dit is “alle mogelijke manieren aangrijpen om mensen te stimuleren tot vaccinatie”. Kijk, en daar vind ik wat van. Want dit is echt gericht op jongeren. Jongeren die zelf mogen beslissen of ze zich laten vaccineren. Die een weloverwogen keuze moeten kunnen maken. Maar die nu gewoon die prikbus inlopen omdat ze anders ergens niet binnenkomen. De impulsprik onder minderjarigen, zeg maar. En dat is heel erg kwalijk.
Prikken om de juiste redenen
Die vaccinatieplicht, dwang of drang is bij ons vooralsnog niet nodig. De vaccinatiegraad is hoog. Een deel van de mensen bereik je echt niet, punt. Er zijn nou eenmaal mensen die de boel koste wat kost willen ondermijnen. Dan zijn er de twijfelaars. Onder hen veel jongeren. Die kan je een perverse financiële prikkel geven, omdat die gewoon de centen niet hebben om steeds te testen voor toegang, óf ze goede voorlichting geven. Ze beschermen om de juiste redenen. En die zijn er. Kijk naar wat er in de Verenigde Staten gebeurt: er komen steeds meer kinderen in ziekenhuizen terecht. Het aantal gevallen langdurigcovid onder jonge mensen neemt toe. Het kan ze flink ziek maken. De jonge kinderen, die niet gevaccineerd kunnen worden, lopen risico’s die we maar niet willen zien. En het is juist in hun belang dat er zo min mogelijk verspreiding is. Dat bereiken we voor een deel met de vaccins (omdat toch minder mensen ziek zullen worden) en deels met andere voorzorgsmaatregelen. Doe het allemaal.
Als dat allemaal niet voldoende effect heeft moet je, in het belang van de gezondheid van alle mensen die nog altijd veel risico lopen, overwegen tot vaccinatieplicht over te gaan. Zoals de gouverneur van Washington deed, die geen gok wilde nemen met de gezondheid van kinderen. Een vaccinatieplicht voor iedereen die met kinderen werkt én een maskerplicht voor iedereen. Het is niet prikken, prikken, prikken omdat ‘iedereen zich maar moet laten vaccineren punt’. Het is prikken, testen, quarantaine, thuisblijven bij klachten, afstand houden, mondneusmasker dragen, alles, totdat de besmettingsgraad laag genoeg is om iedereen in onze samenleving deel te kunnen laten nemen aan het leven. Zo beschermen we met z’n allen de samenleving tegen mensen die de samenleving hoe dan ook willen ontwrichten. Tegen het virus. We voorkomen maatregelen. Willekeur. En zo voorkomen we ook dat we voor onbepaalde tijd onze grondrechten moeten opgeven. Want dat doen we, naar mijn idee, nu wel al te makkelijk.
Nu steeds meer mensen in onze samenleving gevaccineerd zijn, klinkt de roep om het loslaten van maatregelen in de media steeds luider. We houden nauwlettend de situatie in het Verenigd Koninkrijk in de gaten. Na hun ‘bevrijdidingsdag’ kwam geen tsunami aan Delta-slachtoffers, maar een scherpe daling in de besmettingen. Zie je wel, dat is het effect van de vaccinaties, is de snelle conclusie. En ook in Nederland zien we een rustige zomer, vinden we. Ondanks de relatief hoge besmettingsgraad vergeleken met vorig jaar en ondanks het hoge percentage positieve testen. En dat is ondanks de zomervakantie, gesloten scholen en peuterspeelzalen, ondanks het feit dat er veel minder mobiliteit is, er redelijk wat mensen op vakantie zijn, je veel meer buiten af kunt spreken en veel mensen een paar weken vrij zijn van hun werk.
Eigenlijk is er gewoon veel verspreiding in de samenleving. Maar iedere keer als de cijfers wat gaan dalen, hangen wij meteen de vlag uit. Corona raakt uitgedoofd, we zijn er klaar mee, ‘we kunnen weer’. Het is iedere keer hetzelfde. En iedere keer leidt het tot teleurstelling. Zoals het ook nu zal doen. Want het virus is niet weg en het verspreidt zich. De supermegaverspreiding via evenementen en festivals is gestopt. Nu verspreidt het virus zich op zijn normale gangetje door de leeftijdsgroepen heen. En dat duurt altijd even. Een paar weken nadat de scholen weer open zijn, gaat het dan weer mis. Iedere keer weer.
Wij doen hetzelfde als de landen om ons heen
Wij vergelijken ons graag met andere landen met een hoge vaccinatiegraad. We concluderen snel dat het daar wel meevalt (ook al vindt bijvoorbeeld een land als Israël dat zelf helemaal niet) en dus werken die vaccins tegen alles. Ze werken echt goed overigens, tegen ernstige ziekte. Maar of er daadwerkelijk aanwijzing is dat ze ook werken tegen verspreiding? Nee. De onderzoeksresultaten zijn conflicterend. Daarnaast hebben wij ten onrechte het idee dat we zo ongeveer hetzelfde doen als die andere landen. Waarbij we de beperkende maatregelen die zij hebben, over het hoofd zien.
Bijna alle landen hebben nog altijd een mondneusmaskerplicht bijvoorbeeld, soms alleen binnen, soms binnen en buiten. Soms geldt die plicht ook voor jonge kinderen vanaf twee jaar, in de schoolsetting. Terwijl bij ons de kinderen straks zonder anderhalve meter afstand, zonder mondneusmasker en met klachten in slecht geventileerde klaslokalen bij elkaar mogen zitten.
In Duitsland, waar het momenteel een stuk beter gaat dan hier, is het voor het publiek zelfs verplicht een FFP2 masker te dragen. Bijna overal ter wereld wordt in de zorgsetting een mondneusmasker gedragen, waar wij onbekommerd en onbeschermd bij de huisarts op bezoek gaan. Of bij zieke familieleden in het ziekenhuis. In sommige landen is er veel aandacht voor ventilatie, waarbij men ervan uitgaat dat verspreiding ook via aerosolen plaatsvindt. In veel landen kan je bij wijze van spreken op iedere straathoek testen, wat de testbereidheid aanzienlijk vergroot. Sommige landen hebben strenge inreisbeperkingen. Kijk, het lijkt allemaal wel zo’n beetje hetzelfde, maar dat is het niet. Al die landen waar we ons graag mee vergelijken hebben een breed palet aan maatregelen en een eigen timing voor de inzet ervan.
En ook de strategieën verschillen wel wat van elkaar. In Australië is er veel aandacht voor besmettingen in de buitenlucht en besmetting bij vluchtig passeren in de openbare ruimte. Bij ons is dat niet van belang. Wij accepteren dat het virus rondgaat. We kijken niet op een paar individuele besmettingen. Wij zijn gericht op het tegengaan van grote clusters. En hoe meer mensen gevaccineerd zijn, hoe groter die clusters mogen worden. Het Verenigd Koninkrijk volgt diezelfde filosofie, terwijl Israël meer inzet op het tegengaan van verspreiding in het algemeen.
Maar wij hebben de beste experts
We doen het dus overal (in ieder geval nét een beetje) anders. Al sinds het begin van de pandemie horen we Rutte vaak verdedigend zeggen: “Maar wij hebben de beste experts.” Waarom doen wij het dan relatief slecht, vergeleken met andere landen? Zijn onze experts dan echt wel zo goed? Soms kan je het gevoel bekruipen dat ze niet weten waar ze het over hebben, als ze weer net te laat, net te weinig maatregelen adviseren om een nieuwe besmettingsgolf te voorkomen.
Waarom luistert ons kabinet niet liever naar de adviezen van experts uit andere landen, of van gezondheidsinstituten als het Robert Koch Institut in Duitsland, of het CDC in de Verenigde Staten, of naar de WHO? Hoe komt het dat ‘de’ wetenschap over corona in andere landen anders is dan bij ons? En hoe komt het dat leiders van andere landen zich ook, net als Rutte, herhaaldelijk beroepen op de inbreng van hun eigen ‘allerbeste experts’?
Wetenschap, politiek of ideologie?
Is de aanpak gebaseerd op wetenschap, op ideologie, of is het 100% politiek? In de praktijk blijkt daar onmogelijk een duidelijke scheidslijn in aan te brengen. Het is een beetje van alles wat, waarbij de politieke ideologie de boventoon voert. Wetenschap wordt vooral op díe manier ingezet, die past bij de heersende politieke ideologie.
Maar welk beleid is dan ‘goed’, of ‘beter’? En welke experts zijn dan ‘goed’ of ‘beter’? Ook dat kan je op verschillende manieren bekijken. Om dat goed te kunnen begrijpen, moeten we eerst een kijkje nemen op de wereldkaart:
Wat suf, die kaart zo ondersteboven. Alhoewel, is dat wel zo suf? Als je beter kijkt, staat de kaart met een reden ondersteboven. Maar waarom lijkt Europa op deze kaart in het niet te vallen, terwijl ons continent op de ‘normale’ wereldkaart zo prominent aanwezig is? Het centrum van de kaart, zeg maar, waar alles omheen draait. Nou kijk, als je vanuit Australië naar de wereld kijkt, ziet die er heel anders uit. Dan zijn wij ineens niet meer het middelpunt van het bestaan, maar zijzelf. En zo zit het eigenlijk met alles.
Hoe we naar de wereld kijken, ligt aan: • waar we zijn • welke afspraken we daar met elkaar maken • wat we daar, in het algemeen, ‘normaal’ vinden • welke regels er daar gelden • wie die regels maakt
We bekijken de wereld allemaal vanuit ons eigen perspectief. Vanuit onze eigen normen en waarden, wetten en regels. We vragen ons maar zelden af wat er zo ‘normaal’ is aan hoe wij leven. Voor ons zijn het een soort ijzeren natuurwetten waar we naar leven. We beschouwen de wereld om ons heen als ‘raar’, ‘vreemd’, of ‘anders’. Net zoals je maar moeilijk kunt wennen aan de wereldkaart hierboven en die het liefst zou willen draaien om alles weer in perspectief te krijgen, zo doen we dat ook als we ons geconfronteerd zien met andere manieren van leven.
Nu, tijdens de pandemie, worstelen we vooral met dit begrip, of liever gezegd: het gebrek aan dit begrip. We denken dat wetenschap objectief is, we denken dat alle overheden – ongeacht hun politieke ideologie – één objectieve maatstaf gebruiken om te doen wat het ‘beste’ is voor hun bevolking, of dat tenminste zouden moeten nastreven. What’s good for the goose, is good for the gander. Wat goed of acceptabel is voor de één, zou automatisch goed of acceptabel zijn voor de ander. Maar wie bepaalt dat? Het rijke westen? Nederland? Europa? De Verenigde Staten? Brazilië? China? Nieuw Zeeland? Of Australië? Het antwoord is: niemand.
Het is ieder land voor zich. En dus volgen verschillende landen verschillend beleid, wordt er in de wetenschap verschillend gedacht over bepaalde onderwerpen en worden bepaalde dingen juist wel, of juist niet onderzocht. En hebben alle overheden de beschikking over ‘de beste experts’ die hun beleid van een wetenschappelijk kader voorzien.
In Australië draait het beleid om het beschermen van alle Australiërs tegen infectie, in gelijke mate. In Nederland beschermen we de ‘kwetsbaren’, waarbij de overheid in samenspraak met de experts bepaalt wie de kwetsbaren zijn. In Brazilië wil men het liefst niemand beschermen tegen het virus, maar het uit laten razen, ondanks de gevolgen voor de volksgezondheid. In Indonesië koos men voor een strategie waarbij de economie boven de volksgezondheid werd geplaatst. In hun vaccinatiestrategie bijvoorbeeld, staan niet de ouderen en de mensen met ‘onderliggend lijden’ centraal, maar de jonge, fitte arbeidspopulatie.
Etnocentrisme Je beoordeelt andere culturen aan de hand van de normen en waarden van je eigen samenleving. Je eigen cultuur geldt als maatstaf – van wat je ‘normaal’ vindt – waardoor je andere culturen vaak automatisch ziet als minderwaardige imitaties van je eigen cultuur.
In Nederland zijn wetenschap en politiek nauwelijks van elkaar te onderscheiden
In Nederland is ‘de wetenschap’ achter het coronabeleid een grote zwarte doos. De OMT verslagen geven een kleine inkijk in hoe de overheid geadviseerd wordt met betrekking tot maatregelen en versoepelingen, maar niet in de kijk van de experts op de strategie. In Nederland lijkt het zelfs wel alsof die strategie helemaal niet wordt bevraagd. De wetenschappers betrokken bij het beleid, lijken opvallend eensgezind in hun opvattingen en hun kennis over corona.
Op een enkeling na, is er in Nederland binnen de invloedrijke kring van experts niemand die ooit het vraagstuk heeft opgeworpen of gecontroleerd uitrazen een wenselijke strategie is, vanuit wetenschappelijk perspectief. Is het überhaupt mogelijk? Hoe monitoren zij dat? Waarop baseren zij dat rotsvaste geloof dat je dat virus onder controle kunt houden, zelfs nadat de hele samenleving tot driemaal toe heeft kunnen zien dat dat schier onmogelijk is?
Kennis en wetenschappelijke discussies in andere landen lijken, zo van buitenaf bekeken – niet door de harde schil van de Nederlandse (bio)medische wetenschap te komen. Zo is er in Nederland geen discussie over de besmettelijkheid van kinderen, hun rol in de verspreiding, het nut van mondneusmaskers, aerosolen, het belang van ventilatie, om maar een paar voorbeelden te noemen. Er is geen discussie, maar vaak ook geen ‘kennis van eigen bodem’. Zo weten we weinig over de rol van kinderen in de verspreiding, maar nemen we aan dat die rol klein is.
Ook de ‘harde wetenschap’ kent ideologie en cultuur
Om de biomedische wetenschap te omschrijven gebruiken we in de volksmond wel het woord ‘harde wetenschap’, of exacte wetenschap. Die woorden suggereren een bepaalde onvoorwaardelijke objectiviteit. Maar hoe objectief is objectief? Met de ‘harde wetenschap’ kunnen makkelijker objectieve metingen worden gedaan dan met sociaalwetenschappelijk onderzoek. Bij de harde wetenschap kunnen experimenten in wiskundige modellen worden weergegeven, makkelijker worden herhaald door andere wetenschappers om de kennis te toetsen en hetzelfde fenomeen opnieuw te kunnen meten en berekenen. Wát en vanuit welke invalshoek men dat onderzoekt echter, is niet zo ‘hard’, maar afhankelijk van wat de wetenschapper wil onderzoeken, waarbij ideologie en cultuur wel degelijk een (grote) rol kunnen spelen.
Laten we nog eens naar de rol van kinderen in de verspreiding kijken: omdat men ervan uitging dat kinderen nauwelijks een rol speelden bij de verspreiding, werd een strategie gekozen waarbij kinderen niet of nauwelijks werden getest. Men vond het simpelweg niet belangrijk om de rol van kinderen daadwerkelijk in kaart te brengen. Besmetting onder kinderen wordt niet als onwenselijk gezien, hoewel men geen beeld heeft bij de (lange termijn) schade die het coronavirus aan kinderen toebrengt. Geen harde kennis dus, maar een aanname dat de schade aan kinderen meevalt en dat de verspreiding die samenhangt met transmissie in scholen, acceptabel is.
Welk onderzoek je wél of juist niet doet, maakt het verschil
Wie slechts het Nederlandse nieuws volgt, kan het idee krijgen dat er wereldwijd consensus is over de rol van kinderen in de pandemie: “the kids are ok”. Maar dit klopt niet met de werkelijkheid. In sommige Aziatische landen gaan scholen als eerste dicht als de verspreiding toeneemt en worden kinderen juist erg afgeschermd, omdat men niet weet wat het virus met hen doet. Er zijn ook redelijk wat studies gepubliceerd waaruit blijkt dat kinderen juist wel een grote rol spelen in de verspreiding.
Die verschillen hebben hun wortels in de visie die verschillende volkeren hebben op gezondheid, de gezondheid van kinderen en de kwaliteit van de beschikbare zorg. In Nederland vinden we het niet zo erg als kinderen besmet raken – wenselijk misschien zelfs – omdat zij veel minder risico lopen om in het ziekenhuis terecht te komen. Waarbij we dus definiëren dat iemand pas echt erg ziek is, als opname in het ziekenhuis noodzakelijk is. Wij gaan ervanuit dat covid-19 niet zo schadelijk is voor kinderen, terwijl er in andere landen wetenschappers zijn die constateren dat langdurige ziekte door covid-19 ook kinderen treft. Bovendien zien we zowel in de VS als in Indonesië dat momenteel veel kinderen op de IC terechtkomen, of zelfs sterven.
In Nederland is geen deugdelijk onderzoek gedaan naar verspreiding op basisscholen, de kinderopvang of de peuterspeelzaal. Wel werd onderzoek gedaan naar verspreiding op middelbare scholen en dan meer specifiek naar het effect van een teststrategie in combinatie met fulltime, fysiek, onbeschermd onderwijs. Er werd geen vergelijkende studie gedaan naar het verschil tussen volledig fysiek onderwijs en hybride onderwijs, bijvoorbeeld. Geen vergelijkende studie tussen scholen met uitstekende ventilatiemogelijkheden en scholen met nauwelijks ventilatiemogelijkheid. Er ligt geen vergelijkende studie tussen onbeschermd, onbelemmerd onderwijs en onderwijs met strikte opvolging van de anderhalve meter afstand. Of naar het gebruik van mondneusmaskers in de schoolsetting. Of de verschillen tussen het stoffen lapje, een chirurgisch masker en FFP2.
Om onduidelijke redenen is het niet denkbaar dat er op scholen echte voorzorg in acht genomen wordt, zoals door het dragen van een mondneusmasker, anderhalve meter afstand, ventilatie, hybride onderwijs en een uitgebreid testprotocol. We vinden open scholen zonder voorzorgsmaatregelen acceptabel. Zonder hard wetenschappelijk bewijs. Zonder inzicht zelfs, in het effect daarvan. Het behoeft geen betoog dat dit geen wetenschap, maar ideologie is. Geworteld in een cultuur waarin ‘weerstand opbouwen’ wenselijk is en ‘vrijheid’ betekent dat we geen gezichtsbedekking dragen.
Voortschrijdend inzicht
De verschillen in wetenschappelijke opvattingen wekken nogal wat verwarring. Niet zozeer omdat mensen niet begrijpen dat de wetenschap voortdurend in ontwikkeling is en het principe ‘voortschrijdend inzicht’ niet vatten, maar omdat wetenschappers (vaak zonder dat zij er zelf onderzoek naar deden) onwrikbaar vasthouden aan de eigen ideeën. Neem nu dat vermaledijde mondneusmasker. In Nederland lijkt er geen wetenschapper te vinden die gelooft in het nut van het breed inzetten van het ervan, terwijl bijna de hele wereld ze gebruikt. Hoe kan het toch dat de Nederlandse wetenschappers overal achteraan lijken te hobbelen? En waar is dat Nederlandse ‘eigen’ onderzoek dan dat bewijst dat mondneusmaskers inderdaad niet werken?
Steeds meer mensen struinen het internet af op zoek naar informatie. En informatie is er heel veel voor handen. Sommige mensen maken gebruik van de informatie die er van buitenlandse, gezaghebbende instituten komt, anderen vallen in de fuik van de complotwetenschap. En hoe langer deze verwarrende situatie voortduurt, hoe meer we gaan zoeken naar informatie die past bij onze eigen denkbeelden. Van de wetenschap in eigen land moeten we het niet hebben. Dan moeten ze maar luisteren naar andere landen. Maar in welke landen zitten dan die wetenschappers die het wel steeds bij het rechte eind hebben? En worstelen ze in andere landen niet net zo hard met deze problematiek als wij?
De wetenschap plooit zich naar de politiek
Laten we het niet te ver van huis zoeken om een vergelijking met andere landen te maken. We kijken naar een land dat zowel in geografisch, als in politiek ideologisch opzicht dichtbij ligt en waar bovendien een vergelijkbaar coronabeleid gevoerd wordt: het Verenigd Koninkrijk. De overeenkomsten zullen duidelijk zijn: beide landen gingen voor een strategie van groepsimmuniteit, dat werd bijgesteld om daarna over te stappen op uitsmeren totdat vaccins groepsimmuniteit zouden bieden.
Een kijkje in de keuken van het coronabeleid van het Verenigd Koninkrijk vinden we in het boek Spike van Jeremy Farrar. Farrar – directeur van Wellcome Trust en adviseur in SAGE, het Britse equivalent van het OMT – was een van de wetenschappers die vanaf het allereerste signaal uit Wuhan dicht op de pandemie zat. Spike is een spannend geschreven reconstructie van de eerste helft van de pandemie. Farrar vertelt niet alleen over de algemene ontwikkelingen, afgezet tegen een tijdlijn, maar ook over zijn eigen rol en overdenkingen. Hoewel het vaak leest alsof hij zijn eigen straatje schoonveegt, geeft hij toch een interessante inkijk in de verwevenheid tussen wetenschap en politiek die het lezen waard is.
De wetenschap was sneller dan we denken
Als geheugensteuntje eerst nog een voorbeeld van de corona-aanpak, om in het achterhoofd te houden. Maandenlang was het een enorm getouwtrek: testen zonder symptomen. Het zou zinloos zijn, van asymptomatische verspreiding was nauwelijks sprake. “Iemand die nog niet ziek is of nog niet hoest of niest, zal het virus niet verspreiden,” aldus het RIVM in maart 2020. Per 1 december 2020 veranderde dit plotseling. Als je in nauw contact was geweest met een coronapatiënt, mocht je je ook zonder klachten laten testen. En dat riep vragen op. Was er voortschrijdend inzicht? Op basis van welk onderzoek? Antwoord op die vragen kwam niet. Als je het 85e OMT advies erop naslaat lijkt het eerdere beleid meer ingegeven te zijn geweest door capaciteit dan door wetenschap. Maar dat is vooralsnog speculatie zonder bewijs. Terug naar Farrar.
Fragment uit Spike van Jeremy Farrar
Op 24 januari [2020] had de wereld alle informatie [over het nieuwe coronavirus] die het nodig had: een potentieel dodelijke, nieuwe luchtwegaandoening die zich tussen mensen zonder symptomen kon verspreiden.
Uit de reconstructie van Farrar maken we op dat asymptomatische verspreiding, waar zoveel om te doen is geweest, op 24 januari 2020 al bekend was. Ver voordat corona ooit in het VK (en Nederland) aankwam. Was Farrar de enige die dit wist? Nee. Farrar beschrijft hoe Thijs Kuiken, Hoogleraar Vergelijkende Pathologie op de afdeling Viroscience van het Nederlandse Erasmus UMC, werd gevraagd een paper te reviewen, daardoor deze informatie te weten kwam en besloot het te delen met de WHO.
Fragment uit Spike van Jeremy Farrar
Wetenschap en politiek zijn niet van elkaar te onderscheiden
Het is maar een voorbeeld, want in het boek staan meer opzienbarende zaken. Maar het is er één die veel invloed heeft gehad op de pandemie en waaruit de vermenging tussen wetenschap en politiek pijnlijk duidelijk naar voren komt. Niet alleen in het VK, maar ook in Nederland. Terwijl er inmiddels veel wetenschappers waren die niet twijfelden aan de impact van asymptmatische verspreiding en ook de WHO schatte dat ongeveer 40% van de transmissie verliep via personen zonder ‘klachten’, waren de experts die betrokken zijn bij het Nederlandse beleid er niet zo zeker van. En dus werd er geen actie op ondernomen. Nederland wilde niet testen, testen, testen en vond het niet zo’n probleem dat het virus zich – asymptomatisch of niet – verspreidde, zolang de ziekenhuizen niet overbelast raakten. De politiek hoefde niet extra te investeren in het uitbreiden van testcapaciteit, wat weer past bij de kosten-baten benadering van het kabinet. Maar hoe wetenschappelijk was die benadering dan eigenlijk? Of paste het meer bij de wensen van de politiek?
Intussen ontging het ook de bevolking niet dat er iets niet klopte. Asymptomatische verspreiding was een behoorlijke tijd het gesprek van de dag. Met een schuin oog keken we naar China, waar bij iedere kleine uitbraak vele miljoenen mensen in een paar dagen tijd werden getest en waar de boel daarna snel weer open kon. Waarom deden ze dat toch, die rare Chinezen? Mensen testen zonder klachten had immers geen zin? Overdreven aanpak en bovendien duur en belastend voor de bevolking. In Nederland deden we het liever zonder testen, testen, testen met een haast oneindige ‘intelligente lockdown’. Met veel meer zieken en doden dan in China. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Als we maar niet te pas en te onpas gevraagd (of gedwongen) werden om te testen. Een maandenlange lockdown met heel veel schade was voor ons blijkbaar een veel acceptabeler offer.
Politici verschuilen zich achter de experts
In zijn boek vertelt Farrar uitgebreid hoe politici in het Verenigd Koninkrijk zich verscholen achter de experts. Hij beschrijft de situatie van begin maart 2020, toen belangrijke beslissingen werden genomen die niet alleen het verloop van de epidemie in het Verenigd Koninkrijk bepaalden, maar ook belangrijke consequenties hadden voor de hele wereld; immers, een half jaar later begon een nieuwe variant daar te circuleren (Alpha) die grote delen van de wereld in de greep zou houden.
Terwijl de wetenschappers in het adviesorgaan SAGE zich nog bogen over de beste combinatie van maatregelen, leek de Britse overheid al een vaststaand plan te hebben. Op 3 maart 2020 lag het Coronavirus Action Plan klaar. Het plan was opgedeeld in vier fases: beheersen, vertragen, onderzoeken en uitsmeren. Het doel van de Britse overheid: verspreiding die via geïnfecteerde personen werd gevonden beheersen, hen isoleren en hun contacten traceren. Als dat de verspreiding niet zou stoppen, wilde men de epidemie vertragen richting de zomer door de bevolking te vragen zelf maatregelen te nemen, zoals handenwassen. Mocht de uitbraak erger worden, dan zou over worden gegaan tot mitigatie.
“In de modellen van hoe de ziekte zich zou verspreiden, was mitigatie (matigen) synoniem voor kudde-immuniteit: het betekende dat we niet probeerden iets tegen te houden. Mitigatie betekent de verspreiding een beetje vertragen, dus je probeert de sterfte te verminderen, maar het is niet de bedoeling om de epidemie in zijn sporen te stoppen. … Het is iets anders dan onderdrukken, wat betekent dat je de verspreiding in de eerste plaats probeert te stoppen. … “
“Ik raadpleegde de notulen om te zien of we die vierfasenstrategie ooit uitgebreid hadden besproken. Het antwoord was nee.
De politici kwamen met die strategie en het was onze taak om het te laten werken.”
Jeremy Farrar – Spike
Farrar beschrijft hoe verbaasd hij was dat de Britse overheid sprak over cocooning, wat wij in Nederland een beschermend muurtje om de kwetsbaren noemen. En dat Johnson in de media sprak over het bereiken van groepsimmuniteit door infecties. Geen van beide visies was afkomstig van SAGE, volgens Farrar.
Farrar laat het niet in het midden: het idee dat groepsimmuniteit door natuurlijke infectie haalbaar, laat staan veilig was, was toen – amper drie maanden na ontdekking van een nieuwe ziekte – niet het ‘volgen van de wetenschap’, maar juist tegen de wetenschap in. Omdat er maar heel weinig groepsimmuniteit bereikt wordt tegen circulerende coronavirussen die verkoudheid veroorzaken en omdat de wetenschap nog geen idee had of tegen het gerelateerde SARS-CoV-1 langdurige immuniteit bestond.
“Het idee dat je 20 procent van de samenleving, of meer, hermetisch zou kunnen afsluiten en zeggen: ‘We gaan je een paar maanden, misschien een jaar in een hokje stoppen’, was niet haalbaar, praktisch, wenselijk of ethisch.'”
jeremy farrar – Spike
Een terugblik naar de Nederlandse situatie, precies rond die tijd. In een historische speech kondigde Rutte aan dat veel Nederlanders ziek zouden worden, dat we een beschermend muurtje zouden bouwen rond de kwetsbaren en dat we op deze manier, door de epidemie uit te smeren, uiteindelijk groepsimmuniteit zouden bereiken. Het klinkt bekend. En waar Farrar heel duidelijk maakt dat het ‘de wetenschap’ simpelweg aan immunologische kennis ontbrak om zelfs maar te kunnen beoordelen of zo’n strategie überhaupt haalbaar was, stonden wetenschappers in Nederland gewillig klaar om de bevolking uit te leggen dat dit verantwoord was, haalbaar en eigenlijk de enige manier.
Of legitimeren experts juist gewillig het overheidsbeleid?
Jaap van Dissel legde bij Nieuwsuur uit hoe de strategie van mititgatie naar groepsimmuniteit werkte. Patricia Bruijning, arts-epidemioloog van het UMC Utrecht, maakte het in EenVandaag heel duidelijk en expliciet: het was de “verstandigste strategie” om met de epidemie om te gaan. Veel mensen zouden ziek worden, zo’n 60% van de bevolking, waarna groepsimmuniteit zou ontstaan. Voor Bruijning lag alleen de vraag open hoe lang immuniteit tegen het virus zou aanhouden, 1 jaar, 5 jaar? We hadden geen andere keus, dan deze strategie te volgen. Hoe zei Farrar het ook alweer? Dit was niet het ‘volgen van de wetenschap’, maar juist tegen de wetenschap in.
Is het kweken van groepsimmuniteit een goede tactiek om het coronavirus aan te pakken?
"Het is de enige tactiek die in deze situatie mogelijk is", zegt epidemioloog Patricia Bruijning. pic.twitter.com/4Nk018ZUrT
Farrar beschrijft dat hij zich vaak afvraagt of hij medeplichtig is aan het Britse coronabeleid. Hij verwijt het zichzelf dat hij er niet tegen in verweer kwam, hoewel hij toch op het punt heeft gestaan zijn adviesfunctie bij SAGE neer te leggen. Hij schatte zelf in dat hij, door aan te blijven als adviseur, nog enige invloed kon uitoefenen. Een onwetenschappelijk beleid een wetenschappelijke legitimatie te geven op primetime televisie, zoals dat in Nederland gebeurde, is een nog veel grotere stap verder. Dus wat is wat en wie is wie? Moeten de experts naar het overheidsbeleid toewerken? Of zijn er ook experts die betrokken zijn bij dat overheidsbeleid? En waarom houden experts die politici steeds zo stevig uit de wind?
‘Leven met het virus’. Een herhaling van zetten.
Nu steeds meer mensen gevaccineerd zijn, lijkt het cirkeltje rond. We staan weer op precies hetzelfde punt als in maart 2020. Met dezelfde onzekerheid en dezelfde vraagstukken. Is groepsimmuniteit wel haalbaar? Zijn de ‘kwetsbaren’ wel voldoende beschermd? En wat doen we met de (groepen) mensen die niet kunnen of willen gevaccineerd worden? Is het ethisch hen bloot te stellen aan dat virus? Sluiten we hen niet uit van deelname aan de samenleving? Wat heeft het voor consequenties? En hoelang bieden de vaccins eigenlijk een ‘beschermend muurtje’?
Hoewel leven met het virus werkelijk van alles kan betekenen, verstaan we er in Nederland bijna automatisch ‘loslaten’ onder. Het virus de vrije loop laten als iedereen die dat wil en kan gevaccineerd is. We kunnen niet eeuwig met maatregelen leven, klinkt het steeds luider. Maar kúnnen we überhaupt al nadenken over het overboord gooien van alle maatregelen, of accepteren we dat we nog veel teveel niet weten? De wetenschappelijke basis ontbreekt, zoveel is helder. Schattingen over benodigde groepsimmuniteit variëren tussen 80% en 100%. Het lijkt onhaalbaar. We weten nog niet hoe de vaccins ons gaan ondersteunen. Gaan we dan met de zevenmijlslaarzen, of nemen we kleine stappen op weg naar een veilige manier van samenleving, waarbij niemand wordt uitgesloten? Want wie weet hoe lang die uitsluiting duurt. Maanden? Jaren? Een decennium? Langer?
Patricia Bruijning is nu in ieder geval een stukje behoudender. Zij omschrijft dit als een overgangsfase: “De situatie rond het virus is nu nog niet stabiel genoeg. Te veel mensen hebben nog maar één prik. Testen, ook als je maar milde klachten hebt, is nu nog ontzettend belangrijk om het virus nauwkeurig te monitoren en onder controle te houden.” Maar ook volgens Bruijning moet het een keer stoppen.
Kunnen we leven met het coronavirus?
De vraag is overigens of we wel met het nieuwe coronavirus kunnen samenleven. Als je het wensdenken even overboord zet en van een afstandje naar de situatie kijkt, is het geen reëel scenario. Het grootste gedeelte van de wereldbevolking is nog niet gevaccineerd en de wereldwijde vaccinatie zal, als er niet snel iets aan gedaan wordt, pas in 2024 afgerond zijn. Nieuwe varianten ontstaan. Er zijn al aanwijzingen dat immuniteit door vaccinatie binnen een half jaar afneemt. Omdat de fabrikanten van die vaccins graag nog meer geld aan ons willen verdienen, weten we niet hoe betrouwbaar die informatie is. Het is vallen en opstaan.
In de tussentijd zien we in andere landen dat ook steeds meer kinderen ernstig ziek worden. Met onbekende gevolgen. En wat doen nieuwe varianten met hen? We willen er niet eens over nadenken en dat is kwalijk. Wij willen leven met het virus en daarmee dwingen we andere landen onze manier van leven op. Immers, de kans bestaat dat we het virus vrij spel geven om te muteren tot veel schadelijker varianten, waartegen wijzelf misschien nog wel beschermd zijn vanwege het vaccin, maar vele andere mensen ter wereld niet.
We exporteren het virus er lustig op los, waarbij we andere landen dwingen om óf op onze manier samen te gaan leven met het virus, óf zich hermetisch af te sluiten van de buitenwereld. Of dat redelijk is, of zelfs haalbaar, of het misschien enorme schade veroorzaakt in individuele levens, voor bepaalde groepen in onze eigen samenleving, of mensen in andere landen, het vormt niet eens onderwerp van gesprek.
We zijn allemaal met elkaar verbonden
Ieder land volgt zijn eigen strategie, passend bij de eigen cultuur en vormgegeven door de heersende politieke ideologie. We stellen onszelf centraal. Wij kunnen leven met zo’n virus, als we er maar voor zorgen dat bij ons niet teveel mensen tegelijkertijd gebruik maken van ziekenhuiszorg. Het past bij onze opvattingen over ziekte in het algemeen (het is maar een griepje) en onze denkbeelden over het doorgeven van besmettelijke ziekten. En laten we niet vergeten dat we echt bijzonder goede gezondheidszorg hebben.
Wij vinden het acceptabel dat we grote groepen mensen uitsluiten van deelname aan de samenleving, ook al is dat voor een hele lange tijd. Hun lot bespreken we niet. Het is een ongemak waar we het liever niet over hebben. We nemen aan dat de kinderen niet erg geraakt zullen worden, omdat het ons uitkomt. We nemen aan dat we op deze manier de ‘kwetsbaren’ beschermen, ook al zeggen die kwetsbaren bij herhaling (tegen dovemansoren overigens) dat zij helemaal niet beschermd, maar uitgesloten worden.
Gooi open, die samenleving
We denderen overal overheen. De samenleving moet open. We hebben het niet over de zieken en de doden. We hebben het niet over het leed van de nabestaanden, niet over de vreselijke strijd die sommige mensen voeren met langdurig covid, we hebben het niet over de hele moeilijke situatie waar veel gezinnen in zitten en zullen blijven zitten, vanwege hun banden met ‘kwetsbare’ personen.
We weigeren na te denken over de enorme druk die er nog steeds zal zijn op onze huisarts, omdat nog steeds veel mensen ziek worden van dat virus. En wat dat zal doen in combinatie met alle andere luchtwegvirussen en influenza komend najaar en winter. Hoe moet dat als je straks bij je ernstig zieke familielid op bezoek wil in het ziekenhuis? Blijft dat bezoekuur beperkt tot 2 verschillende personen? Of gaan we straks ook nog eisen dat we weer onbeperkt en onbeschermd dat ziekenhuis in mogen lopen?
Prioriteiten
Het meest pijnlijke is nog dat we het steeds hebben over vertier, feesten, festivals, grote evenementen, clubs, het nachtleven, als onze hoogste prioriteit. Als een stel hedonisten. Onze prioriteit ligt blijkbaar niet bij beschikbaarheid van zorg, niet bij kwaliteit van de zorg, niet op zuinig zijn op onze zorgverleners, niet bij onderwijs, niet bij het beschermen van de kinderen, daar heeft immers niemand het over. Onze prioriteit ligt bij de ongebreidelde vrijheid van het individu. Minus de individuen die risico blijven lopen op ernstig covid. Minus de rest van de wereld.
Onze cultuur heerst. Waarbij we vergeten dat de rest van de wereld ook in verbinding staat met ons, dat ook daar nieuwe varianten kunnen ontstaan die ons het leven moeilijk kunnen maken. Kunnen we ‘leven met het virus’? In ethisch opzicht is het antwoord volmondig nee. In verstandig opzicht ook trouwens. In cultureel opzicht is het antwoord ja. Dat zijn we zo gewend. Alleen is de situatie nu anders. Dit is een pandemie. Waarbij we blijkbaar nog moeten leren dat de ultieme vorm van egoïsme nu even saamhorigheid is.
’s Lands wijs, ’s lands eer
In Australië, dat tot nu toe een zero-covid beleid heeft gehad, stelt men zich dezelfde vraag als hier. Opvallend is, dat daar in de media meer aandacht is voor het lot van de ‘kwetsbaren in de bevolking’, waaronder ook de kinderen. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Voor hen is het allerminst vanzelfsprekend dat het virus rond zou kunnen gaan. We vinden ze maar apart daar, in die zero-covid landen. En iedere opleving die ze daar hebben grijpen we aan om snel met onze vingers te wijzen: Zie je! Het werkt niet! Ook al duren hun lockdowns acht dagen versus onze halfbakkenlockdowns die maanden en maanden duren. In mediaberichten in Australië wordt vrijheid als iets voor de gehele bevolking beschouwd. Het is een schril contrast met ons. In onze cultuur dichten we kennelijk meer recht op vrijheid toe aan ‘fitte’ mensen. Terwijl we toch een grondwet hebben die ons tegen die willekeur moet beschermen. We hebben immers allemaal gelijke rechten en plichten.
In zijn boek wil Farrar als wetenschapper zijn verwevenheid met de politiek doorbreken. Het is een echte eyeopener. En ja, het boek is explosief te noemen, zeker als je het naast de ontwikkelingen in Nederland legt. Farrar schrijft dat, in het licht van de ontwikkeling van het virus, eliminatie – het verbannen van het virus door middel van maatregelen – mogelijk is. Wenselijk zelfs. Farrar behoort tot de allerbeste experts van de wereld. Net als onze eigen Marion Koopmans trouwens, die ook steeds vaker nadruk probeert te leggen op de wetenschappelijke onzekerheden versus belangen in de samenleving. Misschien kunnen we iets doen met die ‘wetenschap’.
Misschien kunnen we die uitspraak ‘leven met het virus’ eens kritisch onder de loep nemen. Is dat inderdaad wie wij zijn? Ondanks alle gevolgen voor onze eigen ‘kwetsbaren’? Ondanks de gevolgen voor de armere landen? En uiteindelijk ook ondanks alle mogelijke gevolgen voor onszelf? Als we nú maar lol kunnen trappen? Als we maar geen mondneusmasker hoeven te dragen want het zit zo lastig? Laten we daar nog eens goed over nadenken.
Ik wil afsluiten met de woorden van een relatief onbekende antropoloog: “Op het hoogtepunt van de ebola-epidemie in Sierra Leone verspreidden mensen ebola vooral omdat ze niet konden stoppen voor elkaar te zorgen. Hier verspreiden veel mensen corona omdat ze elkaar maar niet willen beschermen.”
“Anyone who thinks the pandemic is over because it’s over where they live is living in a fool’s paradise.”
Dr. Tedros, WHO – opening Olympische Spelen – 21 juli 2021
Bij het Olympisch Committee sprak Dr. Tedros, directeur generaal van de WHO, gepassioneerd over het verloop van de pandemie. De Olympische Spelen, sprak hij, hebben het vermogen de wereld samen te brengen. En dat is nodig, heel erg nodig, want hoewel sommige landen het idee hebben dat ze de eindstreep bijna hebben bereikt, is de pandemie eigenlijk erger dan ooit. Dit jaar is nog maar net halverwege en toch zijn er de afgelopen zes maanden twee keer zoveel mensen gestorven aan COVID-19 als vorig jaar. Twee keer zoveel. In de helft van de tijd. Het officiële dodental: 1,8 miljoen mensen in 2020, 2,2 miljoen in 2021. En dat is, weten we zeker, een grove onderschatting.
De nieuwe Delta variant is eigenlijk nog maar net op stoom gekomen. Het raasde al door India en Nepal en nu raast de storm door Indonesië, Myanmar en verschillende staten in de VS. Delta vindt razendsnel zijn weg naar de kwetsbaren en laat overal dood en destructie achter. Nou ja, niet overal woedt die storm even hevig: in sommige landen lijkt de eindstreep in zicht. Zo denken we ook in Nederland. Nederland, het dwazenparadijs, zoals Dr. Tedros het zo treffend omschrijft. Want al vele maanden waarschuwt de WHO dat de pandemie pas voorbij is, als het overal ter wereld voorbij is. Zoals de WHO ook waarschuwde dat de vaccins op zichzelf geen uitweg zouden bieden uit de pandemie.
We luisteren niet. We willen feesten, dansen met Janssen, vrijheid, leven, een zorgeloze zomer. Als iedereen die dat kan en wil gevaccineerd is, moet het maar eens afgelopen zijn met de maatregelen, zo klinkt het hier steeds luider. Pandemie over. Maar stiekem hebben we toch al wel door dat het niet zo werkt. Corona is geen storm in een glas water. Waar het zich vrij mag verspreiden, ontstaan nieuwe varianten. Sommige wetenschappers denken dat het virus zich uiteindelijk zo ver door zal kopiëren dat het minder schadelijk wordt, maar aan Delta zien we: dat moment is nog niet in zicht. Als het al ooit in zicht komt, want weer andere wetenschappers vrezen dat corona helemaal niet milder zal worden.
Leven met het virus
Niemand heeft het antwoord, maar dat willen we eigenlijk niet horen. Het is wel welletjes geweest met corona, tijd om te gaan leven met het virus. Oftewel: het virus de vrije loop laten, alles open, misschien nog wat basismaatregelen als hoesten en niezen in je ellenboog, handenwassen, maar dan is het wel genoeg. Wensdenken. Het zou goed kunnen gaan, het kan ook zomaar zijn dat het een vruchtbare bodem blijkt voor het ontstaan van nieuwe, schadelijkere varianten. Het is gokken. Maar ja, wat moeten we dan? We kunnen toch niet eeuwig met maatregelen leven? We vaccineren en hopen dat het in ons eigen landje dan tenminste goed gaat. En zo niet, kunnen we extra prikken om die immuniteit weer op te krikken. Niemand weet immers wanneer die pandemie gaat eindigen, dus tja, we moeten wel. Of eigenlijk, we willen het gewoon, dus het moet wel. En eigenlijk weet ieder mens, behalve wie het echt niet wil zien, precies wat er voor nodig is om de pandemie te laten eindigen. Het is allemaal niet zo moeilijk. Breek de keten van besmettingen. Dat kunnen we allemaal en als we het allemaal tegelijk doen, dan gaat die coronastorm vanzelf liggen. Dr. Tedros zei het treffend: “Wanneer zal de pandemie eindigen? Zodra de wereld wíl dat het eindigt. Het ligt in onze handen.”
We zijn geen eiland! Nederlanders zijn te eigenwijs! Dat past niet bij een democratie! Allemaal stupide, eenvoudige oneliners waarmee we het eindigen van de pandemie gemakzuchtig wegwuiven. We kunnen het gewoon niet. Niemand overigens, die het ooit echt de kans gaf, of nou eens echt onderbouwde waarom we dat niet zouden kunnen. Ieder land, ieder volk, iedere cultuur is in staat om gezamenlijk het hoofd te bieden aan een dreiging. Het is maar net hoe je aangestuurd wordt en hoe we met elkaar samenwerken. Het is dikke onzin, dat we dat niet zouden kunnen. Als een democratie betekent dat we niet voor elkaar en elkaars welzijn kunnen zorgen, moeten we ons misschien maar eens achter de oren krabben wat er zo goed is aan een democratie.
Het paradijs der dwazen
Heb je echt een dictatuur nodig om een virus eronder te krijgen? Nee. Dat bewezen meer landen. Het gaat ook niet om dictatoriaal handhaven, maar succesvol en gezamenlijk de juiste middelen op het juiste moment inzetten om het dat virus te belemmeren onze samenleving over te nemen. Dat we dat niet doen heeft niets te maken met niet kunnen, maar met niet willen. Dwazenparadijs. We gaan feestend ten onder, we kijken niet eens om naar de rest van de wereld, waar de grote rampspoed zich al voltrekt. Het interesseert ons weinig. Dansen met Janssen, naar een fieldlab-feestje, de kermis, voetbal, want dát is pas leven. Wij ‘leven’, terwijl meer en meer mensen om ons heen doodgaan. Dat dat gevoel ons nooit bekruipt dat we later, als onze kleinkinderen ons vragen wat we deden tijdens die pandemie die zoveel mensenlevens eiste, met droge ogen moeten zeggen dat het totaal aan ons voorbijging omdat we bezig waren met ons eigen kleine stukje wereld. Dat we wilden genieten van een zorgeloze zomer terwijl Delta de wereld om ons heen al voorgoed veranderde, met rouw, trauma, armoede en langdurige ellende tot gevolg.
Ik kan alle argumenten opnoemen over de onzekerheid die er nog is over de evolutie van het virus. Dat we niet weten wat Delta straks gaat doen onder de ongevaccineerden, waaronder de jonge kinderen. Dat we niet weten welke druk er op onze huisartsen en ziekenhuizen komt te liggen als Delta gezelschap krijgt van alle andere luchtwegvirussen, influenza. Dat straks meer mensen gezondheidsschade oplopen omdat er te weinig zorg beschikbaar is. Dat de kwaliteit van de zorg onherroepelijk zal afnemen en dat niemand weet hoe lang dat zal duren. Dat een behoorlijk deel van onze zorgmedewerkers op knakken staat. Dat we niet weten hoe goed de vaccins het doen bij het tegengaan van verspreiding. Dat we niet weten hoelang de vaccins bescherming bieden. Dat we niet weten welke varianten er nog aankomen. Dat de nabije toekomst mét corona echt heel erg onzeker is. Maar we kennen die argumenten wel.
Eén persoon kan een pandemie veroorzaken
We nemen een wilde gok. Nee, niet wij natuurlijk, maar de overheid. En eigenlijk, zie je steeds aan de peilingen, zouden we allemaal wel willen dat de overheid het iets rustiger aan deed. Vaak wil de meerderheid van de bevolking zelfs meer maatregelen en krijgen we versoepelingen. En het gekke is, hoewel we weten dat het onverstandig is, worden we dan zelf ook direct een stuk soepeler. We doen het gewoon. We nemen die risico’s. Maar misschien kunnen we dat zelf wel veranderen. Door elkaar te willen beschermen tegen besmetting. Door in te zien dat we zelf een rol spelen in de verspreiding. Dat als onze voorouders net zo hadden gedacht als wij, we nooit riolering zouden hebben gehad, of zeep, of andere hygiënische middelen.
Iedere overdracht van het virus, van het ene op het andere mens, is afhankelijk van onze keuze: komt de keten van transmissie bij mij ten einde, of veroorzaak ik een nieuw begin?
Misschien moeten we kijken of we anders kunnen gaan denken over het doorgeven van een besmettelijke ziekte. Is de eindstreep in zicht? Dat hebben we zelf in de hand. Want iedere overdracht van het virus van het ene op het andere mens is afhankelijk van onze keuze: komt de keten van transmissie bij mij ten einde, of veroorzaak ik een nieuw begin? Er is maar 1 besmettelijk persoon nodig om een pandemie te veroorzaken. Dat is goed om in het achterhoofd te houden als we in de herfst weer hoestend en proestend onder de mensen gaan.
Als zij de baas zouden zijn, geven kinderen en jongeren aan dat zorgen voor een veilig en fijn thuis het allerbelangrijkst is. Kinderen en jongeren zagen opvallend vaak de positieve kant van de gevolgen van het coronabeleid. Zo vonden ze het fijn om hun schoolwerk in hun eigen tempo te maken, ze hadden meer vrije tijd en zagen hun ouders vaker en nam de stress in hun leven af.
Vaak brengen rampen het beste in de mens naar boven. Mensen proberen elkaar te redden, te beschermen en te helpen. Aan het begin van de uitbraken in westerse landen las ik daar het ene lyrische stuk na het andere over. Over hoe de pandemie de mensheid voorgoed zou veranderen, onze manier van samenleven zou op een natuurlijke manier verbeteren, de wereld zou er alleen maar beter op worden. Tja. Rampen leggen haarfijn bloot wie we werkelijk zijn.
Even leek het erop dat de pandemie ons ‘beter’ zou maken. Even. Want al ruim een maand later, in april, sloeg de eerste schrik om naar dwang en drang: het samenleven moest zo snel mogelijk weer terug naar normaal. Nederland stond ergens vooraan in de rij. Eén van de eerste discussies? De kinderen. Instinctief zou je denken: dat is gek, er is een ramp van wereldformaat, er gaat een nog onbekend virus rond, de kinderen…die zouden we toch als eerste moeten willen beschermen.
Het tegenovergestelde was waar. We hebben allemaal van dichtbij kunnen zien hoe diep politiek en wetenschap met elkaar verweven raakten. Dat lag en ligt er duimendik bovenop. Maar als het om kinderen gaat, geloven we blijkbaar liever in de grootst mogelijke onzin. Naar school, ook al weet niemand ècht hoe veilig of onveilig het is.
RIVM onderzocht hoe besmettelijk kinderen waren, terwijl ze thuis zaten
Tijdens de eerste golf vroeg de Nederlandse overheid het RIVM te onderzoeken hoe het dan precies zat met die kinderen en hun bevattelijkheid voor SARS-CoV-2. En terwijl het in de Verenigde Staten flink mis ging onder de kinderen, in Indonesië het ene na het andere kind stierf, kwam het RIVM met een – tja, hoe moet je het eigenlijk noemen – ‘onderzoek’ onder kinderen (voornamelijk) van positief geteste zorgmedewerkers in Utrecht. De scholen waren gesloten, uitbraakgebied Brabant waar veel kinderen ziek werden werd uitgesloten van het onderzoek en de kinderen in Utrecht leefden in hoge mate geïsoleerd van de samenleving. Het zal dan ook geen grote verrassing zijn dat het RIVM tot de conclusie kwam: kinderen raken wel besmet, maar in veel mindere mate dan volwassenen en zijn zelden tot nooit het eerste geval binnen een huishouden. Niet zo gek als één van je ouders in de zorg werkt en daar zeker in de eerste golf veel medewerkers besmet raakten. Conclusie van het RIVM: “Kinderen dragen coronavirus nauwelijks over.” Dat zo’n onderzoek verre van wetenschappelijk is, dat hoef je een kind nog niet uit te leggen, maar opdrachtgever VWS vond het allang best. Het kwam de politiek handig uit.
Eind april maakte Ann Vossen in het programma van Eva Jinek duidelijk dat het juist de bedoeling was dat het virus zich zou blijven verspreiden, ook via de kinderen en de crèches. En dat geeft maar aan: ook in Nederland was het toen al niet onbekend dat kinderen bevattelijk en besmettelijk zijn. Onderwijsminister Slob hoefde de resultaten van dat RIVM ‘onderzoek’ dan ook niet af te wachten, het was een bewuste keuze om kinderen, ondanks alles, weer naar school te laten gaan. Dus dat gebeurde ook. Niet de al grote kinderen, maar de kleintjes. De kleintjes die op nul, niets, geen enkele manier voor hun eigen veiligheid en welzijn kunnen opkomen. Kleintjes die voor hun bescherming afhankelijk zijn van hun ouders, de school en de overheid.
Kinderen willen vooral een veilig en fijn thuis
Daar gingen ze begin mei, de kinderen. Als eersten weer de virussamenleving in, omdat kabinet, OMT en RIVM het risico aanvaardbaar vonden. Iedereen was er blij mee dat de kinderen weer naar school mochten, zo leek het. Schoolleiders en leerkrachten stonden te trappelen de kinderen weer te verwelkomen. (Thuis)werkende ouders haalden opgelucht adem. Zo. De eerste stap terug naar het oude normaal. Want dat was het eigenlijk hè? Als de kinderen niet naar school gaan, kan er niets terug naar normaal. En gelukkig maar, de meeste basisscholen zagen geen leerachterstanden door corona.
De Kinderombudsvrouw presenteerde een eerste beeld van hoe de kinderen de intelligente lockdown hadden ervaren en dat beeld was opvallend positief. “Als zij de baas zouden zijn, geven kinderen en jongeren aan dat zorgen voor een veilig en fijn thuis het allerbelangrijkst is”, hoewel bijna alle ondervraagde kinderen ook aangaven dat de spanningen waren toegenomen door de afgenomen bewegingsvrijheid. “Daar staat tegenover dat kinderen en jongeren opvallend vaak de positieve kant [zagen] van de gevolgen van het coronabeleid. Zo vonden ze het fijn om hun schoolwerk in hun eigen tempo te maken, ze hadden meer vrije tijd en zagen hun ouders vaker en nam de stress in hun leven af. Laat dit even goed tot je doordringen. Kinderen zagen opvallend vaak de positieve kant van de gevolgen van het coronabeleid. De stress in hun leven nam af. Print het uit, schrijf het op een post-it, hang het op de koelkast.
Intussen raakten in de Verenigde Staten veel kinderen besmet en kwamen er daar – in absolute aantallen – nog best veel kinderen in het ziekenhuis terecht. Bij hoge viruscirculatie bleek dat ook redelijk wat kinderen de ‘zeldzame’ complicatie MIS-C kregen. Maar Nederland is Nederland: uitsluitend gericht op eigen grondgebied. Hybride onderwijs was niet genoeg. Werkende ouders hadden last van thuislerende kinderen, dus hup, in juni moesten alle kinderen weer naar school. Onbeschermd. Zonder afstandsregels. Maar ook dat was niet genoeg, want toen klaagden de werkende ouders dat ze hun kind voor iedere snotneus op moesten komen halen en ho, dat kon de bedoeling niet zijn. Dus, naar school en opvang met die snotterende, kuchende kinderen.
Waarom er niet voor gekozen werd de snotterende kleintjes gewoon te testen bij symptomen, dat begrijp ik nog altijd niet. Teveel moeite? Geen zin in? Te duur? Of gaat dat af van de werktijd van de ouders? Een onbekend virus. Daar neem je toch geen risico’s mee? Dit gebeurde overigens allemaal terwijl Indonesië bekend maakte dat daar 28 kinderen waren gestorven aan COVID-19 en dat het er vermoedelijk zelfs meer dan 700 zouden zijn. Onder kinderen was er duidelijk wèl iets aan de hand. Och, wat niet weet wat niet deert. In Nederland haalde dit niet eens het nieuws.
Alles wat we moesten weten over kinderen en corona, was in mei al bekend
Maar wat was er dan eigenlijk wanneer bekend over covid bij kinderen? Begin mei was bekend dat kinderen vaak andere symptomen (vaak alleen darmklachten bijvoorbeeld) hebben dan volwassenen. Uit Bergamo kwam het verontrustende bericht dat er een link bestond tussen een vaak niet opgemerkte covid-infectie en een ernstige ontstekingsreactie bij kinderen (MIS-C). In de Verenigde Staten, in Frankrijk en ook in Nederland nam het aantal gevallen van deze ‘zeldzame’ aandoening bij hoge viruscirculatie in mei toe. Terwijl we er in Nederland vanuit gingen dat kleine kinderen nauwelijks besmet raakten met het coronavirus, waren er in Colorado uitbraken in kinderopvangcentra. En in Spanje, waar de kinderen na een strikte lockdown eind april mondjesmaat weer naar buiten mochten, zag men ook daar ineens een toename aan besmettingen onder kinderen.
Alles wat we moesten weten over kinderen en covid, was in mei eigenlijk al bekend. Tijdens een lockdown, raken kinderen nauwelijks besmet en besmetten zij hun gezinsleden nauwelijks. Dat is niet gek, aangezien ze dan ook in hoge mate geïsoleerd zijn van de samenleving en ouders vaker contacten hebben met personen buiten het huishouden dan de kinderen. In gebieden met veel transmissie, raken kinderen besmet en geven het virus door aan anderen. Ze raken zelf minder vaak en minder ernstig ziek, maar omdat ze vaker asymptomatisch besmet zijn en vaak meer intensieve contacten hebben (vooral met hun leeftijdsgenoten) geven ook zij het virus door. In welke mate? Afhankelijk van de besmettelijkheid van het individu.
In dezelfde periode raakte de rol van kinderen in de verspreiding van kinderen in hoge mate gepolitiseerd: uit onderzoeken in IJsland, Spanje en dat eigenaardige RIVM onderzoek in Nederland bleek dat kinderen minder vaak besmet raakten (allen tijdens lockdown), terwijl in Stockholm, England (VK), Zwitserland en Duitsland geen verschil werd gezien tussen kinderen en volwassenen. Begin juni vond men in Duitsland geen verschil in virale lading tussen kinderen en volwassenen.
In juni en juli steeds meer signalen: kinderen zijn bevattelijk èn besmettelijk
In juni publiceerde de gezondheidsorganisatie van Europa (het ECDC) een rapport waarin zij stelden dat besmetting op scholen weliswaar weinig voor leek te komen, maar dat onderzoeken uit Duitsland aantoonden dat kinderen (en zelfs pasgeboren baby’s) in een vroeg stadium van ziekte besmettelijk kunnen zijn en dat de viruslading bij kinderen jonger dan 5 zelfs hoger zou zijn dan bij oudere kinderen en volwassenen.
In Nederland was men nog altijd niet zo geïnteresseerd in de bevattelijkheid en besmettelijkheid van kinderen. Nederland liet als enige land ter wereld zelfs de kleintjes met snotneuzen naar opvang en school gaan. We zouden ’s werelds beste proeftuin zijn geweest, maar we besloten het ouders te ontmoedigen hun kinderen te laten testen en ook werden kinderen niet opgenomen in het bron- en contactonderzoek. Nederland wilde zelfs zo graag níet weten of kinderen het virus het huishouden binnenbrachten, dat ertoe besloten werd kinderen helemaal niet te testen als een van de ouders ook symptomen heeft.
In Zweden, waar de scholen open waren voor kinderen in de leeftijden 7 – 15 jaar, werden er representatieve tests gedaan en daar bleek in juni dat kinderen vaker besmet raakten (7,5%) dan volwassenen (6,5%) en dat significante verspreiding via scholen wel degelijk mogelijk leek.
Tijdens de zomervakantie kwam uit de Verenigde Staten het ene bericht na het andere over de bevattelijkheid en besmettelijkheid van kinderen. In Florida bleek bijna 1/3 van de geteste kinderen positief, werd er longschade gevonden in asymptomatische kinderen en kwamen er steeds meer kinderen in ziekenhuizen terecht. Uit Chicago kwam een studie waar uit bleek dat kinderen zelfs tijdens lockdown hun ouders hadden geïnfecteerd. In Texas raakten 894 personeelsleden van kinderdagverblijven en 441 kinderen besmet, verspreid over 883 centra. Half juli maakten in Californië en Mississippi kinderen 10% van alle besmettingen uit.
In Zuid-Korea ontdekte men dat oudere kinderen even besmettelijk zijn als volwassenen en dat open scholen een significante bijdrage hebben aan de verspreiding. In Colorado stierven eind juli twee kinderen aan MIS-C. In Texas raakten veel heel jonge kinderen (jonger dan 2 jaar) besmet. En ook in Duitsland was de verhouding van positief geteste kinderen gelijk aan hun aandeel in de bevolking. In Chicago ontdekte men dat kinderen jonger dan 5 jaar 10 tot 100 keer meer virus in hun neus hebben als volwassenen, maar onderzocht men niet of ze ook meer of efficiënter verspreiden. Uit een nieuwe analyse van de situatie in Wuhan bleek dat kinderen, omdat ze meer contacten hebben, toch evenveel mensen kunnen besmetten als volwassenen en uit een studie in Massachusettes bleek dat kinderen het virus zelfs kunnen verspreiden als ze zelf asymptomatisch zijn. Uit een (bekritiseerde) BCO studie in Trento Italië bleek dat kinderen jonger dan 14 het coronavirus bijna 2x ‘efficiënter’ verspreiden dan volwassenen en uit een andere studie uit Zuid-Korea bleek dat kinderen het virus soms tot wel 3 weken in hun neus bij zich dragen. In Tennessee raakten tussen 18 en 28 juli (in 10 dagen tijd dus) 2,258 kinderen besmet met het coronavirus. Over de hele Verenigde Staten zagen artsen steeds meer ernstig zieke kinderen. En tijdens een zomerkamp in Georgia, raakte 75% van de aanwezige kinderen besmet (leeftijd 6-19, 260 kinderen).
De gezondheidsdienst van de Verenigde Staten (het CDC) verklaarde begin augustus: kinderen van ALLE leeftijden zijn bevattelijk en besmettelijk en kunnen een belangrijke rol spelen in de verspreiding van SARS-CoV-2. Zij hadden er een bittere ervaring mee opgedaan. Twitter en Facebook verwijderden een video van Trump, waarin hij stelde dat kinderen bijna immuun zijn voor corona en een sterker immuunsysteem hebben, wegens misinformatie. Dat is typisch, als je je bedenkt dat dat in Nederland eigenlijk nog steeds de ‘wetenschappelijke’ visie is.
Open-dicht-open-dicht beleid
Half augustus, toen het aantal besmettingen in Nederland weer gestaag begon te groeien, was – voor wie de ontwikkelingen in de Verenigde Staten volgde – al voorspelbaar dat ook in Nederland problemen zouden ontstaan op de scholen. Want hoewel er binnen de wetenschap nog nergens consensus over was, stond als een paal boven water dat in gebieden met lage transmissie (bijvoorbeeld door lockdowns) kinderen nauwelijks een rol spelen in de verspreiding en in gebieden met hoge transmissie (bijvoorbeeld waar de scholen geopend waren) kinderen zeker een rol bleken te spelen, in welke mate? Daar was nog discussie over. Daarom was het beter geweest de scholen te openen met de nodige voorzorgsmaatregelen. Nederland stond er niet voor open. Te moeilijk voor Nederlandse kinderen. Waarom het in Nederland precies te moeilijk is om voorzorgsmaatregelen te treffen en de veiligheid van kinderen, leerkrachten en hun familieleden voorop te zetten? Geen idee. In Nairobi kan het immers ook, om maar een voorbeeld te noemen.
The country is the last in East Africa to fully reopen its schools. Children in grades four, eight and 12 returned to class in October so they could prepare for exams postponed amid the pandemic. pic.twitter.com/MQJzPWnM0G
Terwijl Jaap van Dissel steeds benadrukte dat kinderen en scholen geen risico vormden voor vesrpreiding, hadden andere OMT-leden daar andere ideeën over. Zo legde Gommers op Nu.nl uit dat scholieren het virus wel degelijk overdragen en pleitten OMT-leden Bruijning en Illy voor voorzorgsmaatregelen op scholen.
Gommers: 'jonge kinderen, vooral middelbare scholieren, dragen het over aan hun ouders. …Het kabinet heeft besloten de scholen wel open te laten. Dan hopen we maar dat het jonge ouders zijn en niet gauw ziek worden.'
Vanaf eind september ging het overal in Europa hard op de scholen. Met name op middelbare scholen werden steeds vaker clusters gevonden. In Israël ging het tot twee keer toe mis met geopende scholen en bewees men tot twee keer toe: het sluiten van scholen helpt het meest om de R snel drastisch omlaag te brengen. In Nederland kwam de herfstvakantie net op tijd om een zwart scenario in de ziekenhuizen te voorkomen. Die ene week schoolvrij maakte een knip in de verspreiding.
Adviezen om de herfstvakantie te verlengen met een week zodat er ten minste 2 incubatieduren overbrugd zouden worden om daadwerkelijk een harde knip in de transmissie te geven, werden door het kabinet genegeerd. België verlengde de herfstvakantie wel en plukt daar nog altijd de vruchten van. Frankrijk en Oostenrijk hadden een vergelijkbare lockdown in november. Oostenrijk sloot alle scholen, Frankrijk niet. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hielden de scholen open zonder voorzorgsmaatregelen en Nederland had als enige land een beleid waarbij kinderen jongeren dan 6 jaar met verkoudheidsklachten naar school en opvang mochten. De verschillen zijn duidelijk zichtbaar. Ook met de ‘oude variant” of zoals ze dat noemen ‘het ‘wilde type’.
Wat de Verenigde Staten in juli al wisten, begon in Europa langzaam door te dringen: kinderen spelen wel degelijk een rol in de verspreiding. Christian Drosten, adviseur van Angela Merkel, waarschuwde er in november voor dat het inmiddels wetenschappelijk duidelijk was dat zonder maatregelen, het virus zich explosief zou verspreiden in scholen. En in het Verenigd Koninkrijk was er blijkbaar eerst onderzoek van eigen bodem nodig om te weten wat Zuid-Korea in juli al wist: het virus wordt voornamelijk verspreid door kinderen die besmet zijn (70%), maar geen symptomen hebben. En het Amerikaanse CDC bevestigde in november met een nieuwe studie nogmaals: binnen huishoudens besmetten kinderen en ouders elkaar.
De nieuwe variant
Met die nieuwe variant die ook ontdekt werd bij een uitbraak op een Nederlandse basisschool, zou je denken dat het inmiddels ook in Nederland is doorgedrongen dat fysiek onderwijs in scholen, zonder voorzorgsmaatregelen een explosie aan nieuwe gevallen veroorzaakt. Niets is minder waar. In Nederland houdt men vast aan het oude beeld en beweert professor Annemarie van Rossum dat voor de oude variant data uit de hele wereld in 1 richting wijzen, namelijk dat er “vele malen minder transmissie is onder kinderen en van kinderen naar volwassenen”. “Geen ontkenning, maar op basis van veel data.” En ja, onderzoeken met dat soort data zijn inderdaad gepubliceerd. Er zijn, zoals in dit stuk aangehaald, ook vele onderzoeken gepubliceerd met hele andere data. En deden verschillende landen al veel ervaring op met die oude variant en de besmettelijkheid van kinderen.
Voor Nederland maakt het niets uit. We zullen het eerst moeten zien, op eigen bodem. Dat wij kinderen nauwelijks testen, zal veel helpen om het gewenste, oude beeld nogmaals te bevestigen. Wie niet zoekt, zal niet vinden, immers. En als 70% van de kinderen besmettelijk is zonder symptomen te hebben, dan wordt het sowieso heel lastig te achterhalen waar besmettingen vandaan komen. En dat blijkt dan ook wel uit het fantastische succes van ons bron- en contactonderzoek, want zelfs in perioden van heel lage transmissie kan meer dan de helft van de besmettingsbronnen niet worden achterhaald.
Maar goed, de nieuwe variant dus. Volgens minister De Jonge zou de Britse coronavariant zich dan wèl verspreiden onder kinderen. Ergens denk je, laat maar, zolang ze inzien dat kinderen een rol spelen is alles goed. Ook al komt zo’n nieuwe variant politiek gezien goed uit, het moet dan maar. Aan de andere kant: nee. Kinderen speelden altijd al een rol in de verspreiding en als een mutant besmettelijker is, dan worden kinderen ook besmettelijker. Des te meer reden om de situatie op scholen serieus te nemen. Om voorzorgsmaatregelen te nemen. Maar die reden bestond al met de oude variant. Ook nu er nog examenleerlingen naar school gaan en in sommige steden de kinderen van de groepen 8 nog naar school gaan, bijvoorbeeld. Het Verenigd Koninkrijk heeft inmiddels een landelijke lockdown afgekondigd tot half februari. Met de nieuwe mutant gaat het heel snel. In Nederland is de druk op de zorg ook ongekend hoog en dat terwijl de nieuwe mutant hier nog niet eens dominant is. Op welke ramp willen we afstevenen? En waarom praten we niet nu al over welke maatregelen op welk moment noodzakelijk zijn om fysiek onderwijs te geven aan kinderen, waarbij hun veiligheid, dat van de leerkrachten en hun familieleden op de eerste plaats staan?
Er zijn zorgen over de besmettelijkheid van kinderen en de nieuwe Britse coronavariant.
"In België worden kinderen al langer als besmettelijk gezien", zegt de Vlaamse viroloog Marc van Ranst.https://t.co/Cn0h68OISg
In Duitsland pleiten kinderartsen voor meer voorzorgsmaatregelen zodat lessen op school zo snel mogelijk weer doorgang kunnen vinden. In het Verenigd Koninkrijk vindt de grootste vakbond voor leerkrachten het ‘roekeloos’ de scholen te openen bij hoge viruscirculatie. Ook in Ierland wil de een na grootste vakbond het liefst dat de scholen voorlopig gesloten blijven. In Nederland pleit de kleinste vakbond Leraren in Actie al langer voor veilig onderwijs en bij de huidige hoge viruscirculatie voor sluiting van alle onderwijs. Ook vakbond Aob plaatste een oproep aan de minister om de examenleerlingen voorlopig online les te geven. Vakbond CNV lijkt zich liever helemaal op de vlakte te willen houden.
Misschien niet helemaal verwonderlijk dat deze vakbond het lef niet heeft op de strepen te gaan staan. Er is behoorlijk wat tegenwind in de politieke lobby rond de scholen. Zo pleit de vaste OMT adviseur/voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Kinderartsen er met 31 ‘onderwijsdeskundigen’ voor de kinderen zonder extra voorzorgsmaatregelen zo snel mogelijk weer naar de basisschool te laten gaan. En wie kan de strijd met een OMT-lid winnen? Dat is eigenlijk een wedstrijd armpje drukken tussen Klein Duimpje en de Reus. We hebben aan de vaccinatielobby van Gommers gezien dat actievoerende OMT’ers krijgen wat ze willen. Ga er maar aanstaan.
Dat kinderen meer behoeften hebben dan alleen fysiek onderwijs in een onderwijsinstelling en dat zij niet geïsoleerd zijn van de oudere generaties, heb ik hier en hier uitgebreid uitgelegd. Maar nu toch nog even over die leerachterstanden. Sinds het begin van het schooljaar gaat er geen week voorbij of de media maken melding van enorme leerachterstanden en de vreselijke thuissituaties waarin ‘de’ kinderen zich bevinden. Er kwam zelfs een mooi internationaal onderzoek waaruit bleek dat echt ALLE kinderen tijdens lockdowns enorme leerachterstanden zouden hebben opgelopen. Belangrijkste basis voor het onderzoek: de gegevens van het Nederlandse CITO. Nou. Daar heb ik wel iets over te zeggen. Want ook mijn dochter van 11 zou leerachterstand hebben opgelopen volgens diezelfde CITO. En klopt dat? Van geen kant. Kijkt u maar mee. Ze groeide juist enorm. En toch kreeg ik een brief dat ze bijles moest volgen. Op de donderdagmiddagen. Tijdens haar lunchpauze. Geen bijles bijles. Nee, een ‘strategie training’. Geld in de vuilnisbak dus, want uit haar resultaten blijkt wel dat ze met het thuisonderwijs eindelijk een effectieve strategie heeft gevonden.
Ik zeg niet dat leerachterstanden geen probleem zouden vormen. Het zal ongetwijfeld. Maar voor ALLE leerlingen? Nee. En kan je dat oplossen met cursussen mindfulness en strategietraining? Daar geloof ik echt helemaal niets van. Dat de scholen 900 euro per leerling aan subsidie kregen, heeft ongetwijfeld meegespeeld bij de selectie van de zogenaamde achterstandsleerlingen. Of misschien is er iets geks met het Leerling Volg Systeem. Of met CITO. Want in het geval van mijn dochter klopt het niet. En ook van vele andere ouders hoorde ik dit verhaal. Allemaal uit dezelfde gemeente, overigens. Voorlopige conclusie van mijn mini-onderzoekje: sommige scholen hebben alle leerlingen van bepaalde leerjaren aangemerkt met ‘leerachterstand’, ook als dat er niet was. En vraagt u nou eens echt goed na bij al die scholen wat voor soort bijlessen ze hebben ingekocht voor die 900 euro per leerling. Ik heb nog geen enkele leerling gehoord die er daadwerkelijk door bijgespijkerd wordt, maar dat kan natuurlijk ook een gebrek in mijn onderzoeksnetwerk zijn. Ik zou die cijfers wel graag boven tafel zien.
Ik ga uit van goede bedoelingen in het onderwijs hoor, maar de tearjerker dat het zo erg gesteld is met onze kinderen, nee, dat kan gewoonweg niet kloppen. Het is ook niet eerlijk ten opzichte van de kinderen die geen leerachterstand hebben opgelopen, voor de kinderen die juist extra aandacht zouden kunnen gebruiken en daar nu weer niet optimaal gebruik van kunnen maken en bovendien zonde van het geld. Van die bedragen had je misschien voor alle leerlingen een laptop kunnen aanschaffen om thuis goed mee te kunnen werken als scholen weer (tijdelijk) moeten sluiten. Of een extra leerjaar zonder stigma en consequenties. Of andere out of the box oplossingen waar ze wérkelijk iets aan zouden hebben.
Echt veel kinderen hebben het slecht thuis
Een ander veelgehoord argument om de scholen toch open te laten, koste wat het kost, is dat vele, vele kinderen het thuis zo ontzettend slecht zouden hebben. Ook dat lijkt me niet eerlijk ten opzichte van deze generatie kinderen. Niet voor de grote meerderheid van de kinderen die gewoon een fijn thuis heeft, maar al helemaal niet voor de kinderen die het thuis echt moeilijk hebben. Is les op school de enige vorm van ondersteuning die we die kinderen te bieden hebben? Of kijk je verder dan je neus lang is en pak je deze kinderen eindelijk eens écht op? Want na schooltijd zijn ze gewoon thuis, tijdens zo’n zelfde strenge lockdown en blijven de zorgen, de stress en dezelfde rotsituatie. Dit is een relatief kleine groep kinderen. Als we daar echt, oprecht zorgen om hadden, zouden we hun lot niet op alle kinderen plakken, ze ondersteunen op alle mogelijke manieren en juist voor hen zorgen dat onderwijs op school op een veilige manier doorgang kan vinden.
En dan wil ik ook nog even die post-it op de koelkast ter herinnering brengen: “Als zij de baas zouden zijn, geven kinderen en jongeren aan dat zorgen voor een veilig en fijn thuis het allerbelangrijkst is”, hoewel bijna alle ondervraagde kinderen ook aangaven dat de spanningen waren toegenomen door de afgenomen bewegingsvrijheid. “Daar staat tegenover dat kinderen en jongeren opvallend vaak de positieve kant [zagen] van de gevolgen van het coronabeleid. Zo vonden ze het fijn om hun schoolwerk in hun eigen tempo te maken, ze hadden meer vrije tijd en zagen hun ouders vaker en nam de stress in hun leven af. Onze kinderen willen een veilig en fijn thuis. Een veilig thuis is een gezond thuis in een functionerende samenleving, waar oog is voor alle behoeften die kinderen hebben.
Hoe zou u het vinden als u alleen nog naar uw werk mocht, er verder niets te doen was en u daarnaast steeds te horen zou krijgen dat uw generatie verloren is, u het allemaal niet goed meer kan doen want; achterstanden. Tijdens een pandemie. Tijdens de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Wat is de boodschap die we onze kinderen brengen? Dat ze moeten presteren, wat er ook gebeurt? Dat presteren het enige belangrijke in het leven is? Dat we maling hebben aan al hun andere behoeften? Dat we weten dat scholen bijdragen aan verspreiding en er mede aan bijdragen dat lockdowns langer duren, maar dat we het belangrijker vinden dat ze les krijgen op school, dan dat we ze andere dingen in het leven gunnen?
Als het ons echt om het welzijn van kinderen ging, dan zouden we andere oplossingen bedenken. Dan zouden we kosten noch moeite sparen om ze die zogenaamde verloren jaren in te laten halen. Dan zouden we er oog voor hebben dat ze momenteel ook een heel waardevolle ontwikkeling doormaken buiten schoolwerk om. En dan zouden we er oog voor hebben dat ons onwrikbaar geloof in en verlangen naar het oude normaal het grote probleem is van de coronapandemie. Niet alleen voor ons, maar ook voor de rest van de wereld. Wij willen werkelijk helemaal niets hoeven aanpassen aan veranderende omstandigheden. We drammen door. We eisen. We willen maar van alles. Als we maar niets hoeven opgeven. Alles moet terug naar normaal. Nu. Ook al offeren we daar onze kinderen voor op.
Verloren generatie
We leggen een loden last op de schouders van onze kinderen. De kosten, die mogen zij straks ook nog betalen. En niet alleen zij. Of niet vooral zij. Want de werkelijke rekening, en dat weten we allemaal best, die komt te liggen bij de kinderen in arme landen. Landen in Afrika die het nu zoveel beter doen in de bestrijding dan wij. Die enorme offers moeten brengen om corona buiten de landsgrenzen te houden. Waar de hongersnoden al heel dichtbij zijn, omdat de wereldeconomie er slecht voor staat. Landen waar er voor kinderen werkelijk enorme consequenties vastzitten aan het onderbreken van onderwijs. Waar ouders de zorg voor die kinderen niet nog een jaar extra kunnen opbrengen. Waar schoolmeisjes tijdens lockdowns op jonge leeftijd zwanger worden, omdat ze hun lichaam verkopen om maar te kunnen eten. Wil je weten waar er door de pandemie echt een verloren generatie kinderen ontstaat? Kijk dan naar Afrika. Lees dit artikel in de New York Times. En vraag je dan af: zo’n rijk land als Nederland, zou zo’n land niet meer z’n best kunnen doen om dit virus te bestrijden? Andere oplossingen te zoeken om leerachterstanden later alsnog in te lopen? Kinderen te voorzien van laptops zodat ze mee kunnen doen met digitale lessen?
En misschien zouden de drammende ouders van die kinderen kunnen nadenken waar ze mee bezig zijn. “Kinderen vinden het vooral fijn als hun ouders wat meer tijd voor ze hebben.” Is het echt nodig om naar feestachtige demonstraties te gaan? Is het nodig om mensen te besmetten als je weet dat de pandemie zo alleen maar langer duurt en je er eigenlijk schuldig aan bent dat de scholen nu weer sluiten? En aan burgemeester Jan van Zanen van Den Haag, bijvoorbeeld: vindt u het echt normaal dat de kinderen nog langer thuiszitten omdat u een feestje op het Malieveld wel een goed idee vindt? Dat zij nu geen verjaardagsfeestje kunnen vieren? Dat ze geen kerst en geen oud en nieuw konden vieren? Dat ze geen uitvoeringen en musicals hebben? Waarschijnlijk niet op schoolreisje of kamp gaan dit jaar? Al die leuke dingen aan de schooltijd die echt een grote rol spelen in de ontwikkeling van kinderen, maar waar niemand oog voor lijkt te hebben. Heeft u daar eigenlijk bij stilgestaan?
Hoezeer ik ook vind dat het roekeloos is scholen open te laten bij hoge viruscirculatie, vind ik het volstrekte waanzin dat er dan nog feestjes voor drammende volwassenen gegeven mogen worden. Op kosten van de gemeenschap. Dat moet stoppen. En premier Rutte, vindt u het normaal dat onze kinderen nu thuis op het leven zitten te wachten, tijdens een peperdure lockdown, en dat het kabinet gewoon (weer!) met reces gaat? Dat het nog bizar druk is op de wegen en op straat? Dat mensen gewoon schijt blijven houden aan de coronaregels en dat uw kabinet niet eens investeert in simpele dingen als zeg…voorlichting? Dat u gewoon niets doet totdat het allemaal uit de hand loopt, dan de voordeur op slot gooit, de achterdeur wagenwijd openzet en zelf even ‘niet meer meedoet’?
Een lockdown zou een tijd van handhaving moeten zijn, van voorbereiding op veilige heropening van de samenleving én de scholen. Een tijd waarin plannen en strategieën worden herzien. In Den-Haag gebeurt er, behalve feesten, niets. U zadelt niet alleen Nederland en de Nederlandse kinderen op met een hoop ellende, maar ook kinderen in arme landen, die straks achteraan staan bij de vaccins en in ruil voor dure deals om de grondstoffen misschien wat noodhulp kunnen krijgen. Misschien kunnen de Nederlandse kinderen dan wel weer leuke sponsorloopjes houden, of postzegeltjes verkopen. Is alles toch weer terug bij het oude, nietwaar? Inderdaad. Rampen leggen haarfijn bloot wie we werkelijk zijn.
P.s. Als laatste nog een kleine waarschuwing. De ontstekingsreactie MIS-C treedt bij kinderen op 6 tot 8 weken na besmetting, vaak zonder dat het kind symptomen heeft gehad. De aandoening kan levensbedreigend zijn als niet tijdig medische zorg gezocht wordt. Volgens het RIVM komt deze complicatie vooral in het buitenland voor, maar in Nederland hebben tot nu toe al zo’n 50 kinderen deze ontstekingsreactie gehad. Zorg ervoor dat je de symptomenlijst van binnen en van buiten kent. Die kan je vinden op de site van de WHO of van het ECDC. Vind je engels moeilijk? Plak dan de hyperlink van de site in translate.google.com en je kan alles gewoon in het Nederlands lezen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Laatste dag van 2020. De sleutelmomenten van Jaap van Dissel, die het AD artikel vandaag beschrijft, zijn voor mij ook een sleutelmoment. Want wat eens te meer naar voren komt: er zal niets aan het coronabeleid veranderen. De visie is er gewoon niet.
Vandaag precies een jaar geleden, op 31 december 2019, werd de Chinese Country Office van de WHO geïnformeerd over het nieuwe SARS Corona Virus 2. Wat de uitkomsten van de reconstructies in de toekomst ook mogen uitwijzen, één ding is duidelijk: de Chinese autoriteiten grepen te laat in. En al vrij snel was ook duidelijk hoe het virus succesvol bestreden kon worden: voldoende afstand tussen mensen was noodzakelijk, mondneusmaskers zouden wellicht helpen, hygiëne helpt, maar bovenal: (potentiële) dragers moeten in quarantaine om verdere verspreiding te voorkomen. Lockdowns volgden, waarbij iedereen – ook niet besmette personen – in quarantaine werden gezet. De reden: als je geen zicht hebt op verspreiding, kan iedereen potentieel drager van het virus zijn. Als je dat niet bij kunt benen met testen, traceren en isoleren van individuele gevallen, zit er niets anders op dan iedereen van elkaar te isoleren. Daarna volgde een zeer intensief testbeleid, waardoor China vrij snel zicht kreeg op de verspreiding en die met de hamer kapot kon slaan. Crushing the curve.
De rigoureuze aanpak van China werd in westerse landen met afschuw bekeken. Maar het werkte. Want welke verwijten je China ook mag maken: in vergelijking met ons, hadden ze de situatie relatief snel onder controle. Na 76 dagen lockdown ging Wuhan, waar de pandemie officieel begon, weer langzaam terug naar normaal. En sinds augustus functioneert daar alles weer (vrijwel) als vanouds.
Toen Nederland nog moest beginnen aan de bestrijding, was de succesformule dus al bijna kant en klaar. Groot was mijn verbazing dan ook dat Nederland het radicaal anders ging doen. Ik kan me nog bijna ieder woord van de toespraak van Rutte op 16 maart herinneren. Maar het woord dat nog steeds hard nadreunt en maar door blijft echoën in mijn hoofd: groepsimmuniteit. Nog verbaasder was ik misschien over het gejubel in de kranten en onder de bevolking over die onmenselijke strategie. Begreep Nederland het eigenlijk wel, wat dat zou betekenen: groepsimmuniteit? Dat mensen zo ontzettend enthousiast raakten van de mededeling dat we allemaal ziek moesten worden en dus besmet raken met een nog onbekend virus, als ik eraan terugdenk, ik kan het nog altijd niet plaatsen.
Dat absurde plan om voor groepsimmuniteit te gaan heb ik eerder geanalyseerd, dus dat laat ik hier verder onbesproken. Wel duidelijk is inmiddels dat Nederland de bestrijding begon met de verkeerde aanpak. En gaandeweg is het moeilijk gebleken die strategie daadwerkelijk te veranderen. Het bleek zelfs taboe om ‘groepsimmuniteit’ nog aan te kaarten. Jaap van Dissel vertelde er enthousiast over in Nieuwsuur, Patricia Bruijning in EenVandaag en Ann Vossen deed dat – zelfs nadat het kabinet officieel al van die strategie afgestapt was – eind april nog bij Jinek. Allemaal mensen die het kabinet adviseren. Mensen die Nederland indirect geregeerd hebben in 2020. Als Ann Vossen – vast OMT-lid en dus dicht bij het vuur – in april nog uitlegt dat groepsimmuniteit bereiken via de kinderen wenselijk is, stoppen we onze vingers in onze oren. We willen het niet horen. Zal ze vast niet zo bedoelen. Rutte heeft gezegd dat groepsimmuniteit niet het doel is en dus is het zo.
Gek genoeg staat niet het beleid – dat officieel dan wel gewijzigd was maar officieus eigenlijk niet – ter discussie, maar staan juist personen ter discussie die zich daar tegen uitspreken. In De Groene schreef Jop de Vrieze een mooi artikel over de rare twists in het coronadebat in Nederland en hoe het een taboe is geworden om uit te spreken dat Nederland nog altijd niet werkelijk is afgeweken van het groepsimmuniteitsbeleid en is wijzen op de succesvolle aanpak van containment in landen waar corona daadwerkelijk is bestreden, verworden tot activisme.
Mensen als Jaap Stronks en Michael Blok en de aanhangers van containment.nu die de strategie als een van de weinigen durfden te blijven bevragen, werden verguisd en in het verdomhoekje gezet. Het was zelfs zo erg, dat ik op het social media platform Twitter in mijn berichtenbox waarschuwingen kreeg niet te reageren op tweets van mensen verbonden aan containment.nu, om mijn eigen reputatie niet te besmetten. Volslagen idioot, want hoewel de toon van containment.nu vaak tegen zere schenen is, is de boodschap valide: Nederland zet niet in op bestrijding van het virus.
In de Nederlandse aanpak voerde semantiek dit afgelopen jaar sowieso de boventoon, misschien is het daarom niet verwonderlijk dat het in het debat ook vrijwel altijd over de toon gaat en nooit over de inhoud. Hoe dan ook: de boodschap landt nergens. In de media veel aandacht voor ‘dor hout’ en de tweestromensamenleving, vrijheid, jongere generaties de ruimte geven, maar zelden of nooit over groepsimmuniteit of de strategie. Aparter misschien is het dat het keer op keer weer Volkskrant redacteuren en columnisten zijn die bovenop iedereen zitten die kritisch naar het beleid en de strategie kijken. Als collega-journalisten kritisch zijn, zit er direct een Volkskrant redacteur in hun nek om hun integriteit en reputatie te beschadigen en ook RedTeam leden en mijn eigen persoon hebben er aan moeten geloven. Met Twitterlobby’s om deze critici in twijfel te trekken, snoerden zij al vaker journalisten en onafhankelijke experts de mond.
De Volkskrantmannen maken uit wie een échte expert is, of wie wetenschapper is, of wie adviseur. Om hun definities te rechtvaardigen, hebben ze het hele woordenboek nodig. Wie expert, adviseur of wetenschapper is, komt opvallend overeen met de wetenschappers die zij toevallig in de eigen rolodex terug kunnen vinden. En een mooie academische titel staat blijkbaar garant voor ‘waarheid’. Ik vraag me af: zouden deze journalisten de politiek binnen universiteiten wel in de smiezen hebben? Lang verhaal kort: wie onder de definitie ‘expert’ valt, dat maakt de Volkskrant uit. Op welke basis? Wetenschap? Was het maar waar. Want er is veel ‘wetenschap’ over SARS-CoV2 en is iedere dag in ontwikkeling, de wetenschapsjournalist maakt hier zelf een selectie uit. Hoe? Dat schijnt iets te maken te hebben met ‘achter de kabinetsaanpak staan’.
Pfff dank. Hier op Twitter vergeet je wel eens dat de meeste mensen gewoon wél achter de wetenschap en de kabinetsaanpak staan. 👍
Ikzelf kreeg de brandende Volkskrant-toorts op me gericht omdat ik het waagde een blog van Maurice de Hond aan te halen om te laten zien wat kwalijke consequenties kunnen zijn van onduidelijk beleid en de houding van Cib-baas Jaap van Dissel. De ongelukkige uitspraken van de Cib-baas zijn vaak koren op de molen van complotdenkers. Als je daar op wijst, diskwalificeer je jezelf, blijkbaar. Maar zo kreeg ik daarna ook van anderen de waarschuwing dat ik niet mocht discussiëren met bepaalde personen, me er niet over mocht uitlaten, of er zelfs niet naar mocht verwijzen. Dat is gek, want als antropoloog zou ik een open blik moeten houden op alle spelers, ook de zogenoemde ‘complotwappies’. Waarom? Wat complotdenken in crisistijd zo aantrekkelijk maakt, is nu juist dat die complotten net genoeg waarheid bevatten om aannemelijk te zijn. In Sierra Leone deed ik daar tijdens ebola onderzoek naar en leerde al snel dat het goed is om te weten welke waarheden gebruikt worden, welke zwakke punten in het beleid ze aankaarten en hoe je die kunt verbeteren. Het biedt eigenlijk essentiële informatie over de tekortkomingen in beleid, communicatie en voorlichting. Alles wat je nodig hebt om gedrag doeltreffend te veranderen en te blijven bijsturen.
In Nederland willen we dat eigenlijk helemaal niet weten, heb ik in 2020 geleerd. Rutte zet beleid uit, we weten allemaal dat het fout is, we zwijgen en roepen ach en wee als het later uitkomt. Verontwaardiging! Toen het rapport ‘Ongekend onrecht’ over de kinderopvangtoeslagaffaire uitkwam, bleek hoe ontzettend groot die verontwaardiging in de samenleving was: de dag erna steeg de VVD – alweer – in de peilingen.
We wijzen haast neerbuigend naar landen als China. Wij kunnen corona niet bestrijden zoals China dat doet want ‘vrije democratie’ en dat wat wij doen is sowieso beter dan wat het slechte China doet. Jaja. Dat is maar zoals het uitkomt blijkbaar. Want intussen is er in China al sinds augustus meer vrijheid dan in Nederland, waar we van intelligente lockdown, naar gedeeltelijke lockdown, naar tamelijk totale lockdowns zijn gestrompeld, met heel veel meer zieken, doden en schade. Bovendien gaat het helemaal niet om het kopiëren van het autoritaire systeem, maar het overnemen van de succesvolle instrumenten van het TTI: Testen, Traceren, Isoleren.
Maar nu we het toch over onvrijheid en ondemocratische systemen hebben: hoe democratisch is Nederland eigenlijk gebleken? Wij blijken onder de nevel van de ‘Rutte doctrine’ te leven. De Rutte doctrine die ten eerste ongrondwettig is en ten tweede weinig te maken heeft met een democratische rechtsstaat. Maar veel meer dan een opgetrokken wenkbrauw brengt het nieuws over het bestaan van die doctrine niet teweeg. We accepteren het stilzwijgend. Want de Rutte doctrine gaat onverminderd door. Niet alleen de gewobte documenten over de kinderopvangtoeslagen staan vol met zwarte lak, ook in de documenten over de corona aanpak is de zwarte lak lustig gehanteerd. Geen haan die er naar kraait. Best gek, want wat zou er nou helemaal geheim kunnen of mogen zijn aan de corona aanpak die al onze levens kei- en keihard raakt? Zelfs de oppositie lijkt niet te willen weten wat het kabinet eigenlijk bedoelt met ‘gecontroleerd uitrazen’ en waarom de documenten over de door het RIVM uitgewerkte scenario’s onleesbaar zijn door de zwarte lak.
Niemand weet wat de strategie is, wat daar door wie over besproken is, wat de alternatieve scenario’s waren en waarom daar niet voor gekozen is, maar één ding weten we zeker: hoewel alles erop wijst dat groepsimmuniteit door infecties nog altijd wordt nagestreefd, is de strategie allesbehalve groepsimmuniteit. Nou. Nog maar een keer dan. De strategie is groepsimmuniteit, door infecties of eventueel vaccinatie. Bron: Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) RIVM 2020.
Als we kijken naar de sleutelmomenten van Jaap van Dissel, kunnen we al voorspellen dat de toekomstvisie niet gewijzigd is. Nederland blijft streven naar groepsimmuniteit. Als bij-effect of als doel, dat maakt eigenlijk maar weinig uit. Het zal langzamer moeten, want Van Dissel signaleert dat eerder ingrijpen als besmettingen stijgen misschien wel goed is. De signaalwaarden gaan in ieder geval omlaag, in de hoop dat het dan niet meer zo uitnodigt om die te overschrijden. Míjn signaalwaarde is er op tilt van geslagen. Niets, maar dan ook niets heeft zin. Zoals Rutte het 16 maart al zei: velen van ons zullen ziek worden. Dat dat ook voor onze kinderen geldt, maakt – als ik op de verbeten reacties die ik telkens als ik over de scholen begin via twitter en via het contactformulier op mijn site krijg – velen echt helemaal niets uit. “Door jou zit ik straks weer maanden met mijn kinderen opgescheept!” Tja. Nederland wil het blijkbaar zo. En wat onethisch is, dat vegen we gewoon onder het kleed. Net als de kinderopvangtoeslagaffaire. Weg ermee. We laten ons bereidwillig benevelen onder de Rutte doctrine.
Misschien wordt het in 2021, na 17 maart wel beter. Al ben ik bang dat daar eerst een paar sleutelfiguren op sleutelposities voor moeten verdwijnen. Tot dan wens ik Nederland veel sterkte in de strijd met ziekte, herstel, stress, burnout, trauma’s, conflict, polarisatie, faillissementen en armoedeval. Op de economie dan maar. Of wat er nog van over zal zijn als corona gecontroleerd is uitgeraasd. Het was hoe dan ook een leerzaam jaar. Ik heb veel geleerd over ‘wetenschapsjournalistiek’, politiek, propaganda, democratie, dictatuur, idealen en onmenselijkheid.
Vanavond om 0.00 uur proost ik op Nieuw-Zeeland, waar Oud en Nieuw gevierd wordt met festivals en vuurwerkshows. Dank je Jacinda Ardern, dat je de wereld hebt laten zien dat democratie en ‘het vrije westen’ ook samen kunnen gaan met het bestrijden van een virus, medemenselijkheid, compassie en empathie. Op Nieuw-Zeeland, waar een mensenleven meer waard is dan geld. Op Jacinda Ardern. Twintigtwintig was jouw jaar.
Hadden wij maar een Jacinda Ardern. Nieuw Zeeland heeft groepsimmuniteit door infecties nooit overwogen. Daar ging het om het redden van levens. Kan dat bij ons nog? https://t.co/rNckZnPa66
De herinneringen trekken langzaam voorbij vandaag. De wallen hangen ergens onder mijn kin. Als ik mezelf in de spiegel bekijk, zie ik een bleek gezicht en doffe grijze haren, die dit jaar spontaan zijn ontstaan. Misschien heb ik na vandaag een week vakantie. Misschien. Ik merk dat de hoop dat er werkelijk een week rust zal zijn eigenlijk al weg is. De vorige twee keer dat mijn vakantiedagen op het rooster stonden had ik er naartoe geleefd. Maar daar stond ik dan weer, op de werkvloer. Nu heb ik duidelijk mijn grens aangegeven. Ik ben alleen oproepbaar voor code zwart.
Code zwart, bij die gedachte trekt mijn maag samen. Het is dichterbij dan ooit. Voor de meeste mensen begint code zwart pas als de IC’s de stroom aan patiënten niet meer op kunnen vangen. Maar eigenlijk begint dat scenario al vóór de poorten van het ziekenhuis. In de acute zorg. Bij de huisartsen. En dan de spoedeisende hulp. Er zijn meer patiënten dan middelen. Meer patiënten dan verzorgenden. We moeten kiezen. Bij die gedachte wordt het stil in mij. Het is te zwaar om daar nu over na te denken. Ik weiger dat zelfs omdat het belangrijker is om die situatie te voorkomen. Want ik weet: wie dit meemaakt zal nooit meer dezelfde zijn. Misschien zelfs nooit meer terugkeren in de samenleving.
De samenleving. Als we dan toch terugblikken: wat is er van die samenleving over? Het was dit coronajaar weinig ‘samen’. Velen van ons waren heel alleen. Velen van ons zijn alleen maar bezig geweest met ‘overleven’. Met grote verbazing aanschouw ik de discussies over lockdowns, vaccinaties, sneltesten exitstrategieën. Technische, harde middelen die onafhankelijk van elkaar een virus niet laten verdwijnen. Geen van deze middelen kunnen de zieken genezen en al zeker de pijn en het lijden niet verzachten . We leggen al onze hoop in deze middelen, zonder te begrijpen dat ze ons eigenlijk niet echt beschermen. De muren zijn te hoog geworden om houvast te vinden. Wat begrijpen we eigenlijk van dat virus? Denken we er wel écht bij na dat een test je slechts vertelt of je wel of niet besmet bent geraakt, maar dat het jouw eigen besmetting niet heeft kunnen voorkomen? Want het lijkt wel, dat hoe meer hulpmiddelen er komen, hoe ‘losser’ we ons gaan gedragen. Coronamoeheid, het zit diep in onze aderen. We weten niet meer waar we het voor doen en overschrijden onze grenzen en daarmee ook de grens van een ander. En die middelen, die blijken keer op keer niet toereikend. Trouwens, hebben we daar nou serieus wéér een tekort aan?
Veel mensen hebben gewoon geen zin meer in corona. Wie er hard om ‘vrijheid’ schreeuwt, lijkt nu zelfs van de grote kranten op veel aandacht te kunnen rekenen. Het is geen extremistisch-denken in de marge meer. Kijk maar naar het clubje zogenaamde ‘top-economen’ die de maatregelen willen opheffen. Zogenaamd willen ze de jongere generaties ontlasten van de zware restricties, maar uit de ideëen valt maar één ding duidelijk op te maken: de grote geldverslinders willen de economie weer op volle toeren laten draaien, zonder zelfs maar na te denken over de consequenties van hun immorele ideeën. Vóor deze crisis mochten de mensen die het moordende tempo van het neoliberale kapitalisme niet helemaal kunnen bijbenen al niet meer meedoen. Nu zouden ze, als we die plannen zouden implementeren, maanden- en maandenlang in een verplichte quarantaine zitten en zich volledig moeten afzonderen van de samenleving. Ze zijn de samenleving blijkbaar tot last.
Iedereen draagt op zijn of haar manier bij in de economische cirkel van het leven. Laten we dit nooit vergeten. Wie zijn zij om te bepalen wie naar buiten mag en wie niet, verkapt in mooie woorden en onder het mom van keuzevrijheid? Ze hebben makkelijk praten. Zelf zullen ze de klappen immers niet opvangen en verantwoordelijkheid dragen ze al helemaal niet. Die zullen dan worden opgevangen door de mensen die we maar opsluiten in hun huizen maar ook door de mensen die niet kunnen overzien wat dit plan gaat doen. En denk maar niet dat de druk op de zorg daardoor vermindert. Laat dat virus uitrazen en de zorg wordt permanent overbelast. Dat staat allemaal niet beschreven in de plannen van onze zogenaamde topeconomen en bankiers. Voor hen gaat het gewoon, ordinair om geld. Voor sommige mensen lost geld blijkbaar alle problemen op, als sneeuw voor de zon.
Ik vraag me af waarom dat soort idiote plannen keer op keer weer een podium krijgen. Dat kranten en talkshows de verwarring blijven voeden door dit soort holle praatjes keer op keer te promoten. Onze gezondheidszorg staat op instorten. Ondanks alle restricties. Ondanks intelligente, slimme, domme, gedeeltelijke, zware, harde lockdowns, hoe je ze ook noemt. Binnen nu en een paar weken stort het fundament van de samenleving in. En hoewel dit haast niet te voorkomen valt ga ik nu toch schreeuwen.
Eens zien wie het horen wil. Want we weten allemaal dat het slecht gaat met de zorg en voor welke beproeving we komen te staan. We weten dat VWS hoort te leiden en dat niet doet. En toch accepteren we dat er geen plan is om de klap op te vangen. Denkt iedereen serieus dat we zo reddeloos verloren zijn dat er niks meer aan te doen valt? Dat wij zorgmedewerkers er straks, ondanks alle onvermogen onder politici en burgers, de schouders onder zullen zetten net als in maart? Wees gerust, de wil is er. Geen paniek. Maar de samenleving kan niet meer doen alsof er niets aan de hand is. Veel zorgmedewerkers zijn ziek. Sommigen langdurig. Wie nog geen COVID-19 heeft gehad, loopt nog altijd het risico besmet te raken. Is het niet op de werkplek, dan wel privé, want het virus zit overal.
De covidzorg is intensief. Veel zorgmedewerkers draaien weer meer uren. De fysieke en mentale druk is enorm. We raken uitgeput. En dat waren we eigenlijk al voordat de tweede golf begon. Als veel zorgmedewerkers ziek thuis zitten, valt vroeg of laat het fundament onder de samenleving weg: de volksgezondheid. De tijd komt eraan dat je met redelijk eenvoudig te genezen aandoeningen, ernstige complicaties oploopt omdat je niet geholpen kan worden. Of dat de ambulance wanhopig rondjes rijdt op zoek naar een plek in het ziekenhuis, terwijl de patiënt achterin overlijdt aan een hartinfarct. Dat kan trouwens óók een zorgmedewerker zijn, die patiënt. Nog meer uitval. Waardoor er nog meer patiënten bijkomen die niet verzorgd kunnen worden. Een vicieuze cirkel, die we eigenlijk vandaag nog kunnen doorbreken. Dus waarom wachten op vaccinaties?
Werken in de zorg is nog nooit zo stressvol geweest. Wat ík nu dringend nodig heb, is dat de overheid voor mij zorgt. Dat ik wat meer rust in mijn hoofd krijg, omdat ik in ieder geval in de allerbeste, allerveiligste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) beschikbaar, die zorg kan verlenen. Het werk is zwaar, maar we willen het graag aankunnen. Daarom moeten we zelf gezond en sterk blijven. Ik zorg goed voor mezelf. Ik zorg dat ik niet besmet raak, zodat ik andere mensen kan verzorgen. Oók de mensen die, in tegenstelling tot mij, maar wat doen en ‘gewoon leven’ alsof er geen virus is. Ik zorg voor mensen als ze ziek worden, hoeveel ik mezelf in mijn privéleven ook moet ontzeggen. Ook als dat betekent dat ik de hand moeten vasthouden van een bankier of ‘econoom’ die ondanks alle waarschuwingen toch naar zijn werk ging en ‘vergat’ dat ook hij risico liep omdat hij eigenlijk niet zo gezond leefde als hij zelf dacht. Maar meer nog wil ik dat we nu laten zien te hebben geleerd dat het voorkómen van meer besmettingen en adequaat indammen zoveel meer leed bespaard.
Ik schreeuw nog één keer. Voor mijn collega’s. Koester de zorgmedewerkers, zorg voor ons, zodat wij voor u kunnen zorgen als het nodig is. ‘Draagkracht’ moet er ook blijven in de zorg. Onder de mensen die die zorg verzorgen. Zorg voor de zorg. Begin bij de kleine stapjes die nu al gezet kunnen worden om mensen die in de zorg werken én elkaar, op de been te houden, te steunen en te beschermen. Na corona zullen we weer moeten gaan bouwen. Laten we er samen voor zorgen, dat er in de zorg nog genoeg mensen zijn die de nieuwe fundamenten kunnen dragen. Fijn kerstfeest.
“Iedereen is dood. Kijk hier. IJskasten leeg. Alles is leeg. Alles moet in de container. Al die mensen zijn dood gegaan. … Deze hele gang is dood, dood, corona heeft ze allemaal meegenomen. Gezonde mensen zijn weg. Het kan niet. Onbegrijpelijk.”
Het zijn gek genoeg niet de filmpjes van de patiënten op IC’s of de naar adem happende mensen, die tijdens deze pandemie de meeste indruk op mij hebben gemaakt. Als ik denk aan de enorme impact van de coronacrisis, denk ik altijd aan de beelden die een medewerker van het Amsterdamse verpleeghuis Flevohuis maakte. Geen ziek mens in beeld. Alleen maar leegte. En daar ligt juist de pijn. Deze medewerker, dit mens, brengt het zo nuchter mogelijk. Hij is “niet boos, maar gefrustreerd”. Toch voel ik zijn boosheid. Zijn onmacht. Zijn onbegrip.
Flevohuis Amsterdam. Medewerker zegt 29 doden, man Zag er zegt 15 doden. Nou straks hebben we geen verpleeghuizen meer nodig @hugodejonge@IGJnl toezicht? pic.twitter.com/iNvja1pjnx
— Ouderenmishandeling intramuraal (@m_vloon) April 22, 2020
Toch kon het, minister De Jonge. Het kon. Het gebeurde. Op grote schaal. Het ene na het andere verpleeghuis. De ene dode na de andere. Halve dorpen raakten geïnfecteerd. Noord-Brabant moest plotseling afscheid nemen van “een leger aan geweldige opa’s, oma’s, vaders, moeders en geliefden”.
Gecontroleerd uitrazen “Het treft vooral de ouderen”, ik kan me niet heugen hoe vaak ik dat heb gehoord in die beginfase van de pandemie. Die boodschap had een bijna sussende ondertoon. Een geruststelling. “Het virus oogst vooral verzwakten” waar iets goeds in zou schuilen, volgens de Volkskrant. Want al “oogst het virus wreed en zonder genade”, het zou een “geluk bij een ongeluk zijn dat jongere generaties en de ‘sterken’ worden gespaard”. Nou is dit – zeker voor een krant – een al te bizarre uitspraak, maar het is wel wat schuilgaat achter de strategie van het kabinet: het virus “gecontroleerd laten uitrazen” zodat groepsimmuniteit onder de bevolking ontstaat, waarbij de kwetsbaren zoveel mogelijk beschermd moeten worden en de zorg niet overbelast raakt. Een strategie – of moet ik zeggen tactiek – die afwijkt van werkelijk àlle andere landen ter wereld, waar misschien niet overal genoeg wordt gedaan om het virus terug te dringen, maar waar zeker nergens gekozen is verspreiding te accepteren.
‘Gecontroleerd uitrazen’, ‘groepsimmuniteit’. Oude mensen, jonge mensen, al zieke mensen, nog gezonde mensen, corona greep heel wat mensen weg uit onze samenleving. Veel mensen raakten besmet, mochten zich niet laten testen en moesten zich thuis – zonder medische begeleiding – door de ziekte heen slepen. Sommigen werden niet zo ernstig ziek dat ze moesten worden opgenomen, maar kampen nu nog met de gevolgen. Oude mensen, jonge mensen, kinderen, zorgmedewerkers, schoonmakers, politieagenten, opa’s en oma’s, vaders en moeders, broers, zussen, echtgenoten en echtgenotes. Mensen die van u afhankelijk waren voor hun gezondheid en hun veiligheid. Mensen die van de informatie van het RIVM afhankelijk waren om zichzelf te informeren en te beschermen. Zorgkoepels maakten hun beleid op de RIVM adviezen, hun leden voerden simpelweg uit. Zorgmedewerkers hadden vaak geen keuze. Zij werden onbeschermd het strijdtoneel opgegooid. Een verantwoordelijkheid die u als minister had moeten overzien. U had op tijd moeten signaleren dat het niet goed ging.
Stefanie Ik denk de laatste tijd vaak aan IC-verpleegkundige Stefanie. Ze is 36 jaar, vrouw van Robert en mama van 2 kindjes van 3 en 6 jaar. Zij vindt zichzelf niet zo belangrijk, maar ik wel. Ze plaatste een brief aan premier Rutte op YouTube. Een emotionele oproep eigenlijk, om haar pijn te zien en toch vooral in te grijpen. Zij begrijpt dat er moeilijke beslissingen gemaakt moeten worden en dat dat met de beste bedoelingen zou gebeuren. Ze heeft het als IC-verpleegkundige in deze tijd ontzettend zwaar, maar ze is nu – tijdens de tweede golf – minder gemotiveerd om nog alles te geven. Ze wordt geconfronteerd met mensen die lak hebben aan de covidregels, die geen mondkapje willen dragen in de supermarkt omdat ze toch niet onder een risicogroep vallen, omdat ze denken dat ze niets kunnen schaden.
“Het gaat niet goed in de ziekenhuizen, de verpleeghuizen. Zorgmedewerkers worden ziek, raken besmet met covid. Maar we gaan door,” zegt Stefanie. De snik in haar stem is duidelijk te horen. Ze is moe. En ze weet niet of ze het nog lang volhoudt.
Zij, daar in de zorg, gaan door omdat ze zich verantwoordelijk voelen. Maar zoals Stefanie het treffend zegt: ze heeft bewust gekozen voor het vak van verzorgende, maar ze heeft er niet voor gekozen “te strijden voor alles en iedereen, terwijl sommige mensen maar lak hebben aan de covidmaatregelen”.
Glazen bol Ik heb me als gedragswetenschapper vaak afgevraagd hoe het toch kan dat de overheid het allemaal zo knullig aanpakt. Werkelijk álles wat je verkeerd kan doen om gedrag richting het voorkomen van besmetting te sturen, doet het kabinet verkeerd. Een overheid die dag in, dag uit niets anders doet dan burgers sturen, in toom houden, controleren, beïnvloeden en plooien. Ik wil mezelf niet onderschatten, ik vind mezelf een goede antropoloog, maar briljant ben ik allerminst. Ik zie dingen niet scherper of beter dan andere gedragswetenschappers. Gewoon gemiddeld, of misschien iets boven gemiddeld. Toch is me de afgelopen negen maanden heel vaak gevraagd of ik een glazen bol heb. Hoe weet ik toch wat er staat te gebeuren? Hoe kan ik dat wel voorspellen en de overheid niet?
Helderziend ben ik allerminst. Maar ik maakte eerder een epidemie mee. En wie het ooit eerder meemaakte, weet wel hoe het zich allemaal ontwikkelt. De meeste Nederlanders zijn zich na de eerste golf ook prima bewust van de dynamiek van zo’n epidemie. Het is allemaal niet zo ingewikkeld. Ik heb weleens gedacht dat de overheid moedwillig steeds precies dát doet, wat het gedrag van burgers richting het roekeloze stuurt. Maar zelfs in mijn meest waanzinnige nachtmerrie, zou dat wel heel kwaadaardig zijn. En toch zit hier een groot pijnpunt. De corona aanpak lijkt vooral veel op de wereldkampioenschappen ‘semantiek’. Werkelijke bedoelingen worden in verhullende taal verpakt en voilà, we blijven in het ongewisse.
In de overheidsdocumentatie werd ‘gecontroleerd uitrazen – groepsimmuniteit’ vertaald naar ‘maximaal controleren – kwetsbaren beschermen’. Prachtige taal, maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: het is wenselijk dat de niet kwetsbare mensen in de samenleving de ziekte krijgen, om zo groepsimmuniteit op te bouwen. En als je dat wil bereiken, moeten mensen zich helemaal niet optimaal beschermen tegen infectie. Dan wil je dat zij blijven functioneren, de samenleving draaiend houden, naar buiten blijven gaan, stuur je zorgmedewerkers met minimale voorzorg op COVID-19 (verdachte) patiënten af en kinderen zonder voorzorgsmaatregelen naar school, de kleintjes naar de opvang en dan moeten we daar niet te onrustig van worden.
5.000 besmettingen per dag – Het nieuwe normaal Strategie, of tactiek. We komen niet van dat virus af. Rond de vijfduizend besmettingen per dag is acceptabel, zolang de zorg het net aankan. Het nieuwe normaal. En ja, de bevolking accepteert het. Zelfs als zij af en toe toch die beschuldigende vinger naar zich gewezen krijgen, doen de meeste mensen gewoon mee. Het gedrag laat zich zeer nauwkeurig besturen, met een draai aan de knoppen bij het RIVM. Niet dat mensen er blij mee zijn, want de onvrede in de samenleving groeit met de dag, maar omdat de meeste mensen er nog steeds vertrouwen in hebben dat het kabinet het goed bedoelt, net als IC-verpleegkundige Stefanie.
Nu de beleidsstukken over de corona aanpak eindelijk vrijgegeven zijn, begrijpen we dat mensen als Stefanie willens en wetens in die positie zijn gezet. ‘Sturen op zorgcapaciteit’ noemen jullie dat zo mooi, terwijl het virus ‘gecontroleerd uitraast’. Maar wíe stuurt die zorgcapaciteit? U niet, minister De Jonge. Dat doen zíj, die mensen die werken in de zorg en de klappen opvangen, die strijden voor alles en iedereen, maar die er vooral – onbewust – voor lijken te strijden om het kabinet overeind te houden. Om een voor hen onbekende strategie overeind te houden. Om de fouten van het kabinet recht te zetten. Om in stilte gebukt te gaan onder de loden last van zogenaamde ‘schaarste’ in beschermingsmiddelen en tests. Terwijl er eigenlijk helemaal geen schaarste was. ‘Verkeerde planning’, ‘verkeerde inschatting’, schrijven de media. Maar eigenlijk, was het gewoon de verkeerde strategie. Een strategie waar geen enkel ander land voor koos. ‘Groepsimmuniteit’. Lang mocht dat niet eens hardop gezegd worden. Tot nu. Nu het vaccin in aantocht is. Perfecte timing. De documenten waar dat uit blijkt, mogen nu via de WOB naar buiten.
Groepsimmuniteit, terug van nooit weggeweest Waar premier Rutte en u, minister De Jonge, een paar weken geleden nog door hoepels moesten springen om te ontkennen dat het kabinet voor groepsimmuniteit koos, is groepsimmuniteit ineens geen moeilijke strategie meer. Jaap van Dissel mag er weer openlijk voor uitkomen. Sterker nog, in de toekomstvisie van het RIVM mag het zelfs prominent gebracht worden.
Groepsimmuniteit, een strategie die de rest van de wereld nog altijd als onethisch beschouwt. In Nederland is het inmiddels ongemerkt geen taboe meer. Geen haan die er nu nog naar zal kraaien. De vaccins zijn in aantocht, als de hoogrisicogroepen gevaccineerd zijn – waar het volgens Gommers allemaal om te doen is geweest – krijgen we geen druk meer op de ziekenhuizen en kan de samenleving ‘losgelaten’ worden. Dan mag het virus blijkbaar ongecontroleerd gaan uitrazen, zoals het nu ook al op de scholen en de kinderdagverblijven doet.
Diederik Gommers: "Als die hoogrisicogroep gevaccineerd is, weten we dat we geen druk meer krijgen op de ziekenhuizen." #Op1pic.twitter.com/2CwFEzta2v
Riskante strategie Alweer kiest het kabinet voor een uiterst riskante strategie. Want voor het geval u het echt allemaal niet had zien aankomen minister De Jonge, dat het zo vreselijk uit de hand zou lopen in de ziekenhuizen, waarschuw ik maar dat ook dit weer op een ramp zal uitlopen. Veel nog niet gevaccineerde kwetsbare én niet kwetsbare mensen worden ziek. En wat doen we nu met de mensen die niet in het ziekenhuis komen maar wel thuiszorg en/of huisartsenzorg ontvangen? Dat grote geheime gapende gat zonder cijfers? De wijkzorg is duidelijk: ook hun capaciteit is op. U wilde dat niet geloven toen een verpleegkundige het u vertelde afgelopen zomer. Recht in uw gezicht. Het was, volgens u, “niet aan de orde”. U liep gewoon weg. De verpleegkundige en haar team bleven verbijsterd achter.
Er komen nog genoeg mensen in de ziekenhuizen terecht. Er zullen veel mensen longcovid oplopen. Met hoeveel langdurig of chronisch zieken krijgen we straks te maken? Of misschien is er wel een andere manier om daar mee om te gaan, in de media worden de eerste stappen om deze aandoening als ‘psychisch’ af te doen immers al gezet.
Zo’n anderhalve week geleden presenteerde u de komst van de vaccins bij het programma Op1. De opluchting straalde van u af. Ik zei het al eens, stralend en misschien een tikkeltje zelfingenomen lijkt u er in dat programma klaar voor de om de coronacrisis achter u te laten, terwijl de mate en duur van bescherming tegen besmetting én de invloed op het ziektebeloop allerminst duidelijk zij. Ik herhaal uw eigen woorden: “De crisis heeft zo ongelooflijk veel lijden veroorzaakt, zo ongelooflijk veel leed veroorzaakt, verdriet.” U ziet in het vaccin onze beste troef om dat allemaal achter ons te laten. Ik niet. Ik zie in het vervangen van de driehoek Jaap van Dissel, Aura Timen, Jacco Wallinga de beste troef om alles achter ons te laten. Want met die vaccins zijn we er nog niet en blijven we die zo pijnlijke fouten herhalen.
Het vaccin is onze beste troef om de coronacrisis achter ons te laten en ons oude leven weer stukje bij beetje op te pakken. Belangrijk dus om je te laten inenten. Niet alleen voor jezelf, maar ook om de mensen die je liefhebt te beschermen. pic.twitter.com/6Y22FXL3hZ
Nederland is het slimste jongetje van de klas Als we eerlijk zijn, minister De Jonge, is die opluchting er vooral, omdat u klem zit. Nederland dacht het slimste jongetje van de klas te zijn door voor groepsimmuniteit te gaan. Iets anders leek het kabinet niet haalbaar, omdat elimineren nóóit zou kunnen werken, zo blijkt uit de beleidsdocumenten. Het zou in China ook niet lukken. Maar wat blijkt? Het lukt China vooralsnog wèl. En niet alleen China. De lijst met landen die het lukt om het virus te bestrijden, wordt steeds langer. Met veel minder doden, leed en schade dan wij met onze groepsimmuniteit, die nog steeds maar zeer beperkt is. Die landen zullen straks ook een succesvolle vaccinatiecampagne kunnen voeren. Zij zijn er namelijk niet van afhankelijk. Het hoeft alleen maar een al succesvol beleid te ondersteunen: preventie. En ook van longcovid, stress, burnout en posttraumatische stress zullen deze landen veel minder last hebben.
In die landen zullen de bevolkingen minder gedesillusioneerd zijn dan hier. Hier is wanhoop, machteloosheid, stress, verdriet, leed en zijn veel mensen hun vertrouwen in de samenleving verloren. Omdat ze het niet begrijpen. Omdat ze hun medeburgers de schuld geven van de voortdurende verspreiding, terwijl het kabinet daar juist op aanstuurt. Dringende adviezen, de onwil om te handhaven, scholen open zonder voorzorgsmaatregelen, schaarste. Er lijkt werkelijk niets goed te kunnen gaan. En dat zullen we met z’n allen nog lang voelen. Vooral onder leerkrachten, die zich op een dag niet meer prettig voelen in hun beroep, onder zorgmedewerkers, die zich willens en wetens in gevaar gebracht zullen voelen. Onder hen mensen die in mentaal en fysiek opzicht veel te verduren hebben door uw strategie en die nog lang zullen moeten herstellen. In onze samenleving zijn meer complotdenkers dan waar ook ter wereld. En de discussie ‘dor hout’ wordt hier dramatisch veel vaker gevoerd dan in andere landen. Met de strategie ‘gecontroleerd uitrazen’ heeft het kabinet meerdere bedreigingen door de samenleving laten gaan. En dat valt moeilijk te verkroppen.
#wisselvandissel Helemaal aan de politiek zou ik het niet willen wijten. Het kabinet heeft op de wetenschap willen vertrouwen en leunde daarbij volledig op de expertise van Jaap van Dissel. De vaderfiguur voor het onwetende kabinet. Een baken van kennis en rust, ongetwijfeld. In de documenten kunnen we in ieder geval terugzien dat er onder het kabinet een lacherige sfeer over de pandemie was, terwijl in andere landen de IC’s overstroomden met mensen die in hun longvocht verdronken. Drongen die beelden wel tot u door? Had u door dat andere landen al heel nare ervaringen opdeden met deze ziekte? Want hoe in hemelsnaam kwam uw kabinet tot de conclusie dat COVID-19 minder dodelijk zou zijn dan de griep?
Waarom toch, was het kabinet zo naïef te denken dat deze ene Jaap van Dissel het beter wist dan al die andere wetenschappers van al die andere landen bij elkaar? En waarom ging u, als minister van volksgezondheid, niet te rade bij andere wetenschappers. Zeker, omdat het kabinet zelf – volgens de overheidsdocumenten – al vroeg signaleert dat de Nederlandse aanpak duidelijk afwijkt en daarop zelfs het publiek wil kalmeren. U had toch nooit blind mogen vertrouwen op één persoon?
We mogen het eigenlijk niet hardop zeggen. Ik ga het toch doen. Dit is 'gedrag' dat moet veranderen. Het is tijd om Jaap van Dissel een andere taak te geven. Het @RIVM moet geloofwaardigheid redden, want dit wordt een zinkend schip.https://t.co/9wOzxqMuIa
Veel mensen zeggen – al een tijdje trouwens – dat u zou moeten opstappen om schade voor uzelf én de samenleving te beperken. Ik hoop vooral dat u eerst het RIVM opschoont. Jaap van Dissel volgde niet alleen via het kabinet een eigen koers, maar gaat nu steeds vaker recht tegen het kabinetsbeleid in. Vergeet niet dat dat instituut ons straks moet gaan motiveren om een vaccin tegen SARS-CoV-2 te nemen. En hoe kunnen we nu nog op hun expertise vertrouwen?
Tijdens de ebola epidemie in Sierra Leone hield ik me vaak staande met de gedachte aan Nederland. Ik was daar als hulpverlener, als onderzoeker, als voorlichter, als alles eigenlijk, want er was tekort aan alles en vooral aan mensen die konden helpen. Dus deed ik wat ik kon. Het was vaak een ware hel. Ik zei in die tijd misschien wel duizend keer op een dag tegen mezelf: “In Nederland had dit nooit kunnen gebeuren. In Nederland zouden ze dit meteen hebben aangepakt. In Nederland zou zo’n epidemie binnen no-time onder controle zijn geweest. In Nederland zou een mensenleven iets waard zijn geweest. In Nederland, zou iedereen samenwerken om te voorkomen dat mensen eenzaam moeten sterven. In Nederland zouden zorgmedewerkers nooit, maar dan ook nooit zonder adequate beschermingsmiddelen het hol van de leeuw ingestuurd worden. In Nederland, zouden we voor elkaar zorgen.” Het was mijn warme deken. Want de onmenselijkheid die ik daar zag, in de eerste fase van de ebola epidemie, kende zijn weerga niet. Ik was er kapot van.
Natuurlijk kwam dat deels omdat ik veel ernstig zieke mensen zag die buiten, op de grond, lagen te creperen. Omdat ik mensen zag sterven. Omdat ik mensen zag die andere mensen uitbuitten. Die voedsel stalen van mensen die in quarantaine zaten. Hoe soldaten binnen gingen bij jonge meisjeswezen in quarantaine, we kunnen alleen maar raden waarom. Het was één lange aaneenrijging van verschrikkingen. Maar vooral de politici die niet verhulden dat ze helemaal niet zo hun best wilden doen om ebola te bestrijden, maakten op mij een diepe indruk. De grove onmenselijkheid. De belangen die de boventoon voerden. Het leed. En de diepe, diepe wonden die onder de bevolking werden geslagen, waarvan de genezing nog lange tijd zal vergen. Dat gevoel dat je nergens veilig bent, niet voor je eigen veiligheid kunt zorgen, dat je je geliefden niet kunt beschermen. Dat niet alleen je gezondheid op het spel staat, maar je hele leven, in al haar facetten. En dat je gewoon machteloos bent. Het gaf mij – en vele anderen daar trouwens – zoveel stress en pijn, dat ik er een knoeperd van een Post Traumatisch Stress Syndroom aan overhield.
Veilig terug in Nederland, herstelde ik traag. Dagen, weken, maanden gingen voorbij terwijl ik staarde. Ik bracht mijn dochter om kwart over acht naar school, zette mijn alarm om tien voor twee ’s middags – dan moest ik haar weer ophalen – ik ging zitten met mijn koffie en na wat voor mijn gevoel vijf minuten leek, ging dat alarm alweer. Zo ging dat vele maanden lang. Dag in, dag uit. Ik kwam er bovenop. Toen kwam corona. Beroerd, maar ik slaakte een zucht van verlichting dat ik in Nederland was. Wat had ik er vertrouwen in dat het hier binnen een mum van tijd onder controle zou zijn. En toen kwam Jaap van Dissel op televisie. “Zoals het er nu naar uitziet, lijkt corona het meest op de gewone griep.”
Bam. De pandemie drong inderdaad niet door tot Nederland, maar helaas niet op de manier zoals ik daar op gehoopt had. Het drong gewoon niet door. “Griep.” Met afgrijzen zag ik u, premier Rutte, grapjes maken over een potentieel dodelijk virus. Dat stomme handen schudden, wat best kon. Carnaval vieren, kon best. Op wintersport, allemaal geen probleem. De déjà-vu. En toen die historische toespraak over groepsimmuniteit. Hoe kon ik twee keer achter elkaar, in zo’n korte tijd, in zo’n nachtmerrie terechtgekomen zijn? Er zat bepaald geen empatische toon in die speech. De meesten van ons zouden corona krijgen, punt. Bepaald door de Nederlandse overheid. Punt. Een onbekend virus en een onbekende ziekte. Geen keuze. Geen enkele manier om jezelf ertegen te beschermen.
Het was nogal een moeilijke boodschap, maar u bleef nuchter. Goedlachs. Schalks. Nederland bleef ook nuchter en vond het prachtig. “Als één man achter Rutte!” De kranten stonden er vol mee: “Rutte is een echte staatsman.” “Hoeder van de natie.” “Een echte leider!” Hoe ironisch, want dat hele idee van ‘groepsimmuniteit’ was natuurlijk dé manier om juist géén leider te hoeven zijn. Om niet de touwtjes in handen te hoeven nemen. Om zo min mogelijk in te hoeven grijpen. Om niet de verantwoordelijkheid te nemen. Of zoals u het zo mooi zei op 8 mei “om niet de baas te hoeven spelen”.
“Nederland is geen kinderspeeltuin.” Zo min mogelijk dwang, geen strikte handhaving, ook al doen andere landen dat wel om het virus te bestrijden. U zou niet in zo’n land willen wonen. Dat zal allemaal best, maar sinds augustus laat peiling na peiling zien: dat is wel wat de meerderheid van de bevolking van u verwacht: “Meerderheid van Nederlanders voorstander van strenge en algehele lockdown“, “81 procent wil dat coronaregels verplicht worden”, “Twee op drie Nederlanders willen strengere aanpak” en volgens de laatste peiling van 19 november wil, ondanks de gedeeltelijke lockdown, nog altijd zes op de tien Nederlanders een strengere aanpak. U zegt: “eigen verantwoordelijkheid”. De bevolking zegt: “dat lukt met strenger beleid”. En laten we wel wezen: Als ik “maar niet zo stom moet zijn om tóch in het overvolle OV te stappen”, hoe moet ik dan naar mijn werk forenzen? Welke ‘eigen verantwoordelijkheid’ moeten we in dit geval van onze medeburgers eisen, die in die overvolle trein ook gewoon op weg zijn naar school of werk?
Kinderen en jongeren kunnen de risico’s helemaal niet vermijden, maar moeten van u zelfs naar scholen met besmettingen toe blijven gaan. Zij infecteren hun gezinnen en andere contacten. En weet u wat het wrange is? Dat veel mensen daar een schuldgevoel over hebben. En mensen die zichzelf meer zouden willen beschermen maar dat simpelweg niet kunnen, die lijden steeds meer onder dat gevoel van machteloosheid. Sommigen voelen zich niet meer thuis in hun land, hebben geen vertrouwen meer in de politiek en soms zelfs, voelen ze zich niet meer prettig bij hun eigen familieleden, die vinden dat zij zelf de risico’s mogen inschatten en daarmee ook anderen in gevaar brengen. Machteloosheid. Het verspreidt zich net zo snel als het virus. En die machteloosheid, premier Rutte, leidt tot depressieve gevoelens, trauma’s, overspannenheid, verdriet en burnout. Sommige mensen zullen er PTSS aan overhouden. Zeker die mensen in de zorg- en hulpverlening, leerkrachten en andere werknemers in vitale beroepen die zich niet veilig voelen en zich niet adequaat tegen dit virus kunnen beschermen, maar die wèl de samenleving draaiend moeten houden. Want die taak, rust voornamelijk op hún schouders. Wanneer neemt u daar, premier Rutte, eens úw ‘eigen verantwoordelijkheid’ voor?
De meerderheid van de Nederlanders heeft u nu zo vaak proberen duidelijk te maken niet met dit virus te willen leven. Ik ook niet. En misschien extra wrang voor mij dat Sierra Leone het tijdens deze pandemie nu juist zo goed doet. Gewoon, doordat er nu wel doortastend wordt opgetreden. Omdat de president het heft in handen neemt. Omdat men intussen geleerd heeft dat belangen van allerlei machthebbers en experts de samenleving veel schade toebrengen. Omdat men geleerd heeft wat empathie is. Dat een mensenleven waarde heeft, dat niet in geld uit te drukken valt. Ik kijk toe hoe nu in Nederland mensen in eenzaamheid moeten sterven. Hoe zorgmedewerkers zelf ziek worden, of de ziekte overbrengen op de meest kwetsbare mensen in de samenleving, gewoon omdat de overheid niet voldoende investeert in beschermingsmiddelen.
Ik zie toe hoe ieder greintje medemenselijkheid uit deze samenleving verdwijnt. Hoe er tweespalt ontstaat. Hoe de virusontkenners als kleuters in een speeltuin stampvoetend eisen dat de samenleving speciaal voor hen doordraait. En hoe u, beste premier, uw oren vooral naar hèn laat hangen, die minder maatregelen willen. Nog geen 12% van de bevolking.
Gelukkig kan ik er nu wat beter afstand van nemen. Posttraumatische stress zal ik er niet van krijgen. Ik weet inmiddels dat het kwartje op een dag toch zal vallen. Geen land ter wereld zal met zo’n virus kunnen leven en dan moeten we alsnog alles op alles zetten om corona te bestrijden. Het zal langer duren en behoorlijk pittig zijn de bevolking dan nog mee te krijgen, maar het zal lukken. Uiteindelijk.
Maar ik hou mijn hart vast voor alle Nederlanders die zich in een hoek gedrukt voelen door dit beleid. Voor de Nederlanders die al sinds maart in zelfisolatie zitten en nog geen woord van medeleven van u hoeven te verwachten. Ik hou mijn hart vast voor de jongere generaties, die zich op een dag zullen realiseren dat de pandemie op hun schouders rust en dat we hen willens en wetens aan risico’s blootstellen. Ik hou mijn hart vast voor de depressies en desillusies die komen voor de mensen in de cultuur-, evenementen- en horecasector, omdat zij vermalen worden onder de grove wielen van dit coronabeleid. Dat hun levens en hun toekomst ondergeschikt worden gemaakt. Omdat we een kabinet hebben dat geen verantwoordelijkheid wil nemen. Omdat we een premier hebben, die “de baas niet wil zijn”.
U heeft de mond vol van “eigen verantwoordelijkheid”, beste premier Rutte, maar wanneer gaat u het goede voorbeeld geven? U bent niet “bij gebrek aan een goed excuus op deze plek gekomen”. U bent op deze plek gekomen omdat veel mensen op u hebben gestemd. Omdat de rest van de bevolking u als ‘leider’ accepteert en u die taak ook heeft gegeven. Wanneer, beste premier Rutte, kunnen we verwachten dat u dáár eigen verantwoordelijkheid in neemt? Want we weten allemaal best, dat wat nu gebeurt met corona, in Nederland eigenlijk niet zou mogen gebeuren.
Vrijdagnacht. Veel Nederlanders liggen wakker, omdat na vakantie nu ook weekend gevierd moet worden. We willen af van corona. Driekwart van de bevolking schreeuwt om leiderschap. Waarom moeten we u er steeds aan de haren bijslepen?
China, Nieuw-Zeeland, Australië, maar ook landen als Sierra Leone, Liberia en Guinee laten zien dat het nieuwe coronavirus bestreden kan worden. Aan de eigenschappen van het virus ligt het dus niet. En het gedrag van mensen kan dus blijkbaar wèl doeltreffend ingezet worden om het virus terug te dringen. Dus, als het niet aan het gedrag van het virus ligt en ook niet aan het gedrag van de mens, dan speelt er iets anders. Wat hebben deze landen met elkaar gemeen, waardoor het hen wel lukt om het virus te bestrijden?
Landen die volgens de Global Health Security Index (GHSI) het best voorbereid waren op een gezondheidscrisis, tellen de meeste coronaslachtoffers en krijgen de situatie slecht onder controle. Nederland staat op plaats drie in deze index en scoort met ruim 10.000 sterfgevallen tegelijkertijd hoog in de wereldranglijst van COVID-19[1]. Op een 7e plaats doet Nederland het, ondanks de goede gezondheidszorgcapaciteit, ronduit slecht.
Opmerkelijk wellicht doen veel landen die lager scoren in de GHSI, het een stuk beter in de bestrijding van het virus. In Zuid-Korea (op nummer 10), Nieuw-Zeeland (35), Mongolië (46), Vietnam (50) en China (51) lijkt de crisis grotendeels onder controle. Analyses over het succes van deze landen lopen uiteen van ‘sterk leiderschap’ tot ‘ervaring met uitbraken van infectieziekten’. Nederlandse analytici verwijzen vaak naar gunstige ‘culturele factoren’ maar ook naar de geïsoleerde geografische ligging van sommige van deze landen, waardoor het voor hen makkelijker zou zijn ‘corona’ onder controle te krijgen.
Ligt het aan het virus, of aan het gedrag?
Voor Nederlandse politici vormen deze analyses, hoewel ze niet onderbouwd worden, genoeg reden om zich niet te verdiepen in de gemeenschappelijke werkwijze die deze landen hanteren en die hun successen goed kan verklaren. Want landen als China, Nieuw-Zeeland en Australië laten zien dat het virus zelf best teruggedrongen kan worden.
Aan de eigenschappen van het virus ligt het dus niet. En het gedrag van mensen kan dus blijkbaar wèl doeltreffend veranderen. Dus, als het niet aan het gedrag van het virus ligt en ook niet aan het gedrag van de mens, dan speelt er iets anders. De landen die SARS-CoV-2 wèl onder controle hebben lijken in verschillende opzichten helemaal niet op elkaar. Niet in geografisch opzicht, niet in cultureel opzicht en ook niet in politiek opzicht. Toch hebben die landen één ding met elkaar gemeen: ze zetten voornamelijk in op preventie.
Is zorgcapaciteit nodig voor de bestrijding van SARS-CoV-2?
Laten we de drie landen die het hoogst scoren in de GHSI nu vergelijken met landen die onderaan die lijst bungelen, landen met weinig gezondheidszorgcapaciteit, slechte infrastructuur en nauwelijks (bio)medische expertise, diagnostische tools en andere middelen om een uitbraak van een onbekende infectieziekte te bestrijden.
Landen met hoge mobiliteit, evenveel buurlanden als Nederland en met een open economie, maar die in tegenstelling tot Nederland, tot de armste landen ter wereld behoren: Guinee, Sierra Leone en Liberia, de drie landen die in de meest recente geschiedenis (2014-2016) succesvol een enorme gezondheidscrisis (ebola) hebben bestreden.
Deze landen kunnen vanwege de beperkte gezondheidszorg niet sturen op ziekenhuiscapaciteit, zoals Nederland dat doet. Immers, ook Nederland bleek niet over voldoende mankracht en capaciteit te beschikken. Toen die landen te maken kregen met de eerste positieve COVID-gevallen op hun grondgebied, kozen zij dan ook direct voor een rigoureuze aanpak.
Hoe verschillend is de aanpak van deze West-Afrikaanse landen nu met de bestrijding van ebola in 2014-2016, toen de drie ebolalanden eigenlijk alle fouten maakte die Nederland nu in deze pandemie maakt: te traag ingrijpen, weinig investering in voorlichting, de bevolking werd niet betrokken om paniek te voorkomen en meer dan eens werd het bijltje er bijna bij neergegooid omdat men ervan overtuigd raakte dat ebola endemisch was geworden en de regio met de ziekte moest leren leven.
De ebolalanden streden twee jaren tegen dat virus. Hun landen werden van buitenaf hermetisch afgesloten en ook binnen hun landsgrenzen lag het leven er nagenoeg stil. Wijzer geworden door de bestrijding van ebola, namen deze landen met COVID-19 geen enkel risico. Alles wordt ingezet op preventie; dit virus zal geen voet aan de grond krijgen. Waar het in Sierra Leone tijdens de ebola-epidemie de grootste moeite kostte om overheid en bevolking ervan te overtuigen dat het mogelijk was ‘to Kick Ebola’: van ebola af te komen, werd ‘Kick Covid’ tijdens deze pandemie al snel de officiële slogan.
Met SARS-CoV-2 grijpen de voormalige ebolalanden rigoureus en hard in. Met resultaat. Waar Nederland bijna 60 sterfgevallen per 100.000 inwoners heeft, zijn dat er in Sierra Leone, Liberia en Guinee respectievelijk 1,2 en 1.
Vroeg ingrijpen maakt het verschil
In tegenstelling tot Nederland, kozen de voormalige ebolalanden voor een duidelijk doel: geen SARS-CoV-2 binnen de landsgrenzen. Met weinig zorgcapaciteit, (bio) medische expertise en hulpmiddelen, zeer slechte infrastructuur en uiterst kwetsbare economieën (nog herstellend van burgeroorlogen en de ebolacrisis) moesten deze landen het virus bestrijden.
Guinee registreerde de eerste besmetting op 13 maart 2020. Eind maart waren de besmettingen opgelopen naar 16, waarna op 4 april werd besloten de grenzen te sluiten, een vergaande lockdown en een avondklok in te stellen. Vergaande maatregelen, terwijl er nauwelijks sprake was van lokale transmissie.
Liberia registreerde de eerste COVID patiënt op 16 maart 2020 en het tweede geval gelijk de dag daarna. Scholen en universiteiten werden direct gesloten. Op 22 maart werd de noodtoestand uitgeroepen. Op 10 april volgde een vergaande lockdown, voor grote delen van het land.
En Sierra Leone riep de noodtoestand uit nog voordat het land de eerste besmetting registreerde op 29 maart 2020. Direct na de constatering van de tweede besmetting, volgde op 5 april een 3-daagse totale lockdown, werd reizen tussen de districten verboden, sloten de grenzen, werden mondneusmaskers dringend geadviseerd, werd er een avondklok ingesteld (tussen 21:00 en 06:00 uur) en gold ook na de driedaagse lockdown het dringende advies aan de bevolking zoveel mogelijk thuis te blijven. Besmette personen werden strikt geïsoleerd en contacten van besmette personen moesten direct in verplichte quarantaine.
In Nederland werd minder voortvarend gereageerd. Nederland registreerde het eerste COVID geval op 27 februari 2020. Op 6 maart volgde het eerste sterfgeval. Op diezelfde dag werd inwoners van Noord-Brabant geadviseerd hun sociale contacten te beperken als zij symptomen vertoonden. Drie dagen later adviseerde premier Rutte de bevolking geen handen meer te schudden en werd inwoners van Noord-Brabant gevraagd zoveel mogelijk thuis te werken. Op 10 maart werden evenementen in Noord-Brabant verboden. Pas op 23 maart, bij 4.749 positieve gevallen en 213 sterfgevallen, bijna een maand na de eerste besmetting, werd er een intelligente lockdown ingesteld: een gedeeltelijke lockdown waarbij winkels open mochten blijven en de grenzen open bleven. Isolatie van COVID patiënten was en is niet aan de orde en zelfquarantaine van zowel COVID patiënten als hun contacten is geheel vrijblijvend.
Doel en strategie
Waar men in Sierra Leone, Liberia en Guinee direct koos voor een zogenaamd ‘zero covid’ beleid, koos Nederland een andere route. Als een van de weinige landen ter wereld, accepteerde Nederland dat dit nieuwe virus onder de bevolking rond mocht gaan.
In Nederland werd dus niet gekozen voor bestrijding, maar voor gecontroleerde verspreiding, om zo groepsimmuniteit te bereiken. In zijn historische toespraak aan de Nederlandse bevolking liet premier Rutte weten dat hij geen gemakkelijke boodschap had: “De realiteit is, dat het coronavirus onder ons is en voorlopig ook onder ons zal blijven. Er is geen eenvoudige of snelle uitweg uit deze zeer moeilijke situatie. De realiteit is ook dat de komende tijd een groot deel van de Nederlandse bevolking met het virus besmet zal raken.”
In zijn eerste toespraak aan de bevolking legde president Condé van Guinee juist de nadruk op solidariteit tussen bevolking en politiek, om gezamenlijk de verspreiding te stoppen. Zijn belangrijkste boodschap: “In afwachting van een effectief vaccin is preventie het beste wapen dat we tot onze beschikking hebben.”
Je décrète l'État d'urgence sur toute l'étendue du territoire national pour faire face à la maladie.
Mobilisons-nous pour sauver nos vies, notre santé et notre bien-être !
President Weah van Liberia zei: “We kunnen dit virus verslaan als we ons er allemaal toe verbinden alle beschreven maatregelen te respecteren. Als we ongedisciplineerd zijn, zullen we de oorzaak zijn dat het zich verspreidt. Maar als we ons netjes gedragen en alle voorschriften en gezondheidsmaatregelen naleven, kunnen we ook de remedie zijn die Corona in ons land zal stoppen.” In een speciale ‘corona virus song’ inspireerde de president zijn bevolking samen te “vechten voor Liberia” en gezamenlijk het coronavirus te bestrijden.
En ook president Maada Bio van Sierra Leone vertolkte deze boodschap van preventie: “We zijn vastbesloten om de incidentie en verspreiding van het virus te voorkomen.” In een samenwerking met populaire Sierra Leoonse artiesten, maakte de president in een intro van een covid song duidelijk, dat politiek en bevolking samen stonden in de “oorlog tegen corona”.
Het verschil in beleid tussen Nederland en de voormalige ebolalanden, tekent zich nu – na 8 maanden – duidelijk af. Waar Sierra Leone, Guinee en Liberia in stappen weer terug kunnen keren naar hun ‘oude normaal’ en daarbij de schade aan de economie en de volksgezondheid tot een minimum hebben weten te beperken, lijkt het erop dat Nederland tot maart in ‘gedeeltelijke lockdown’ zal moeten blijven – de tweede – met veel schade aan de economie en aan de volksgezondheid als gevolg.
Het geheime recept: Preventie, empathie, voorlichting
Wat zou Nederland kunnen leren van de voormalige ebolalanden? Ten eerste, dat snel en rigoureus ingrijpen het beste resultaat geeft. Waar in Nederland steeds de nadruk ligt op ‘wetenschap’ en ‘rationaliteit’ – voor de meeste mensen lijkt het op de gewone griep – wordt daar in de voormalige ebolalanden weliswaar een stevige basis gevonden in de wetenschap, maar ligt de nadruk vooral op empathie: van politiek leiders voor de bevolking, en van burgers voor elkaar. In overheidscommunicatie zit altijd een stevige dosis empathie en wordt de dodelijkheid van het virus altijd benoemd.
Empathie en voorlichting zijn noodzakelijk om de bevolking mee te nemen en te stimuleren de eigen vrijheden op te geven voor het collectief. Maar belangrijker nog: mensen moeten weten hoe ze kunnen voorkomen dat ze SARS-CoV-2 verspreiden, wat de (eerste) symptomen zijn van de ziekte COVID-19 en waarom het van belang is dat zij zich isoleren als ze besmet zijn. Voorlichting is de beste preventie. En daar zet Nederland weinig op in, terwijl voorlichting voor de voormalige ebolalanden nagenoeg het enige wapen is dat zij in kunnen zetten in de ‘strijd tegen corona’.
Hoe zet Sierra Leone voorlichting in om verspreiding te voorkomen? Zelfs voor kleine kinderen is voorlichtingsmateriaal beschikbaar om preventie te bevorderen en verspreiding tegen te gaan. Een nationale COVID-19 themesong legt alle preventie en symptomen op een heel eenvoudige en toegankelijke manier uit, in de meest voorkomende verschillende stammentalen. Sierra Leone is zich ervan bewust: je moet niet alleen alles van het virus weten, het gaat vooral om de mindset van de bevolking. ‘Lε wi kam tugεda … lε wi push am na do.’ Gezamenlijk corona eruit gooien. Weg met de onderlinge strijd. ‘Corona fεt na wi כl fεt.’ De strijd tegen corona, is een gezamenlijke strijd. De bevolking is bewust en goed voorgelicht. Van jong tot oud, iedere burger weet wat hem of haar te doen staat. Elkaar beschermen. Het doel: weg met corona.
Van de ervaringen die die landen hebben opgedaan met ebola, de fouten, maar vooral hoe zij de lessons learned inzetten en nu corona bestrijden, daar kan de wereld veel van leren. Nederland, waar corona vooral het domein is van experts en politici en waar de bevolking nauwelijks het verschil weet tussen een verkoudheid en COVID-19, zou kunnen leren wat preventie inhoudt, hoe je de bevolking bij de bestrijding betrekt en hoe belangrijk de mindset van de bevolking is[2][3].
Op verkeerde voet begonnen
“We willen het virus laten rondgaan onder mensen die er weinig last van hebben”, zei Jaap van Dissel in maart. Nu zegt hij dat dat geen reële optie was. Maar: “Een vaccinatie is een route naar die groepsimmuniteit, dat willen we nog steeds met z’n allen.” #Nieuwsuurpic.twitter.com/vzr3ofjCTl
Dat het virus ‘gecontroleerd laten verspreiden’ niet de best mogelijke strategie was, erkennen politiek en de bij het beleid betrokken wetenschappelijk adviseurs inmiddels ook. En toch kiest Nederland nog altijd niet voor preventie. Waar ingezet zou kunnen worden op veel testen, doortastend traceren, stringent isoleren van besmette personen en consequent in quarantaine plaatsen van hun contacten, wacht Nederland af tot een vaccin groepsimmuniteit zal opleveren. Een uiterst riskante strategie, aangezien nog helemaal niet bekend is of de nu ontwikkelde vaccins daadwerkelijk immuniteit zullen geven. Nu inzetten op voorlichting en preventie biedt zekerheid en een snellere terugkeer naar het ‘oude normaal’. En misschien, als we daar vóór sinterklaas al mee beginnen kunnen we dan net als Wuhan – waar de pandemie begon – dan in de winter alweer beginnen met ‘leven’. In Wuhan is alles weer open. Zelfs grote evenementen kunnen doorgaan. De economie herstelt zich. Als we gewoon zouden kunnen toegeven dat we verkeerd begonnen zijn en bereid zouden zijn te leren van andere landen, dan zouden ook wij vrij van corona kunnen zijn. Op onze eigen manier, maar wel met hún succesformule: bestrijden, in plaats van verspreiden.
Dit artikel is gebaseerd op het onderzoekspaper ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’ van Ginny Mooy, Myrna Over en Karlijn Roex.Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beïnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’.
Tijdens deze pandemie zien we wereldwijd een grote drang naar het vergaren van zoveel mogelijk informatie. Zeker als mensen een hoge mate van onzekerheid ervaren en niet makkelijk toegang hebben tot betrouwbare informatie, is de zucht naar het zoeken naar informatie groot. Veel mensen zijn actiever op de sociale media, lezen wetenschappelijke informatie buiten hun eigen vakgebied of begripsniveau en zoeken naar gelijkgestemden om ideeën en visies mee uit te wisselen. Het leidt tot meningsverschillen, ruzies, maar ook tot verbroedering en het vormen van complot- en actiegroepen. In landen waar overheden zelf belangrijke verspreiders van mis- of desinformatie zijn (zoals Nederland) is er meer impuls tot dergelijke bewegingen.
We worden overspoeld met informatie. Wie goed van alles op de hoogte wil blijven, heeft daar bijna een dagtaak aan. Het grote plaatje overzien, is voor mensen met een baan, school, het huishouden, sport, ontspanning en de zorg voor anderen welhaast onmogelijk. De meeste mensen kunnen zich daarom slechts ontfermen over hun eigen situatie. Zorgen en praktische problemen zijn voor velen acuut.
Overconsumptie van media informatie gerelateerd aan COVID-19 vergroot de onzekerheid: mensen ervaren meer ongerustheid, angst, stress en zelfs gevoelens van depressie. Om gevoelens van onrust en ongewenste gedragsverandering te beperken, moet de overheid meer de regie nemen en ervoor zorgdragen dat burgers altijd in begrijpelijke taal beschikking hebben over de nieuwste informatie; informatie die niet onverklaarbaar afwijkt van de dan geldende gangbare internationale denkwijzen en waarbij steeds duidelijk wordt uitgelegd waar nog onzekerheid over is en waarom dat zo is.
We begrijpen ‘corona’ helemaal niet
Wat wij in Nederland ‘corona’ noemen, is een nieuw virus welke een nieuwe ziekte veroorzaakt. Maar hoezo is ‘corona’ nieuw? Want coronavirussen bestaan al heel lang. Voor veel mensen is ‘corona’ gewoon een variant op de ons bekende coronavirussen (een zware verkoudheid) of een nieuw soort ‘griep’, voornamelijk gevaarlijk voor oudere mensen en mensen met een ‘zwakke gezondheid’.
‘Corona’ beheerst ons hele leven en toch begrijpen we er maar weinig van. Ergens logisch, want ook de wetenschap ‘weet’ nog niet veel van dit nieuwe virus. Maar de hele simpele basis zou toch eenvoudig te communiceren moeten zijn. Dit virus is inderdaad een coronavirus, maar een nieuwe variant. Deze nieuwe variant (SARS-CoV-2) veroorzaakt een nieuwe ziekte (COVID-19). Het ziektebeeld lijkt inderdaad op dat van een verkoudheid, maar dat wij het verschil tussen een ‘gewone’ verkoudheid en corona niet kunnen aanvoelen, begrijpen veel mensen niet, of willen dat niet begrijpen, wat ruimte biedt om de risicomarge wat ruimer te maken. ‘Het zal wel een verkoudheid zijn.’ Sommige mensen blijven thuis en laten zich testen, de meeste mensen echter niet.
Daarnaast is er een groep mensen die ‘niet meer mee wil doen’ en doelbewust met COVID-achtige klachten onder de mensen gaan. Sommigen van hen geloven niet in het bestaan van deze nieuwe ziekte en sommigen geloven niet dat ze daadwerkelijk een ander persoon zullen besmetten. ‘Het beschermende muurtje’ betekent voor hen dat ‘kwetsbare’ mensen zichzelf tegen besmetting moeten beschermen, als ze dat willen. Na negen maanden coronacrisis steekt in de Nederlandse media nog bijna wekelijks de kop op dat een tweestromensamenleving mogelijk en wenselijk zou zijn: kwetsbaren krijgen een veilige, covidvrije zone en de jongere, niet ‘kwetsbare’ burgers kunnen zich dan weer vrij in de samenleving bewegen.
Vele discussies en onrealistische denkbeelden zouden makkelijk te ontkrachten zijn, door meer informatie te geven. Nu blijft het leed van coronaslachtoffers in Nederland grotendeels verborgen: in de media, maar ook in overheidstoespraken wordt weinig aandacht besteed aan de (langdurig) zieken en gestorvenen. Aangezien nog veel Nederlands zelf niemand kennen die (ernstig) ziek is geworden van COVID-19, blijft de crisis voor hen ook ongrijpbaar.
Door weinig aandacht te besteden aan de gevolgen voor de mensen in risicogroepen en na te laten de grote onderlinge verbondenheid en verwevenheid tussen alle mensen in de samenleving uit te leggen, houdt de overheid de illusie dat een tweestromensamenleving überhaupt mogelijk zou zijn in stand. Het ‘beschermende muurtje’ is in de praktijk onmogelijk gebleken. Toch refereert de overheid hier in persconferenties nog steeds aan en geeft daarmee teveel stof tot discussie.
De overheid als verspreider van misinformatie
Niet alleen geeft de overheid teveel ruimte voor discussie en speculatie, de Nederlandse overheid en de overheidsinstituten zijn tijdens de epidemie in Nederland de grootste verspreiders van misinformatie gebleken. Toen wereldwijd over een pandemie werd gesproken en een virus met veel ernstiger ziektebeeld en gevolgen dan influenza, sprak premier Rutte in persconferenties nog altijd over ‘een griepje’. En waar vele landen vergaande maatregelen troffen om het virus buiten de landsgrenzen te houden, grapte de premier in een televisie interview dat handen schudden geen enkel gevaar opleverde. De behoefte aan meer informatie werd daar gecreëerd.
Sinds die eerste overheidsboodschappen over SARS-CoV-2 heeft de overheid vaker (via ministers, maar ook via de overheidsinstituten) informatie verspreid die haaks staat op internationale bevindingen en ervaringen. Op het gebied van mondneusmaskers voor het publiek bijvoorbeeld, in richtlijnen voor zorgmedewerkers en met betrekking tot de bevattelijkheid en besmettelijkheid van kinderen. De symptomenlijst op de website van het RIVM wijkt af van internationale lijsten. Datzelfde geldt voor de identificatie van risicogroepen. OMT-voorzitter Jaap van Dissel haalde tijdens kamerbriefings meermaals reeds ontkrachte wetenschappelijke onderzoeken aan, verschillende OMT-leden treden naar buiten met inzichten die afwijken van onderzoeken uit buitenlanden en de overheid zegt in persconferenties deze inzichten te vertalen naar beleid.
Zonder een onuitputtelijke opsomming te willen geven: het valt veel burgers op dat de (wetenschappelijke) informatie in Nederland vaak afwijkt van kennis die in andere landen wordt opgedaan. Soms wordt informatie gaandeweg stilletjes aangepast op websites van de rijksoverheid, het RIVM en de LCI. Dit wekt de indruk dat dingen verborgen worden gehouden. Dit leidt bij veel burgers tot een drang naar het zoeken van ‘kloppende informatie’, waarbij informatie vaak als ‘kloppend’ wordt beschouwd als het de eigen vermoedens of inzichten bevestigt.
Het coronabeleid schept verwarring
Hoewel de schijnwerper sterk gericht staat op alle excessen, is het wantrouwen in overheidsinformatie over corona groter en verspreid over een veel meer diverse groep Nederlanders: een op de tien Nederlanders gelooft dat er vieze spelletjes gespeeld worden, 7% gelooft dat grote bedrijven binnen de farmaceutische industrie opzettelijk ziektes verspreiden om medicijnen te kunnen verkopen, nog eens 7% gelooft dat het coronavirus is ontwikkeld door de Chinese overheid. Ruim 4% gelooft dat samen met het toekomstige vaccin een chip zal worden geïnjecteerd om mensen permanent te blijven volgen en 2% gelooft dat het virus een manier is om de effecten van 5G-torens te verdoezelen[1].
De corona-aanpak van het kabinet zorgt voor veel verwarring. Wat is nu het doel en wat is de strategie? Wat is ‘maximale controle’? En wat is eigenlijk ‘sturen op ziekenhuiscapaciteit? En is het nu wel of niet de bedoeling dat ‘jonge, gezonde mensen’ besmet raken? Hoe bereiken we die groepsimmuniteit als we anderhalve meter afstand moeten houden? Waarom kunnen die ‘kwetsbare’ mensen zich maar niet afschermen? Moet de jongere bevolking daar echt onder lijden? Het leven zou gewoon door kunnen gaan, (bijna) zoals normaal, als die groepen ervoor zorgen dat zij niet besmet raken. Videobellen met opa en oma en in de tuin op bezoek en we zijn een eind op weg naar groepsimmuniteit. En ‘kwetsbaren’ moeten toch zelf kunnen bepalen of ze het risico op besmetting en ziekte willen aanvaarden?
Het beeld dat hier wordt geschetst is geen ‘eigenwijze’ misinterpretatie van ‘asociale mensen’, maar de officiële Nederlandse strategie. Rutte heeft geen tweede toespraak gehouden, waarin deze strategie herzien werd. Sterker nog; bij iedere persconferentie spreken premier Rutte en minister De Jonge nog altijd over ‘maximale controle’, beschermen van de kwetsbaren en ‘de zorg niet overbelasten’, terwijl premier Rutte tegelijkertijd ontkent ooit een toespraak te hebben gehouden over groepsimmuniteit. Het onderwerp was meermaals onderdeel van lange kamerdebatten en werd nooit duidelijkheid gegeven. Het blijft voor zowel de bevolking, als voor vele Tweede Kamerleden nog altijd onduidelijk welk doel de overheid nu nastreeft. Dit geeft aanleiding tot gevoelens van wantrouwen, of het gevoel ‘voorgelogen te worden’. Veel burgers hebben zelfs het gevoel gedwongen mee te werken aan een (bio)medisch experiment.
De infodemic risk
Het vergaren van online informatie zeker niet zonder risico’s: binnen echokamers en filterbubbels horen we steeds dezelfde perspectieven op de zaak, waarbij geruchten en ander onbetrouwbaar nieuws zich snel verspreiden. Vooral in deze tijden van stress en gevoelde schaarste zijn we minder in staat om informatie te beoordelen op hun betrouwbaarheid. We worden makkelijker beïnvloedbaar door desinformatie. Uit onderzoeken blijkt dat een meerderheid van de mensen vaak (online) wordt blootgesteld aan bekende geruchten over COVID-19. We worden geacht kaf van koren te kunnen onderscheiden en informatie goed in te kunnen schatten, zonder daarvoor hulpmiddelen te krijgen of met gedragswetenschappelijk ingericht communicatiebeleid.
In de overheidscommunicatie lijkt er amper aandacht voor de rol van digitale communicatie in de verspreiding van foutieve informatie (de zogeheten ‘infodemic risk’). Sterker nog, de overheid schiet zelf tekort op een aantal kernregels van risicocommunicatie: bijvoorbeeld erkennen wanneer je iets nog niet goed weet, duidelijk toegeven als je vergissingen hebt gemaakt, en het bieden van enig perspectief.
In een samenleving die zo sterk streeft naar duidelijkheid, geven informatiegaten hoge ‘infodemic risks’. Informatiegaten (of ‘data voids’) zijn plekken waar in snel tempo veel zorgen ontstaan, terwijl er nog weinig feiten online staan. Hier verspreiden geruchten zich snel, of erger: bewuste desinformatieverspreiders springen in die gaten. Er wordt momenteel gebouwd aan dashboards die snel dit soort plekken op het internet lokaliseren, zodat tijdig kan worden ingegrepen. In Nederland is de naar informatie zoekende burger grofweg in drie categorieën onder te verdelen:
Mensen die voornamelijk kabinetsbeleid ondersteunende informatie lezen en delen.
Mensen die voornamelijk informatie delen en lezen waaruit blijkt dat overheidsbeleid te laks is en de ernst van de situatie wordt onderschat.
Mensen die voornamelijk informatie delen en lezen waaruit blijkt dat overheidsbeleid te streng is en de ernst van de situatie wordt overschat.
‘Complotwappies’
Met name de laatste categorie heeft een onevenredig groot aandeel in de verspreiding van desinformatie en wordt dit door hen tevens ingezet als propagandamiddel om zich te verzetten tegen coronabeleid van het kabinet. In de volksmond wordt aan deze groep gerefereerd onder de term ‘complotwappies’ of ‘covidioten’. Dit zijn paraplutermen voor zowel ontkenners van het virus (corona is een hoax) als voorstanders van ‘uit laten razen’ (‘corona is geen killervirus’).
De ‘complotwappies’, complotdenkers of ‘kritische denkers’ vallen uiteen in een aantal groepen:
Mensen die overheidsinformatie wantrouwen en zelf naar alternatieve informatie zoeken.
Mensen die via social media actief campagne voeren tegen de coronamaatregelen. Deze groep vindt vooral aansluiting bij de burger/expertgroep RedTeam, de actiegroep Containtment.nu (actiegroep voor een indambeleid) (mensen die vinden dat de overheid te weinig doet om het virus te bestrijden) of bij coronabetrokkenen met een ‘alternatieve visie’ als Maurice de Hond, Ira Helsloot, Robin Fransman, Wouter Keller, Hans Koppies, Robert Jensen, Lange Frans en Wybren van Haga (mensen die vinden dat de overheid het virus vrij moet verspreiden, zonder maatregelen te treffen), die een alternatieve visie bieden op de gangbare wetenschappelijke visies op SARS-CoV-2.
Mensen die sympathiseren met of lid zijn van de actiegroep Viruswaarheid onder leiding van Willem Engel. Deze groep ontstond uit corona-sceptici, die onder de slogan ‘liefde en geduld’ bezwaar aantekende tegen de in hun ogen vergaande maatregelen coronamaatregelen, zich wilde verzetten tegen ‘het nieuwe normaal’ en de macht van de ‘Big Pharma’. De groep organiseerde demonstraties en protesten die in de loop der tijd meer gingen lijken op door de overheid verboden evenementen uit de party scene, dan een ideologische missie. De actiegroep won met name in de zomermaanden veel sympathisanten, maar moest daarna aan invloed en bereik inleveren omdat de groep duidelijker de overtuiging naar buiten bracht dat corona een overheidscomplot zou zijn en in verband werd gebracht met hooligans en radicaal rechtse organisaties. De groep kwam in opspraak door radicale acties zoals telefonische doodsbedreigingen en scheldpartijen aan een woonzorgcentrum, het fotograferen en lastigvallen van mensen in GGD teststraten en het fysiek en telefonisch lastigvallen van schoolbestuurders vanwege de mondkapjesplicht in sommige middelbare scholen.
Polarisatie en verbinding Wanneer gelijkgestemden onderwerpen met elkaar bespreken, hebben ze de neiging extremer te worden in hun overtuigingen, in plaats van gematigder. In Nederland zien we deze ontwikkeling met de golfbewegingen van de pandemie meebewegen. De aantallen mensen met een uitgesproken standpunt vóór of tegen maatregelen neemt toe. De samenleving polariseert: de ‘kwetsbaren’ die zich afschermen en de ‘niet kwetsbaren’ die doen of er niks aan de hand is. Je bent voor óf tegen mondkapjes. Voor óf tegen Rutte. Om de samenleving bijeen te houden, is het belangrijk deze polarisatie – net als het virus zelf – direct, snel en efficiënt te bestrijden. Preventie is de beste methode. Tussen twee uitersten zit de verbinding. We moeten het samen doen. Iedereen zit in hetzelfde schuitje. Voor een nog altijd onbekend virus, lopen we eigenlijk allemaal risico.
Een kleine groep verzet zich actief tegen het coronabeleid en probeert dit met kleine en grote acties te ondermijnen. Veruit de meeste sceptici echter houden zich aan de maatregelen, of hebben er respect voor als anderen zich er wel aan willen houden. Bij hen komt de argwaan vooral voort uit het gevoel dat er iets niet klopt, of doordat zij een grote discrepantie zien tussen de Nederlandse informatie over SARS-CoV-2 en informatie uit andere landen, of er een leefstijl op nahoudt waar risico-acceptatie een belangrijk onderdeel van uitmaakt.
Onderzoek tijdens de ebola epidemie in Sierra Leone leerde dat complotdenken vaak samengaat met een zwak vertrouwen in de overheid/overheidsinstanties, deviantie, angst voor inkomstenverlies en angst voor ontwrichting, vaak in combinatie met risico-acceptatie (‘ik accepteer het risico’ want ‘alles moet bij het oude blijven’ dus verwacht ik dat ‘iedereen het risico moet accepteren’). De situatie in Nederland toont grotendeels dezelfde motivaties, terwijl in Nederland ook de onderschattende rol en boodschappen van de overheid een belangrijke rol lijken te spelen. “Het is maar griep.” “Griep is net zo dodelijk.” De boodschappen van het allereerste uur, die met zoveel stelligheid werden gebracht[2], worden nu tegen de beleidsmakers gebruikt. De ernst van de situatie is niet meer over te brengen.
Goede informatievoorziening, zeker vanuit de overheid, is zeer belangrijk om de infodemie tegen te gaan. Maar ook wanneer de informatie gemakkelijk beschikbaar en beter te begrijpen zou zijn voor iedereen, zouden er complottheorieën ontstaan. Conspiracies over vaccins bijvoorbeeld, ontstaan meestal niet door een gebrek aan informatie. Vaak gaan ze niet over de immunologische feiten achter vaccins, maar over macht, identiteit, natuur en geschiedenis.[3] Besteed aandacht aan die diepere existentiële thema’s, in plaats van mensen met een betweterige toon te onderwijzen – wat vooral verzet oproept.
Transparantie en uitleg over het beleid, het doel en de strategie, is van wezenlijk belang. Waarom doen we wat we doen? Waarom doen we bepaalde dingen niet? Waarom verlaten we nu de routekaart en nemen we een afwijkende beslissing? Waarom wijkt informatie in Nederland af van informatie uit andere landen? Neem de zorgen van burgers serieus en ga erover in gesprek. Een relatief kleine investering, die veel verschil maakt. Mensen die begrijpen waarom bepaalde regels gelden, kunnen ook anderen erop wijzen en zo kan er een gedeelde gedragsnorm ontstaan ten gunste van de bestrijding van het virus.
Auteurs: Ginny Mooy, Myrna Over, Karlijn Roex
De informatie in dit artikel is gebaseerd op antropologisch onderzoek naar de invloed van gedrag op de ontwikkeling van de coronapandemie. Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beïnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’.Raadpleeg dit document tevens voor meer brontoelichting.
Op 12 oktober begon de herfstvakantie in vakantieregio noord. De tweede coronagolf dreigde toen als een tsunami de ziekenhuizen te overspoelen. De vakantie kwam net op tijd. De overheid stelde een gedeeltelijke lockdown in per 14 oktober en toen ook de vakantieregio’s midden en zuid op 17 oktober herfstvakantie kregen, daalde het aantal besmettingen vliegensvlug. De exponentiële groei leek gestopt, daling in de groei leek ingezet. Kabinet en media lonkten al snel weer naar ‘versoepelingen’.
Het optimistische gevoel dat kabinetsmaatregelen zouden hebben gewerkt verspreidde zich, exponentieel. Hoop doet leven. En toen ook twee vaccinontwikkelaars afgelopen week aankondigden dat hun vaccins meer dan negentig procent betrouwbaar zijn en op korte termijn geleverd kunnen worden, raakten met name kabinet en de media in jubelstemming. Bij het praatprogramma Op1 vertelde minister De Jonge, stralend – en misschien een tikkeltje zelfingenomen – dat dit de pandemie ineens totaal verandert. Hoewel het vaccin er nog niet is en zowel de mate als de duur van bescherming tegen besmetting èn de invloed op het ziektebeloop allerminst duidelijk zijn, zit de minister al in de volgende fase: de coronacrisis achter zich laten.
Het vaccin is onze beste troef om de coronacrisis achter ons te laten en ons oude leven weer stukje bij beetje op te pakken. Belangrijk dus om je te laten inenten. Niet alleen voor jezelf, maar ook om de mensen die je liefhebt te beschermen. pic.twitter.com/6Y22FXL3hZ
De minister probeert zijn enthousiasme over het vaccin over te brengen aan de bevolking: De Jonge vindt dat ook wij tegen elkaar moeten zeggen dat we in een hele bijzondere fase zijn aanbeland. Maar terwijl de minister op de drempel staat van “de volgende fase in de aanpak van de crisis”, stijgt het aantal positief geteste personen verder en lijkt de verspreiding zich weer te versnellen. Vanaf het hoogtepunt op 30 oktober (ruim 11.000 positieve tests op 1 dag) was er in 10 dagen tijd een razendsnelle daling (ruim 4,5 duizend op 9 november) om daarna weer te stijgen naar ruim 6 duizend (op 21 november) besmettingen per dag. Toch zijn kabinet en adviseurs met hun hoofd vooral in de fase waarin ‘we de coronacrisis achter ons kunnen laten’.
Het kabinet zegt wel te waken voor optimisme, maar kan toch niet onder stoelen of banken steken dat het zelf wel ‘klaar’ is met maatregelen nemen. Afgelopen woensdag zei De Jonge nog dat versoepelingen na 8 december mogelijk zijn, mits er maximaal 1200 besmettingen en 3 IC opnames per dag zijn. Op vrijdag bleek die ondergrens al fors opgeschroefd naar het hogere aantal van 3600 besmettingen en 10 IC opnames per dag. En terwijl de ziekenhuizen een nieuwe toename in patiënten pas over een week of 2 à 3 kunnen verwachten, mogen de restaurants vanaf half december waarschijnlijk weer open. En intenisivist Diederik Gommers mag dit jaar voor Sinterklaas spelen: hij mocht ‘voorspellen’ dat in februari waarschijnlijk evenementen en volle voetbalstadions weer mogen. Het kabinet en zijn adviseurs zijn de route van het perspectief ingeslagen, een zijweg op de pas geïntroduceerde routekaart blijkbaar, waar een dergelijk optimistisch scenario niet op terug te vinden is. Daarmee lijkt het kabinet in de fase van het delirium terecht te zijn gekomen: er is geen besef dat de daling met name door de herfstvakantie zo snel ging, het vaccin er helemaal nog niet is en we nog een feestmaand vol uitdagingen tegemoet gaan.
Helemaal blind voor de ontwikkelingen in de samenleving is het kabinet niet. De premier herinnerde ons er bij de laatste persconferentie aan dat ons gedrag wel een stuk beter kan. Maar hoewel het kabinet beweert zich zorgen te maken over de “spankracht van de samenleving”, maak ik me intussen bijzonder veel zorgen over de ‘spankracht’ bij het kabinet en zijn adviseurs. En terwijl De Jonge nog wat bezorgdheid uit dat we elkaar weleens een derde golf cadeau zouden kunnen geven met kerst, ben ik bezorgd dat het kabinet ons – met cadeautjes in de vorm van nog weer kortere quarantaineperiodes en een te aanstekelijk enthousiasme over vaccins die er nog niet zijn en met nog onbekende (bij)werking – een nieuwe opleving cadeau geeft met sinterklaas.
De scholen zijn open, zonder restricties. Dat het aantal positieve tests na een korte periode van daling, opnieuw toeneemt en vooral onder jongeren, wil ons zeggen dat de aanvankelijke neergang van de tweede golf vooral te danken was aan de herfstvakantie.
Een maand geleden schreef ik over de maatregelen en de vakantie. De gedeeltelijke lockdown viel tegelijkertijd met de herfstvakantie en de grote vraag is dus: wat veroorzaakte de daling in besmettingen?
Na een maand begint er een beeld te ontstaan: het waren de scholen 👇
Pakjesavond is nog geen twee weken van ons verwijderd. Dat is op sommige plekken goed te zien in de winkelstraten. Zeker na een langdurige periode van stress, onzekerheid en restricties hebben mensen behoefte aan zo’n zalig avondje. Met alle positieve ontwikkelingen en de feeststemming bij sommige politici en adviseurs, groeit bij velen het gevoel: het kan wel. Dat het aantal besmettingen weer toeneemt ontgaat velen. We horen vooral wat we willen horen. Veel mensen zijn coronamoe. Zo ook het kabinet, lijkt het. En hoewel het allemaal zo logisch is en dat er gewoon bij hoort tijdens zo’n pandemie, heeft die coronamoeheid wel invloed op ons gedrag. Het kabinet zou zich moeten realiseren dat gedrag besmettelijker is dan het SARS-CoV-2 virus en dat het optimisme van politici ook zeer aanstekelijk werkt. Voor wie coronamoe is, lijkt de pandemie eigenlijk al voorbij. Zij zijn zich steeds minder bewust van de dreiging. Het naleven van gedragsregels wordt zo steeds makkelijker ‘vergeten’. Als we om ons heen zien dat anderen het niet zo nauw nemen met de regels, zijn we geneigd zelf ook meer risico’s te nemen. Zo komen we samen eens te meer terecht in een neerwaartse spiraal, waar het virus goed van kan profiteren.
Veel mensen zullen pakjesavond samen vieren. Met besmettelijke kinderen, waarvan men denkt dat dat niet zo’n kwaad kan, omdat zij het virus nauwelijks over zouden dragen. Met besmettelijke jongeren, die het overdragen aan hun ouders, kennissen en vrienden en grootouders die ‘het risico wel willen nemen’. Of andersom. En dan nemen jongeren het op hun beurt mee de scholen in. De ouders nemen het mee naar hun werkplek.
De ministers zijn bezig met het vaccin, Gommers is bezig met Feyenoord en de bevolking gaat op pad om de kerstinkopen te doen. Vóór kerst kunnen families en collega’s deze nieuwe, hoopvolle fase in de coronacrisis nog vieren met een hapje in de pas weer geopende restaurants. In de periode van pakjesavond en de weken daarna, verspreidt het virus zich dan ‘oh zo snel’. En wie weet hoeveel mensen Kerstmis en Oud en Nieuw dan kunnen vieren op de IC. Gelukkig voor de zorgmedewerkers, kunnen zij door het zeer doortastende vuurwerkverbod de brokstukken van het kabinetsbeleid dan in alle stilte op hun schouders torsen.
Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beïnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’.
Hoe gedrag de coronapandemie beïnvloedt Onderzoekspaper (samenvatting) Ginny Mooy, Myrna Over, Karlijn Roex Download het volledige paper hier
Gedrag van mensen die gedurende een lange periode blootstaan aan stress en onzekerheid, is moeilijk beheersbaar. Toch leunt het Nederlandse coronabeleid bijna volledig op ons gedrag. De strategie van ‘maximale controle’ leidt onvermijdelijk steeds weer tot lockdowns en lange perioden van restricties. Dat leidt niet alleen tot langdurige overbelasting van de zorg maar ook tot langdurige ontwrichting van de samenleving. Bovendien leidt het tot veel economische schade, mentale problemen, sociale onrust en kan het tot een nationaal trauma leiden. Ons advies is de strategie te wijzigen naar preventie, een gezamenlijk doel te formuleren (‘nul’ corona), samen eerst een tussendoel te bereiken (samen kerst vieren) en in de lente als samenleving weer tot bloei komen[1][2].
Hoewel de coronacrisis voor velen van ons de grootste langdurige ramp is die we in ons bestaan meemaken, voelt de situatie vlak en weinig urgent. Bij een echte ramp horen veel sirenes, zorgelijke en afgetobde leiders en een bepaalde mate van saamhorigheid. Tijdens de eerste golf kwam die saamhorigheid en verbinding razendsnel op gang, maar ebde ook even zo snel weer weg. Naast thuiszitten, konden burgers maar weinig bijdragen om de situatie te verbeteren.
Het kabinet, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Outbreak Management Team (OMT) hebben alle touwtjes in handen. De persconferenties zijn gaandeweg steeds minder empathisch geworden. Over het lot van de vele zieken en doden, spreekt premier Rutte zich nauwelijks uit. Het gaat vooral om cijfers, modellen, welke uiterste risico’s we kunnen nemen en af en toe wijst een belerende vinger richting de burgers. Veel mensen voelen zich in de steek gelaten. En waar de één besluit dat het dan allemaal wel mee zal vallen met corona, besluit de ander zich maandenlang op te sluiten in huis, terwijl dat misschien niet eens altijd zo strikt nodig is.
Burgers kunnen niet alleen niet daadwerkelijk iets doen om te helpen, maar doen daarnaast blijkbaar in het niets doen ook veel niet goed. En dat is verwarrend. Het kabinet geeft ‘dringende’ adviezen. We mogen zelf bepalen of we daar gehoor aan geven. We worden teruggeworpen op onszelf en het is dan ook niet gek dat veel burgers zich vooral laten leiden door hun eigen behoeften en belangen.
Een leider die één van ons is en voor ons werkt, versterkt het gevoel van saamhorigheid en geeft ons een gezamenlijk doel. Een premier die niet op de IC komt maar wel regelmatig uitspreekt dat hij naar de kroeg snakt, stimuleert een frivole, zorgeloze houding. Onder een deel van de bevolking althans. Maar er zijn ook veel burgers die dit als ongepast ervaren. Zij voelen zich in de steek gelaten. Het kabinet is weinig empathisch en lijkt alleen oog te hebben voor een minderheid in de samenleving die knokt voor de ‘vrijheid’ en het liefst zo snel mogelijk van de coronamaatregelen af wil. Van hen mag het virus rondgaan. Terwijl tweederde van de bevolking graag ziet dat het kabinet sneller en harder ingrijpt. Zij vinden geen gehoor. In Nederland ontwikkelt de pandemie zich daardoor niet alleen tot een gezondheidscrisis, maar ook tot een politieke en maatschappelijke crisis. Er ontstaat een gevaarlijke tweespalt in de samenleving. Onduidelijk blijft wat hierin de positie van het kabinet is en welke doelen het kabinet met zijn daden nastreeft. Er lijkt een groot verschil te zijn tussen wat het kabinet zegt te doen en wat het werkelijk doet.
De vrees bij het kabinet om paniek te veroorzaken als nadruk op de gevaren van dit onbekende virus wordt gelegd, werkt onderschatting in de hand en zorgt ervoor dat mensen geen reële risico-inschatting kunnen maken. Door weifelend en inconsistent beleid is de politiek de bevolking onderweg kwijtgeraakt. Onze ‘volksaard’ vormt geen verklaring voor de kloof die is ontstaan tussen kabinet en burgers bij de bestrijding van het virus. Maatregelen lijken in toenemende mate arbitrair en kunnen op steeds minder steun en begrip rekenen. Burgers raken het spoor bijster, terwijl zij in een crisis juist meer dan anders houvast nodig hebben.
Gedrag is geen knop waar naar believen aan gedraaid kan worden, het moet steeds gefinetuned worden. De grootste uitdaging bij een gezondheidscrisis, is de bevolking steeds bewust te houden van de dreiging en burgers te blijven stimuleren gewenste gedragsregels na te leven. Het voelt heel onnatuurlijk de persoonlijke vrijheid op te offeren. Zeker als de boodschap steeds wisselt: het ene moment is het wenselijk dat een deel van de bevolking grote risico’s neemt en besmet raakt, het volgende moment is dat ineens onwenselijk gedrag.
Het ‘beschermende muurtje’ van premier Rutte wekt de indruk dat groepen in de samenleving afgeschermd kunnen worden. Daarmee is het ongrijpbaar en onbegrijpelijk geworden om in te schatten hoe ons persoonlijk belang samenhangt met het algemeen belang of met andere mensen in de samenleving. We houden ons aan de gedragsregels die voor ons als individuen het meest logisch lijken. Dat ligt niet aan de cultuur, of aan de volksaard, maar aan onze menselijke behoeften. Bovendien hebben burgers zelf het idee weinig invloed te hebben op het verloop van de uitbraak. Het is de overheid die (in bepaalde mate) risicovol gedrag stimuleert, zoals door het openhouden van de scholen, het toestaan van reizen naar risicogebied zonder quarantaine verplichting, of werken in de zorg zonder adequate beschermingsmiddelen. De samenleving moet draaien. Het is dan ook niet meer dan logisch dat burgers die risico’s ook zullen nemen. In veel gevallen is er zelfs geen keuze; niet alle gedrag is vrijwillig, soms kunnen we – door werk, school of andere verplichtingen – niet ontkomen aan risicovolle situaties.
De mate waarin mensen denken dat ze risico lopen om de ziekte op te lopen en door te geven aan anderen (vatbaarheid) en hoe ernstig zij de gevolgen daarvan inschatten (om zelf besmet te raken en het vervolgens doorgeven aan anderen), wordt ook beïnvloed door gedrag waar men niet aan kan ontkomen. Zo zullen zorgmedewerkers die zonder mondneusmasker zorghandelingen uitvoeren, het risico op besmetting vaak onjuist inschatten. In hun privéleven hanteren zij dezelfde risico-inschatting. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de samenleving gegeven: wat is het nut van het dragen van een mondneusmasker als zorghandelingen bij (potentiële) COVID-patiënten onbeschermd doorgang kunnen vinden? Veel burgers komen tot de conclusie: het zal dan toch niet zo besmettelijk zijn. Mede door de duur van de crisis, wordt het voor mensen steeds moeilijker hun eigen aandeel in de verspreiding van het virus te begrijpen[3]. Daarnaast blijkt dat mensen klachten slecht herkennen of een verkeerde inschatting maken (‘het zal wel een verkoudheidje zijn’).
Van de eerste golf hebben we kunnen leren dat met name snelheid en reageren met adequate maatregelen, de voornaamste succesfactoren zijn om het aantal besmettingen snel terug te dringen. We leerden van andere landen, met een succesvolle aanpak, dat daarna het actief opsporen, testen en isoleren van alle gevallen, de enige manier is om de verspreiding laag te houden en de samenleving zo min mogelijk te belemmeren. In Wuhan, waar de uitbraak eind december 2019 begon, kon men in augustus weer terugkeren naar een bijna-normaal bestaan.
Ook in Nederland leek dat – na een ‘intelligente lockdown’ van bijna 3,5 maand – eind juni binnen de mogelijkheden te liggen. De verspreiding was toen zo laag dat we binnen 3 weken, volgens de prognoses, vrijwel virusvrij zouden zijn geweest, als we de intelligente lockdown nog even hadden voortgezet. Kabinet en bevolking waren, begrijpelijkerwijs misschien, ongeduldig. Ondanks vele waarschuwingen, volgden op 1 juli versoepelingen. Dat bleek inderdaad te vroeg. Bovendien waren de maatregelen om het opnieuw opvlammen van het virus te voorkomen (intensief testen, bron- en contactonderzoek en quarantaine) niet op orde. Eind juli had het kabinet zo snel mogelijk in moeten grijpen, om een nieuwe cyclus van exponentiële groei in de kiem te smoren. Een tweede golf had voorkomen kunnen worden. Maar net als bij de eerste golf nam het kabinet een afwachtende houding aan en greep pas in toen medio oktober de ziekenhuizen weer alarm sloegen.
Doordat de overheid nauwelijks inzet op preventie, voorlichting, voorzorgsmaatregelen en een reële risicoperceptie onder de bevolking, zijn we na de zomervakantie weer in een nieuwe golf aan besmettingen terechtgekomen. Door te laat in te grijpen terwijl er weinig naleving van (gedrags)regels was en de verspreiding in de gemeenschap al hoog was, was een acuut signaal nodig om mensen te motiveren het nalatig gedrag direct om te zetten naar nalevend gedrag. De overheid greep medio oktober pas op het laatste moment in en had toen als laatste redmiddel enkel nog een gedeeltelijke lockdown in de aanbieding.
Een lockdown is het sterkste middel dat de overheid kan inzetten om een onmiddellijk gedragseffect te bewerkstelligen. Eigenlijk is een lockdown niets anders dan het zoveel mogelijk in quarantaine plaatsen (van delen) van de bevolking. Hoe minder mobiliteit en hoe minder nabije sociale contacten, hoe minder kans op overdracht. Dat daarbij niet besmette(lijke) personen ook steeds gehinderd worden in hun sociale en economische levens, moeten we op de koop toenemen. Het lijkt een onevenredig grote investering als het ook anders kan.
Verspreiding voorkomen is niet heel moeilijk als het besmettingsniveau na een eerste lockdownperiode weer heel laag is. Tenminste, als de overheid goede voorzorgsmaatregelen zou treffen op plekken waar mensen zichzelf niet tegen besmetting kunnen beschermen. Op plekken waar zij dat wel kunnen, moeten mensen weten hoe ze besmetting kunnen voorkomen en zich daarnaar gedragen. En waar burgers dat niet kunnen, zou de overheid hen moeten helpen. Door bijvoorbeeld te faciliteren dat mensen dichter bij huis kunnen testen of de preventieve quarantaine financieel en praktisch haalbaar te maken. Maar ook door hen te beschermen tegen andere burgers, die het niet zo nauw nemen met de maatregelen. Want (de mensen uitgezonderd die echt een verhoogd risico op een ernstig ziektebeloop hebben) we zullen bijna allemaal wel momenten hebben dat we denken ‘dat het wel even kan’. Zeker als een besmetting onszelf niet zo hard treft, of het risico gewoon niet zo groot lijkt. Er is daarbij altijd sprake van de inschatting van het persoonlijke risico en het risico dat ons gedrag oplevert voor de ander.
Ook wanneer de overheid zware restricties opwerpt om gedrag te beïnvloeden en sociale interacties te beperken (zoals een lockdown), zal zij moeten blijven investeren in het stimuleren van een juiste risico-inschatting. De behoefte aan sociaal contact en fysieke nabijheid zal juist door maatregelen die sociale isolatie bevorderen, toenemen. Familieleden zullen elkaar bezoeken en juist bij elkaar gezelligheid, steun en troost zoeken. Door veel te investeren in preventie en het vergroten van de intrinsieke én extrinsieke motivatie (regels en handhaving), kan de overheid een derde golf voorkomen. En daarmee ook een derde lockdown.
Nederland kan het roer omgooien en net als landen als China, Vietnam, Japan, Nieuw-Zeeland, Taiwan, Mongolië, Guinee, Liberia en Sierra Leone binnen afzienbare tijd terug kunnen naar ‘het oude normaal’: een samenleving waar af en toe nog wat kleine uitbraken zullen zijn die direct uitgedoofd kunnen worden, zodat er slechts sporadisch en zeer plaatselijk nog beperkende maatregelen noodzakelijk zijn. Het jojo-effect van verwerven en inleveren van vrijheden, met als dieptepunt terugkerende lockdowns, zijn te wijten aan het huidige Nederlandse beleid. Een strategie van ‘maximale controle’ door pas bij te sturen als de IC’s overspoeld dreigen te raken, zal telkens opnieuw leiden tot hoge viruscirculatie, waarbij (gedeeltelijke of intelligente) lockdowns nog de enige manier vormen om de virusdruk omlaag te brengen. Wie accepteert dat het virus rondgaat, leunt bijna volledig op constant alert en risicomijdend gedrag van de bevolking en dat is praktisch niet haalbaar. Bovendien zet de overheid weinig in op dat bewustzijn onder burgers. Veel mensen zullen in verband met werk, school en zorg voor anderen immers wel risico’s moeten nemen. En als zij in de ene situatie geen andere keuze hebben dan risico’s nemen, zullen zij dat in andere situaties ook doen. Zij beïnvloeden anderen met hun gedrag en op die manier komt de samenleving steeds weer in een neerwaartse spiraal terecht. Met andere woorden: uitgaan van risicomijdend gedrag en eigen verantwoordelijkheid gedurende een lange periode, is niet haalbaar.
Een snelle terugkeer naar een volledig functionerende maatschappij, met veilige scholen, economisch herstel en een sociaal en maatschappelijk leven zoals we dat kennen van vóór het coronatijdperk, is absoluut noodzakelijk. Dit is een haalbaar doel als we de lasten van de bestrijding evenredig – met zijn allen – dragen. De overheid kan hiertoe draagvlak creëren door een duidelijk doel aan de huidige lockdown te stellen: samen opnieuw beginnen en vervolgens een duidelijk doel en strategie hanteren, waarbij mensen een betere inschatting van hun eigen aandeel kunnen maken.
De overheid kan een saamhorigheidsgevoel kweken door ieders verschillende behoefte aan veiligheid aan elkaar te koppelen. Dat kan en dat moet, want zo zit onze samenleving in elkaar. We zijn allemaal met elkaar verbonden en onderling afhankelijk van elkaar. De gezondheid van ‘mijn’ kapster is van belang, evenals dat van de leerkracht van ‘mijn’ kinderen, dat van ‘mijn’ huisarts, ‘mijn’ ouders die helpen bij het oppassen en ‘mij’ mentaal ondersteunen en het sociale en liefdevolle vangnet geven dat ieder mens nodig heeft. De gezondheid van de bouwvakker is van belang, dat van de politicus, van de brandweer, de caissière en de kantoormedewerker. Door mensen inzicht te geven in onze onderlinge verbanden, kan de overheid deze crisis ombuigen naar een gezamenlijke strijd tegen ‘corona’. Wat de burger zelf kan maar toch echt ondersteuning bij nodig heeft? Dichte ruimten, drukke plekken en dichtbij elkaar zijn vermijden. Op vele verschillende manieren zal de overheid dat nog moeten faciliteren. Zoals ervoor zorgen dat er betere ventilatie in binnenruimten komt, dat we vanwege school of werk niet verplicht worden om op drukke plekken te komen en dichtbij elkaar komen ook daadwerkelijk kunnen vermijden.
De overheid zorgt dat alle instrumenten om verspreiding tegen te gaan klaarstaan om na de lockdownperiode bij heropening optimaal te functioneren en investeert tegelijkertijd in een betere informatievoorziening en het creëren van een samenleving met een reële risicoperceptie: zowel op het gebied van de eigen gezondheid als de daarmee samenhangende volksgezondheid en het welzijn van de samenleving als geheel. Investeer in alle pijlers van het TTI: snel en laagdrempelig kunnen Testen. Stimuleer mensen goed mee te werken aan het Traceren van de keten van verspreiding en zorg dat er steeds ruim voldoende menskracht is om dat bron- en contactonderzoek uit te voeren. En bovenal: stimuleer mensen zich zoveel mogelijk te Isoleren als zij besmet zijn en in quarantaine te gaan als zij in contact geweest zijn met een besmet persoon. Want testen en traceren geven wel een beeld van de verspreiding, maar voorkomt het natuurlijk niet. Help mensen de isolatie- of quarantaineperiode door te komen, in de breedste zin des woords. Kapsel het virus in en houd het buiten de grenzen. Ook letterlijk: zorg ervoor dat er vanuit het buitenland geen nieuwe besmettingen kunnen binnenkomen. Dat kan door steeds aan alle gaten in de lagen van de respons te blijven sleutelen. En door ons er bewust van te worden, dat ‘een beschermend muurtje’ rond bepaalde groepen een bijzonder slechte verdedigingslinie is gebleken.
Een muur die ons allen beschermt en het coronavirus zoveel mogelijk buiten houdt, is de enige manier waarop de samenleving zoveel mogelijk onbelemmerd door kan draaien. Dat een muur bouwen wat tijd en investering kost, zou ons allemaal duidelijk moeten zijn. Maar als we dat samen doen, kan het een klus zijn die naast veiligheid ook verbinding oplevert.
In het onderzoekspaper ‘Opnieuw bruggen bouwen’ geven we een uitgebreide analyse van de coronacrisis in Nederland en beschrijven we hoe beleid en gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden. In dit paper worden aanbevelingen gedaan om gedrag beter te begrijpen en in te zetten om de uitbraak in Nederland tot een minimum te beperken.
Misschien is er bij het kabinet geen moed om toe te geven dat er een verkeerde inschatting is gemaakt door groepsimmuniteit na te streven en in te zien dat ‘de beste experts van de wereld’ ook fouten kunnen maken.
“Eindelijk goed nieuws over corona”, meldde het nieuwsprogramma Nieuwsuur op 9 november. “Een sprankje hoop in deze pandemie”, noemde nieuwszender Al Jazeera de berichtgeving over het veelbelovende coronavaccin van Pfizer. Het ‘hoopgevende vaccin bracht de beurzen direct in juichstemming’, omdat het in de derde en laatste onderzoeksfase 90% effectiviteit laat zien. Het einde van de pandemie zou daarmee in zicht komen.
Het optimisme rond het vaccin is prematuur te noemen. Zo is nog niet duidelijk welke personen op welke manier voor welke duur door het vaccin beschermd kunnen worden. Tevens is het de vraag of het vaccin voldoende effectiviteit zal bieden als het virus muteert. Maar het enthousiasme is begrijpelijk; het biedt perspectief en hoop. De samenleving zou weer zonder restricties kunnen draaien. De hunkering naar een vaccin legt haarfijn bloot: met het nieuwe coronavirus valt niet te leven.
Volgens Minister De Jonge moeten we “inzetten op alles wat perspectief biedt op teruggaan naar het oude normaal.” De minister ziet vaccinatie daarbij als “onze beste troef”, wat in combinatie met “betere behandelingen” en “het veel intensiever testen” in de loop van het nieuwe jaar een teruggang naar het oude normaal moet inzetten. De drie routes naar perspectief, zoals premier Rutte het noemt. De premier en de minister lijken te accepteren dat een derde golf wellicht niet meer te voorkomen is. Misschien is dat te wijten aan het uitgangspunt achter het kabinetsbeleid sinds de uitbraak in Nederland in februari begon: de gedachte dat slechts groepsimmuniteit een einde kan maken aan ‘corona’. Dat een vaccin – in deze fase – niet per se langdurige groepsimmuniteit oplevert, maar misschien eerder collectieve preventie biedt die ook op andere manieren bereikt kan worden, ziet het kabinet over het hoofd.
De Nederlandse bevolking is nog niet enthousiast over het vaccin. Bijna veertig procent van de bevolking wil zich niet laten vaccineren. Het kabinet staat voor een grote uitdaging om deze burgers van gedachten te laten veranderen. Geen enkele strategie werkt immers, als mensen niet meewerken. Zelfs collectieve vaccinatie niet. Er is geen wondermiddel. Om mensen mee te laten werken, zullen zij er van doordrongen moeten zijn dat preventie noodzakelijk is. En juist daarin is in Nederland weinig tot niets geïnvesteerd.
Om mensen ‘mee te laten werken’ is het noodzakelijk dat zij weten waaraan ze moeten meewerken. En die visie ontbreekt in Nederland. Eigenlijk is de boodschap steeds sussend geweest. Dat het virus verspreidt is niet zo erg, zolang de ouderen en ‘kwetsbaren’ in de samenleving maar niet massaal ziekenhuiszorg nodig hebben. Zij mogen de ‘zorg niet overbelasten’. Het kabinet stuurt op ziekenhuiscapaciteit, iets waar burgers zonder verhoogd risico op een ernstig ziektebeloop weinig invloed op hebben. Niet iedereen wil offers brengen om de ‘kwetsbaren’ te ontzien. Dat is terug te zien aan de verminderde mate waarin burgers zich tijdens de tweede golf aan de maatregelen houden. Om de verspreiding van een virus ‘maximaal te kunnen controleren’ (premier Rutte) is het kabinet afhankelijk van het gedrag van de burger. Zeker in tijden van grote onzekerheid is het op lange termijn sturen van gedrag een hele uitdaging.
Het kabinet heeft tot nu toe een weifelend en inconsistent beleid gevoerd. Premier Rutte verzekerde de bevolking er steeds van met ‘de beste experts ter wereld’ aan het roer te staan en steeds ‘maximale controle’ te hebben over het virus, terwijl werkelijk alles mis ging. Zo was en is er nog steeds niet afdoende testcapaciteit en bij lange na niet genoeg (competente) menskracht om het bron- en contactonderzoek uit te voeren. Onder de bevolking is er weinig bereidwilligheid tot testen en – erger nog – het naleven van de quarantaine. Testen, traceren, isoleren, dé pijlers onder succesvol bestrijdingsbeleid. Nederland scoort, na negen maanden, nog altijd een matig op alle onderdelen. Het kabinet ging de bestrijding in met een onduidelijk doel: het virus gecontroleerd laten verspreiden in afwachting van groepsimmuniteit – ofwel door middel van natuurlijke infecties of in afwachting van een vaccin. De strategie: het virus maximaal controleren, de meest ‘kwetsbaren’ beschermen tegen infectie, de ziekenhuiszorg niet teveel overbelasten en de samenleving zo min mogelijk te belemmeren.
Nederland is een van de weinige landen ter wereld waar verspreiding onder de ‘niet kwetsbare’ personen van de bevolking als niet problematisch beschouwd wordt. Ons land kwam met deze strategie op een zevende plaats in de wereldranglijst met de meeste corona-sterfgevallen per honderdduizend inwoners te staan en heeft het, in vergelijking met andere landen, bijzonder slecht gedaan. Het besef dat de strategie niet werkt en het doel juist veel schade aanricht aan de volksgezondheid, de economie en de samenleving, lijkt langzaam in te dalen bij het kabinet. In de kamerbrief van Hugo de Jonge van 17 november jongstleden, wordt voorzichtig een ander doel geschetst: heel Nederland moet terug van risiconiveau 4 (‘zeer ernstig’) naar risiconiveau 1 (‘waakzaam’), waarbij weliswaar nog teveel verspreiding van het virus wordt toegestaan, maar waarbij er toch een breuk gemaakt wordt met de acceptatie dat het virus zich op hoog niveau mag verspreiden.
‘Voorzichtig’ want het kabinet lijkt nog niet bereid zich volledig te committeren aan dit doel. Als het aantal besmette mensen blijft dalen, hoopt en denkt het kabinet dat half december een eerste voorzichtige tussenstap gezet kan worden en stelt daarbij als voorwaarde dat heel Nederland dan binnen de signaalwaarde van risiconiveau 2 moeten zitten. Het einddoel, heel Nederland weer in risiconiveau 1 krijgen, hoopt het kabinet dan in de tweede helft van januari te bereiken. Een strategie om daadwerkelijk en snel terug te keren naar risiconiveau 1, is er niet. Met de huidige maatregelen (zoals afgekondigd op 17 november) en de te verwachten toename in nabije sociale contacten in de feestmaand december, lijkt het doel (het bereiken van niveau 1 in de tweede helft van januari) bij voorbaat onhaalbaar.
De route naar perspectief: vaccin, medicatie en testen. Het voorkomen van verspreiding en een niveau 0, waarbij er nog amper verspreiding is zodat geen maatregelen meer nodig zijn, staat nog niet op de routekaart van het kabinet. Het kabinet weifelt nog altijd en houdt – ook nu er afgetast wordt om over te stappen naar een strategie van minder verspreiding – de deur op een kier om toch sneller te kunnen versoepelen en verspreiding op hoog niveau toch toe te staan. Misschien heeft het kabinet nog niet voldoende geleerd dat ‘golven’ komen en gaan door versoepelingen en aanscherpingen en dat het toestaan van verspreiding onvermijdelijk weer zal leiden tot escalatie. Of misschien is er geen moed om op de schreden terug te keren, toe te geven dat er bij het begin van de uitbraak een verkeerde inschatting is gemaakt door groepsimmuniteit na te streven en in te zien dat ‘de beste experts van de wereld’ ook fouten kunnen maken.
Om ervoor te zorgen dat we – in afwachting van een vaccin – niet met de ene golf na de andere een derde lockdown in jojo-en, zou het kabinet nu al in moeten zetten op preventie. “Als je een ziekte niet kan krijgen dan kan je het ook niet overdragen op anderen. Als niemand meer de ziekte kan krijgen, dan kan niemand het meer overdragen en kan de ziekte zelfs verdwijnen.” Daar kan een vaccin bij ondersteunen. Het bereiken van blijvende groepsimmuniteit – ofwel door middel van natuurlijke infecties, ofwel door middel van een van de vaccins die nu in ontwikkeling zijn – is nauwelijks haalbaar. Collectieve preventie lijkt het maximaal haalbare, zoals dat ook geldt voor de vaccinaties tegen influenza, bijvoorbeeld. Een vaccin is echter zeker niet de enige manier om verspreiding te voorkomen. Andere landen bewijzen dat door volledig in te zetten op preventie, zoals een vaccin dat ook doet, verspreiding voorkomen kan worden.
Er is geen beter moment om voor een nieuw doel en een nieuwe strategie te kiezen dan in de daling van de tweede golf. Ons eerste vooruitzicht: samen Kerstmis kunnen vieren en de verspreiding toch op een heel laag niveau houden. Ons tweede vooruitzicht: in de lente is de uitbraak in Nederland onder controle. Iedere nieuwe besmetting kan achterhaald en geïsoleerd worden. Alle nieuwe brandhaarden kunnen opgespoord en geblust worden. Nederland is grotendeels vrij van ‘corona’ en de samenleving kan weer tot bloei komen. De bevolking kan rustig wennen aan het nieuwe vaccin en een nieuw kabinet kan zich dan buigen over het samenbrengen van het oude en het nieuwe normaal.
Toen ik een paar weken geleden opriep de kinderen een extra week herfstvakantie te geven zodat er een harde knip in de transmissieketen gegeven kon worden, kreeg ik met veel verbale agressie te maken. Scholen moeten hoe dan ook openblijven. Wat me nog het meest verbaasd heeft: dat heel veel mensen denken dat kinderen in mentaal of psychisch opzicht voor het leven beschadigd raken door één extra week herfstvakantie.
De New York Times kopt vandaag: “Het lijkt onwaarschijnlijk dat kinderen de verspreiding van het coronavirus aanjagen.” Voor jonge kinderen in het basisonderwijs wordt Nederland in het artikel daar als voornaamste bewijs voor opgevoerd. In Nederland zijn – in tegenstelling tot andere landen – de scholen open zonder restricties. Volgens Brooke Nichols, modelleur infectieziekten aan de Boston University School of Publich Health, blijkt uit de Nederlandse gegevens dat kinderen het virus nauwelijks aan volwassenen overdragen. Een redenering die we eerder hebben gehoord van het RIVM en het OMT, waar de wetenschappelijke bewijsvoering voor ontbreekt. Het is een aanname, want kinderen jonger dan 13 worden nauwelijks getest.
De situatie op scholen en onder kinderen is in Nederland een grote zwarte doos. Het bron- en contactonderzoek ligt in zijn algemeenheid vrijwel stil, maar ook toen het nog functioneerde, werd er onder kinderen nauwelijks bron- en contactonderzoek uitgevoerd. Bovendien werd toen het BCO nog ‘optimaal’ functioneerde slechts 30% van alle bronnen opgespoord. We weten dus maar bitter weinigo over de verspreiding. Wat we wel weten: kinderen en jongeren worden zelden ernstig ziek. Of er kinderen zijn met long-covid, is onbekend. Er wordt niet over gerapporteerd en er is geen centrale registratie. Besmet raken kinderen in ieder geval wel. In welke mate? Niemand kan daar antwoord op geven. Uit het percentage positief geteste kinderen uit de RIVM rapportage van afgelopen dinsdag kunnen we maar 1 ding concluderen: onder kinderen wordt veel te weinig getest. En verhoudingsgewijs basisschoolkinderen momenteel de groep die het meest vaak positief getest wordt.
Niet alleen in Nederland maar wereldwijd, is de discussie rond de rol van kinderen in de coronapandemie, zeer gepolitiseerd geraakt. Het is misschien wel het heetste hangijzer van de pandemie. Wetenschappelijke onderzoeken zijn bijna zonder uitzondering gebaseerd op verkeerde uitgangspunten, scheve selecties en te harde conclusies. Tijdens de eerste golf, waren bijna overal ter wereld de scholen gesloten. Waar ze niet snel werden gesloten, waren er toch relatief veel zieke kinderen. In New York City alleen werden 89 kinderen in ziekenhuizen opgenomen met de zeldzame ernstige complicatie MIS-C. Nederland rapporteerde ‘ongeveer’ 20 gevallen van MIS-C, terwijl de kinderen hier tijdens de ‘intelligente lockdown’ toch in relatieve afzondering leefden.
Pas deze herfst, tijdens de tweede golf, zullen we meer inzicht krijgen in het ziektebeloop onder kinderen die voltijds en zonder restricties naar school gaan. Nederland is de proeftuin van de wereld. Logisch, vinden wij, want school is het allerbelangrijkst voor kinderen en restricties op scholen, daar blijven we ver vandaan. De school vormt een belangrijke sociale basis voor kinderen en jongeren. Maar daarnaast vrezen we vooral de veronderstelde leerachterstanden die kinderen zouden oplopen door hybride of afstandsonderwijs.
Toen ik een paar weken geleden opriep de kinderen een extra week herfstvakantie te geven zodat er een harde knip in de transmissieketen gegeven kon worden, kreeg ik met veel verbale agressie te maken. Scholen moeten hoe dan ook openblijven. Wat me nog het meest verbaasd heeft: dat heel veel mensen denken dat kinderen in mentaal of psychisch opzicht voor het leven beschadigd raken door een extra week herfstvakantie. Eén extra week. Die je dan – als het echt moet – ook makkelijk van de zomervakantie af kunt halen. Eén week extra, voor of na de herfstvakantie. Als het ons om leerachterstanden zou gaan en het welzijn en de gezondheid van de kinderen hierbij centraal zouden staan, zouden we dat idee toch moeten omarmen.
Het belangrijkste argument waar ik mee om de oren geslagen wordt: op scholen is er geen corona. Alleen af en toe een incidenteel geval. Zal wel van een feestje zijn. Of van contact buite school. Daar lijken kinderen het dan wel aan elkaar over te dragen, maar zodra ze de school binnenlopen, is dat risico op overdracht blijkbaar op het schoolplein achtergebleven. De werkelijkheid: We weten simpelweg niet wat er gaande is op de scholen. Er is veel onrust, onder leerkrachten, maar ook onder leerlingen. Er is veel verzuim. Kinderen raken ook besmet. Vooral jongeren. In hoeverre ze elkaar aansteken? Onbekend. Bron- en contactonderzoek wordt niet gedaan. Sommige scholen moesten al de deuren sluiten. Klassen worden naar huis gestuurd omdat leerkrachten in quarantaine moeten of besmet zijn geraakt. Hoe het zit met verspreiding van kinderen en jongeren naar hun ouders is onbekend. Niemand heeft daar gegevens over. Niemand heeft zicht, of grip. En dat zou je nou toch juist wél willen hebben.
School is het allerbelangrijkst voor kinderen. Daar lijkt niemand aan te twijfelen. Om verspreiding van kinderen naar ouders tegen te gaan, raadt het RIVM aan om thuis zoveel mogelijk 1,5 meter afstand te houden. Naar opa en oma kunnen ze niet meer. Dat geldt tenminste voor de families die zich dat kunnen permitteren. Iets meer dan de helft van de ouders met baby’s en kleuters die gebruik maken van kinderopvang namelijk, laten de grootouders zeker 8 uur per week oppassen. Een derde van de ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd, laten de grootouders 8 tot 12 uren per week oppassen. En vanwege de woningnood zijn er ook behoorlijk wat alleenstaande ouders die na een relatiebreuk samen met de kinderen bij de (groot)ouders op zolder hun intrek moesten nemen. In achterstandswijken wonen vaak meerdere generaties onder 1 dak.
Hoi, het is belangrijk om je ook thuis zoveel mogelijk aan de basisadviezen te houden. Dus regelmatig je handen wassen en zoveel mogelijk 1,5 meter afstand houden. Ook al is dat soms lastig. Meer over hygiëne: https://t.co/DIBXULDqW8 1/4
Het is dus niet altijd even makkelijk, die 1,5 meter afstand. En de risicogroepen komen zo onvermijdelijk toch binnen het bereik van het coronavirus. Tenminste, áls kinderen dat überhaupt zouden kunnen verspreiden. En dan nog in welke mate. Met welke viral load. Want ze hebben vaak milde klachten, niezen en hoesten niet zo hard en dan zou het mee kunnen vallen. Buiten Nederland blijkt dat kinderen vaak een ander ziektebeeld hebben dan volwassenen en zou covid-19 bij hen zich vaak uiten in buikklachten en diarree. In Nederland lijkt dat niet het geval te zijn, althans niet volgens de website van het RIVM.
Intussen zijn de scholen in regio noord na de herfstvakantie alweer begonnen. De andere vakantieregio’s volgen vanaf volgende week. De tweede golf lijkt de ziekenhuizen als een tsunami te overspoelen. Alles wat met recreatie te maken heeft, is gesloten of draait met allerlei beperkingen door. Trainen mogen kinderen nog wel, maar wedstrijden spelen niet. De sportkantines zijn gesloten. Een middagje shoppen is niet de bedoeling. Ergens anders dan op school ergens in een binnenruimte samenkomen ook niet.
Op school draait alles door als normaal. En voor veel kinderen is dat prettig. Maar tegelijkertijd ook, maken veel kinderen zich zorgen. Sommigen piekeren dat ze hun ouders zouden kunnen besmetten, of hun grootouders. Of hun leerkrachten. En is er dan in de ziekenhuizen wel plek? Een meisje van 17 vertelde me dat ze ’s nachts vaak wakker ligt omdat haar vader herstellend is van een hartoperatie en ze iedere dag moet wikken en wegen of het nog verstandig is om naar school te gaan. Moet ze dit jaar als verloren beschouwen en haar eindexamen maar volgend jaar doen?
Groep 8’ers maken zich zorgen over hun niveau, want door uitval van de leerkracht zitten ze dan plotseling weer thuis en loopt het afstandsonderwijs niet zo gesmeerd meer, als tijdens de intelligente lockdown. Gaan de open dagen op de middelbare scholen wel door? Hun eindmusical? Schoolkamp? En hoe lang gaat de pandemie duren? Kunnen ze ooit weer normaal met opa en oma omgaan? Wordt het Sinterklaas zonder familie, in een gedeeltelijke lockdown? En hoe gaat dat met Kerstmis en Oud en Nieuw. Hun verjaardag? Wordt het leven ooit weer normaal?
Hoe zit het met de mama met ‘onderliggend lijden’ die zich zoveel mogelijk in haar slaapkamer moet afzonderen? En met de papa die het huis heeft moeten verlaten omdat hij tot een risicogroep behoort en ze alleen van afstand, buiten, kan zien? En dan zijn er de samengestelde gezinnen die onder spanning leven omdat het ‘andere gezin’ het niet zo nauw neemt met de regeltjes. Sommige kinderen komen klem te zitten in onderlinge ruzies en spanningen, die de botsende levensstijlen met zich meebrengen. Hoe gaat het met het kind van die alleenstaande moeder die als ZZP’er werkt en nu al voor de derde keer door haar kind werd aangestoken met een corona-achtige ziekte? Zij moet in afwachting van een test thuis blijven en weet niet meer hoe ze haar rekeningen kan betalen. En omdat de kinderen ineens weer, van de ene op de andere dag, dagenlang thuis kunnen komen te zitten, wordt het ook moeilijk met het aannemen van nieuwe opdrachten. Sport wordt opgezegd, in de uitgaven moet worden geschrapt. Het wringt en het schuurt overal. En de kinderen van horeca-ondernemers maken zich al langere tijd zorgen dat het gezin met faillissement en langdurige financiële sores te maken zal krijgen. En dan zijn er nog de kinderen met ouders in de cultuursector of de evenementenbranche, die intussen niet meer weten hoe ze de eindjes aan elkaar moeten knopen.
School is belangrijk voor kinderen. School is belangrijk voor de ouders. School is belangrijk voor de economie. School is belangrijk, punt. Maar er is meer dan school en dat lijken we wel heel makkelijk te vergeten. Het welzijn van kinderen hangt van meer af, dan van alleen leren en het sociale leven in een schoolgebouw. Ook, of juist buiten die muren, leren kinderen over het leven. Bouwen ze relaties op met anderen en verruimen ze hun horizon in contacten met andere generaties. De wereld gaat niet aan ze voorbij. Zullen we ook hun andere zorgen en verdriet serieus nemen? Kunnen we oog hebben voor hun gehele welzijn, zonder alles aan fysieke aanwezigheid in een schoolgebouw op te hangen? Kunnen wij volwassenen ophouden voor kinderen te beslissen dat voor hen enkel naar school gaan zonder maatregelen er tijdens deze pandemie toe doet? Wat voor kinderen belangrijk is, is een compleet bestaan, mèt school, maar ook met gezonde ouders, ouders met werk en redelijke financiële draagkracht, sporten zonder restricties, shoppen, schoolreisjes, Sinterklaas en Kerst met familie, knuffelen met oma en vooral ook: de garantie dat hun gezondheid voor ons op nummer 1 staat.
Marino van Zelst, promovendus organisatiewetenschappen aan Tilburg University, analyseert al een aantal maanden de dagelijkse coronacijfers. Harde data, zoveel mogelijk objectief, maar toch ook voor interpretatie vatbaar. Zijn belangrijkste les tijdens de coronacrisis: “De wetenschappelijke methode is objectief, maar de mens die de methode gebruikt is dat niet. Het is beter om daar open en eerlijk over te zijn, dan het nastreven van het onmogelijke doel om objectief te zijn.”
Half mei bel ik met een vriend over het nieuwe testbeleid en het bron- en contactonderzoek dat vanaf 1 juni van start gaat. We spreken hardop uit dat we er niet volledig van overtuigd zijn dat het beloofde beleid goed uitgevoerd kan worden. Ik hang op en lees nog een keer een onderzoek over het leren van prestaties door organisaties. En ineens schiet me iets te binnen. Ik app mijn vriend. “Ik heb nog eens nagedacht over ons gesprek en dit wordt de enige voorspelling waar ik geld op in durf te zetten: het aantal besmettingen zal in juni sterk dalen. Aan het eind van juni wordt de BCO afgeschaald en vanaf 1 juli krijgen we nog meer vrijheid. Het aantal besmettingen loopt eind juli omhoog, waarna de BCO het niet meer aankan. En in augustus gaat iemand zeggen ‘dat het ze is overkomen’.”
Op 23 juli publiceert Trouw een interview met Sjaak de Gouw, directeur van de GGD-GHOR Hollands Midden, waarin hij stelt: “We zijn verrast door deze uitbraak”. Mijn vriend stuurt me het artikel en belt: “Bijna perfect, alleen is het twee weken eerder begonnen dan je dacht. Hoe wist je dit nou?” Ik ben even stil en zeg: “Dit is wat ik onderzoek en doceer.”
’s Avonds zit ik thuis op de bank en ik beproef enige irritatie naar aanleiding van het artikel. Het kan toch niet waar zijn dat we eind juli de controle alweer verliezen? Het is niet de wetenschapper in mij die de irritatie voelt, maar de mens Marino. Die een burger is, die zich zorgen maakt over de gevolgen van corona voor de samenleving. Die een werknemer is die na augustus misschien geen baan meer heeft. Die een broer is en met grote regelmaat zijn broer spreekt die in de frontlinie staat te ‘knallen’ voor ons. Die een zoon is met ouders die in de risicocategorie vallen. Die een kleinzoon is en zijn laatste grootouder al zes maanden niet heeft gezien. Het gevoel is persoonlijk, maar de kennis wordt gedreven door wetenschap.
Ik realiseer me opnieuw: de wetenschapper en de mens zijn lastig te scheiden. Uiteraard wist ik dit al wel: tijdens de opleiding hebben we uitgebreid gesproken over hoe ons wereldbeeld ons onderzoek beïnvloedt. Dat we ons bewust moeten zijn van onze waarden en normen omdat ze onze manier van onderwijs geven beïnvloeden. Ik heb geleerd dat een onderzoeker objectief moet zijn; op zoek naar de beste modellen van de realiteit, zonder persoonlijke voorkeuren. Ik heb als mens geleerd om een onderzoeker te zijn. Maar nu moet de onderzoeker leren accepteren dat hij ook een mens is. En dat voelt verkeerd.
Als ik het nieuws kijk wissel ik constant tussen de mens en de wetenschapper. Ik ben gefascineerd omdat ik alle theorieën die ik bestudeer tot leven zie komen in de besluitvorming rondom de coronacrisis. Gefascineerd omdat ik bestudeer waarom managers en beleidsmakers irrationele besluiten maken, aan de lopende band. We hebben de eerste golf meegemaakt, maar het bron- en contactonderzoek wordt toch afgeschaald, ondanks dat de kans hoog is dat het virus zal terugkomen. En toch zie ik beleidsmakers op tv uitleggen dat niemand had verwacht dat het virus zo snel zou terugkomen. Net zoals niemand in den Haag of bij de adviesorganen zich publiekelijk oprecht zorgen maakte over een nieuw virus in China: “Er is geen reden om je zorgen te maken.”
Terug naar begin april: iemand op Twitter vraagt me of ik die oversterfte analyses van het CBS begrijp en dat eens zou kunnen nalopen. Ik begin te rekenen en raak gefascineerd door de analyses, omdat het een objectieve manier is om de impact van corona uit te rekenen en de vergelijking tussen landen te maken. In mijn hoofd denk ik: dit lijkt een goede manier om de ‘prestaties’ van landen te vergelijken. Ik sluit me dagenlang op totdat ik ervan overtuigd ben dat ik begrijp wat ik doe. Ik publiceer een oversterfte analyse op Twitter en nu wordt gevraagd of ik dit elke week kan doen. De wekelijkse analyses worden opgepikt door journalisten en in de tussentijd blijf ik zelf lezen over de coronacrisis. Over ons beleid. Het beleid in andere landen. Ik blijf geduldig de analyses uitleggen aan burgers die zoeken naar informatie. De onzin die soms onder mijn draadjes wordt gepost, door ontkenners of ‘grieproepers’, blijf ik geduldig pareren. De data die het RIVM en het CBS leveren stellen me in staat om dagelijks zelf op de hoogte te blijven en andere mensen te informeren over de gevolgen van het virus.
Eind juni kondigt het RIVM ineens aan dat ze stoppen met de dagelijkse updates. Ik begin code te schrijven om de dagelijkse cijfers zelf te kunnen volgen. Ik plaats het op Twitter en merk dat veel mensen de behoefte hebben om deze informatie te weten. Meer data en meer code volgt. Aantal positieve tests, grafieken van het aantal ziekenhuisopnames, een dagelijkse rapportage. De updates groeien langzaam uit de hand. Ik begin ook steeds vaker actief te tweeten over onderzoek, over beleid, mijn perspectief op de cijfers. In de weken die volgen bouw ik samen met Edwin Veldhuizen ‘de dagelijkse update’ en ons aantal volgers blijft groeien. Ik krijg steeds vaker berichten van bezorgde mensen die vragen wat ik van de cijfers vind. Eind juli word ik lid van het Red Team, een groep constructief-kritische mensen die vanuit hun eigen expertise een interessante blik hebben op het beleid.
Het is, als wetenschapper, een heerlijke ervaring om een groep gelijkgestemde mensen te vinden met wie je kunt sparren over ideeën. Samen proberen we de situatie te begrijpen, onze zorgen en vragen te formuleren over het huidige beleid en die delen we openlijk op Twitter, in de media, en richting de beleidsmakers. Mijn rol als ‘de datanerd’ groeit en ik verzamel steeds meer cijfers. Aan de ene kant om uit te leggen wat er gebeurt aan iedereen die mij volgt op Twitter, aan de andere kant om de inhoudelijke discussies te voeden die we met elkaar hebben. Ik word uitgenodigd om op radio en televisie de cijfers toe te lichten. Ik koers steevast aan op een inhoudelijk vertrekpunt: het gaat om het systeem, niet om de individuele verhalen. En tegelijkertijd sturen mensen me hun persoonlijke verhalen in de DM, in een email, en zie ik ze op televisie. Van echte mensen die geraakt worden door corona en van echte mensen die geraakt worden door het beleid. Maar ik dwing mezelf om te focussen op de feiten en het systeem.
Sommige dagen lukt het me niet meer. Er wordt gedraaid. Wetenschap, de politieke realiteit, en de echte wereld lijken soms losgezongen van elkaar. Ik lees over adviezen rondom mondkapjes in de ouderenzorg die niet aanbevolen worden want ‘er is geen sluitend bewijs’. Onze Duitse vrienden in Nordrhein-Westfalen gebruiken ze vanaf maart en ze hebben na zes maanden nog steeds geen noemenswaardige oversterfte gehad. Ik schrijf op Twitter een paar gewogen en genuanceerde tweets hierover. Ondertussen kook ik van binnen. Maar ik schrijf zonder emotie in de tweets hoeveel oversterfte er is, enige uitleg over de methode, en wat interpretatie. Ik schrijf niet over de verpleeghuisdoden. De risicogroepen die zich al maanden isoleren omdat ze geen onderdeel willen worden van de oversterfte statistieken. De verpleegkundige die in drie maanden tijd 50 mensen eenzaam heeft zien sterven: genoeg oversterfte voor de rest van je leven. Ik blijf genuanceerd, want ik ben een wetenschapper. Maar vlak nadat ik mijn draadje heb gepost schiet me een gedachte te binnen: Fuck de nuance. Ik zie de beelden van de volle IC’s en de lege verpleeghuizen aan de binnenkant van mijn ogen en ik huil. De wetenschapper is vertrokken en de mens blijft achter.
Fuck de nuance. En toch: de ratio komt weer snel naar boven drijven. Ik moet genuanceerd blijven. Moet. Genuanceerd. Blijven. De behoefte aan objectieve informatie die ik zelf ervaar is te groot. Van mijn trouwe volgers krijg ik regelmatig een berichtje dat ze blij zijn met het constante uitleggen van ‘de cijfertjes’. Ik verschuil me ook graag achter de wetenschap: het is makkelijker om de objectieve bril op te zetten en kil naar de cijfers te staren.
Half september is er een uitzending in Nieuwsuur over moeders in de risicogroep die een haast onmogelijke afweging moeten maken: stuur ik mijn dochter naar school met het risico dat ze corona oploopt en mij mogelijk besmet of vermijd ik het risico door ze maandenlang thuis te houden? De verslaggever ter plaatse vraagt aan de kleine Oriana (6) of ze het zou kunnen opgeven om haar moeder niet meer te knuffelen. Glimlachend kijkt ze haar moeder aan en zegt “nee, omdat ik teveel van haar hou.” Ik breek opnieuw. Diezelfde avond denk ik terug aan de gesprekken en colleges over ethiek en integriteit. Over waardenvrij onderzoek doen. De eindeloze missie om de feiten op tafel te krijgen en objectief een oordeel te vormen. Maar ik sta stil bij de belangrijkste les die ik toen al geleerd heb: de wetenschappelijke methode is objectief, maar de mens die de methode gebruikt is dat niet. Het is beter om daar open en eerlijk over te zijn dan het nastreven van het onmogelijke doel om objectief te zijn.
Verslagen blijf ik achter. Moet ik definitief opgeven dat ik niet compleet objectief kan zijn? Nee. Maar ik moet er wel eerlijk over zijn. En dus zet ik alle data die ik gebruik openlijk online voor iedereen. Alle code die ik gebruik kan door andere mensen nagekeken worden. Ik wik en weeg argumenten om een positie te kiezen. Mensen, waar ik het hartgrondig mee oneens ben, blijf ik helpen met het verzamelen van ‘de cijfers’. En ik stel mezelf kwetsbaar op, door dit dilemma openlijk te delen. Maar in mijn hoofd hoor ik de kleine Oriana nog een keer zeggen: “omdat ik teveel van haar hou”. Na een half jaar strijd in mijn hoofd leer ik eindelijk te accepteren: De wetenschapper is niet vertrokken, maar de wetenschapper is een mens.
Gisteren werd mijn oudste dochter 11 jaar. Net als vele andere moeders, zijn de verjaardagen van mijn kinderen ook momenten dat ik nog terugdenk aan de bevalling. Voordat je bevalt, vertellen andere vrouwen je geruststellend dat je de pijn ‘zo vergeten bent’. Dat ligt dan misschien aan de pijn, want ik ben het niet vergeten. Het was een dramatisch gebeuren. Ik werd ingeleid. Een gel werd op mijn baarmoedermond gesmeerd, waarmee de bevalling werd opgewekt. Ik voelde dat mijn lichaam er niet goed op reageerde. ‘Onzin,’ zei de co-assistente die me bijstond. Mijn kind lag in een stuit en het was maar de vraag of ze er wel via het geboortekanaal uit zou kunnen. Toch gingen we het proberen. En natuurlijk was ik zenuwachtig. Reden genoeg om aan te nemen dat het gewoon de zenuwen waren, opgeteld bij het voor mij onbekende gevoel van bevallen.
Verhaal in versnelling: er volgde smeerbeurt na smeerbeurt en mijn baarmoedermond brandde, trok, gaf me vreselijke krampen, maar ging niet open. Na 12 lange uren van hevige pijn, constateerde de co-assistente dat ik dan ineens op 9 van de 10 centimeter ontsluiting zat. Voor mij voelde het niet zo. Toch moest ik doorzetten, terwijl ik het gevoel had dat mijn baarmoeder ieder moment kon exploderen. Ik hield me groot, maar hoe groter ik me hield, hoe minder er gebeurde.
Na 12 uren zeuren, smeken en pleiten mocht ik dan eindelijk wat pijnstelling. Maar het hielp geen donder. Ten einde raad, zette ik het op een schreeuwen. Dat viel niet in goede aarde. Ik werd niet gecontroleerd op lichamelijke problemen, maar terechtgewezen op mijn aanstellerij. Omdat ik echt niet meer wilde stoppen met schreeuwen, werd de gynaecoloog er da toch bijgehaald. Mijn vermoeden bevestigd: ik had nog geen beetje ontsluiting. Mijn bed werd naar de OK gerend en mijn dochter werd korte tijd later met een keizersnede gehaald.
Pas om elf uur ’s avonds vond ik de rust om mijn eerste kind uitgebreid te inspecteren. Gejoel en geschreeuw ergens verderop in het ziekenhuis. Het ging door merg en been. Het kwam me bekend voor. Het typische Afrikaanse gehuil als iemand overlijdt. De verpleegkundige kwam het uitleggen. De beveiliging zou ingrijpen. Niets om me zorgen over te maken, maar ergerlijk was het zeker, in haar ogen. Ze gebruikte woorden als ‘dramatisch gedoe’, ‘overlast’, ‘overdreven’ en ‘belachelijk’.
Ik probeerde de verpleegkundige uit te leggen dat sommige volkeren dat doen om de overledene te behoeden voor boze geesten of slechte krachten in de reis naar het hiernamaals, of uit respect voor de nabestaanden, of om de rouw op gang te brengen door gevoelens juist niet op te sluiten, maar eruit te schreeuwen. Wat hier precies aan de hand was kon ik door deuren en wanden natuurlijk niet inschatten, maar een functie heeft het altijd. Het was aan de verpleegkundige niet besteed. Rouwen doe je in alle rust en stilte. En boze geesten en kwade krachten bestaan niet.
Tijdens mijn zwangerschap verbleef ik voor mijn werk in Sierra Leone. Omdat ik ‘veilig’ wilde bevallen was ik teruggekomen naar Nederland. Eenmaal terug in Sierra Leone, deed mijn gynaecoloog daar de nacontroles. Hij stond perplex. Ik had een ingegroeide placenta, dat stond ook in het dossier dat ik meenam naar Nederland. Ik had nooit op de natuurlijke manier kunnen bevallen. Het risico was onaanvaardbaar. Hij vond het een ‘goedkope’ manier om onder een veel duurdere keizersnede uit te komen. En dat ik dat zovele uren zonder pijnstilling had moeten doorstaan, vond hij onmenselijk. Dat vond ik tijdens het bevallen zelf ook, maar ik heb het niet durven zeggen. Ik verbeet me, hield me flink, zoals je dat in Nederland hoort te doen. Het had me mijn leven kunnen kosten. En toch heb ik me dat lange tijd niet gerealiseerd. Ik was de afgelopen jaren, iedere verjaardag weer, vooral trots op mijn ‘flinkheid’.
Ziekte is cultureel
Wat heeft zo’n persoonlijk bevallingsverhaal met corona te maken? Ogenschijnlijk niets, en tegelijkertijd zegt het alles over hoe we met gezondheid, pijn en sterven omgaan. Hoe we tegen die zaken aankijken, staat niet gegoten in ijzeren natuurwetten. We benaderen het vooral vanuit een sociaal en cultureel perspectief. Daar heb ik in Sierra Leone ook andere ervaringen mee opgedaan.
Doorlopen met ziekte vinden ze daar helemaal niet ‘stoer’ of ‘flink’, maar oliedom en onverantwoordelijk. Toen ik eens met een verkoudheid aan het werk wilde gaan, werd ik vrij resoluut terug naar huis gestuurd. Had ik door dat ik anderen kon besmetten? Ik geef toe, nee, dat had ik niet echt door. Ik keek vooral naar mezelf. Ik voelde me niet heel slecht en ik had werk te doen. Ik vond de reacties overdreven.
Ik leefde toen al een tijdje onder de allerarmsten. Ik had het idee dat ik me goed in hen kon verplaatsen. Maar hoewel ik leefde van een klein budget, kon ik me gezondheidszorg veroorloven. En een paar dagen ziek thuisblijven lukte ook. Dat dat voor andere mensen een ondenkbare luxe was, zag ik niet. Het ging mij om mijn eigen gezondheid en die kon wel een verkoudheidje hebben. Dat ik een lange keten van besmettingen op gang bracht die uiteindelijk zou eindigen bij iemand die er ernstige complicaties van kan krijgen, ik was er blind voor. Het ongemak van dagenlang ‘gezond’ thuiszitten woog voor mij zo zwaar, dat ik helemaal niet aan andere mensen dacht.
Een problematische kijk op ziekte en gezondheid
Velen, zo niet een meerderheid van de Nederlanders, zullen zich in mijn verhaal herkennen. Een griepje houdt ons niet zo makkelijk thuis. Dat zit diep in onze cultuur verweven. Niet alleen bij de bevolking. Ook bij de gezondheidsinstituten en de overheid zitten die denkbeelden ingebakken. En daarom zijn uitgerekend wij extra vatbaar voor een virus als corona.
Toen corona net nieuw was in Nederland, veroorzaakte het een nog onbekende ziekte. Hoewel. Onbekend? Niet helemaal. Het ziektebeeld lijkt voor de meeste mensen op dat van een stevige verkoudheid of een griep. Zo werd het nieuwe virus door het RIVM dan ook aan Nederland gepresenteerd. Een ander type griep, waar de bevolking nog weerstand tegen op moest bouwen. Steeds klonk de boodschap; ‘het treft vooral ouderen’. Voor velen onder de jongere generaties was dat een geruststellende gedachte. De ouderen moesten zich maar beschermen, terwijl de jongere generaties gewoon door konden leven. En in Nederland leek dat ook mogelijk, omdat wij met name in kleinere gezinsverbanden met elkaar samenleven. Opa en oma hebben hun eigen woning, of zitten in een verzorgingshuis.
Toch bleek de werkelijkheid complexer. Terwijl de Intensive Cares in Italië overspoeld raakten met corona patiënten en Italiaanse artsen Europa waarschuwden voor de impact van het virus, was er in Nederland geen gevoel van urgentie. Als we allemaal hygiënemaatregelen in acht zouden nemen, en voorlopig even geen handen zouden schudden, zou corona niet zo’n vat op ons krijgen. En zo kon corona zich ongemerkt al onder een groot deel van de bevolking in Noord-Brabant verspreiden.
Veel mensen raakten besmet omdat we het in Nederland ‘normaal’ vinden om gewoon naar buiten te gaan met verkoudheidsklachten of griepverschijnselen. En blijkbaar vinden we het ook normaal om in besmettelijke toestand dichtbij anderen te komen, waar we het aan doorgeven en die het op hun beurt weer doorgeven aan anderen. De anderhalvemeterregel trad in werking: ziek of gezond, alle mensen die geen huishouden met elkaar vormden, moesten zeker anderhalve meter bij elkaar uit de buurt blijven. Want hoewel het lijkt dat je het meest besmettelijk bent als je veel symptomen hebt, kan je toch al voordat je daadwerkelijk ziek wordt een ander mens besmetten.
Het was allemaal niet genoeg. De overheid riep de bevolking op 11 maart op om thuis te blijven bij klachten. Maar in een uitzonderlijke toespraak aan het volk bracht de Minister-President de verwarrende en tegenstrijdige boodschap dat Nederland immuun moest worden. Met een beschermend muurtje om de ouderen en de kwetsbaren heen, moest dan overbelasting van de Intensive Cares worden voorkomen. Nog geen week later belandden we met z’n allen in een ‘intelligente lockdown’. Wie niet per se het huis hoefde te verlaten, moest zoveel mogelijk binnenblijven. Zorgpersoneel, brandweer, politie en medewerkers van het openbaar vervoer moesten met milde klachten door blijven werken. Zonder middelen om andere mensen tegen besmetting te beschermen, ook al kwamen zij in contact met die ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid.
Dat het in Nederland van maart tot en met juni duurde om corona weer enigszins onder controle te krijgen en dat het sociaalmaatschappelijke leven over het hele land nagenoeg stilgelegd moest worden, spreekt boekdelen. Vier maanden zoveel mogelijk thuisblijven om een ziekte met een gemiddelde incubatieduur van 5 dagen terug te dringen. Dat waren niet de besmettingen van het eerste uur die er lang over deden om symptomatisch te worden en een ziektebeeld te veroorzaken.
Mensen bleven te dicht bij elkaar in de buurt komen. Soms om elkaar te verzorgen bij ziekte, elkaar te troosten bij lijden, soms omdat er geen andere keuze was, bijvoorbeeld in de zorg. Maar toch ook, omdat veel mensen nog altijd ‘schijtaancorona‘ hadden. Hun ‘goed recht’, vonden zij. Het voelt tegen-intuïtief om een gezond lichaam te isoleren. Als het eigen lichaam ‘gezond’ voelt, naar de eigen maatstaven, mogen we kennelijk doen wat ons goeddunkt. Dat we met een besmettelijk virus in ons midden afhankelijk van en verantwoordelijk voor elkaar zijn, is abstract en ver weg. Eigen verantwoordelijkheid. We beslissen zelf over ons lot en schatten onze eigen risico’s in. Dat veel roekeloze mensen daarmee de hele samenleving gegijzeld hielden, leek totaal aan hen voorbij te gaan.
Gezondheid en vrijheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
Nu Nederland weer ‘van het slot’ is en we helemaal zelf verantwoordelijk zijn voor ons gedrag, blijkt uit gedragsonderzoeken van het RIVM keer op keer dat we nog altijd niet terugdeinzen voor sociaal contact. Slechts 10% van de mensen met klachten blijft daadwerkelijk thuis in quarantaine. Ongetwijfeld zijn daar soms dringende redenen voor te bedenken, zoals de essentiële boodschappen of mantelzorg. Maar bijna de helft van de mensen met klachten blijft doorwerken en gaat nog naar de horeca en ruim 70% gaat nog bij familie en vrienden op bezoek.
Hoe komt het dat Nederlanders zo weinig urgentiebesef hebben, terwijl er een pandemie over de wereld raast? En welke denkbeelden liggen aan deze houding ten grondslag? Een RIVM onderzoek uit 2011 geeft een kijkje in het gezondheidsgedrag van de Nederlander.
Uit dit onderzoek blijkt vooral dat gezondheid voor Nederlanders vooral betekent dat je je gezond voelt, niet zozeer dat je gezond bent.
‘Het interne aspect van gezondheid betreft de belevingskant, het ‘goede gevoel’. Het gaat erom dat je tegen jezelf kunt zeggen ‘ik voel me gezond’ en dat kan ook als je een (chronische) ziekte onder de leden hebt. Dat gezonde gevoel bereik je gemakkelijker als je je fit voelt, uitgeslapen bent, als je genoeg energie hebt en als je je geestelijk goed voelt (bijvoorbeeld ‘rust in je hoofd’). Als al deze wijzertjes de goede kant op staan. dan zit je lekker in je vel, dan ‘kan je de wereld aan’, zoals iemand zei. Eveneens geldt voor beide begrippen dat de toestand die als ‘gezond’ wordt omschreven van meer afhankelijk is dan van gezondheid in engere zin. De onafhankelijkheid en vrijheid die bij het externe gezondheidsbegrip hoort, wordt ook bepaald door persoonlijke en sociale omstandigheden. Dat zie je ook bij het interne gezondheidsbegrip. Daar waar het ‘gezonde gevoel’ over gaat in ‘lekker in je vel’ en ‘welbevinden’ zien we een vergelijkbare verbreding naar een gewaarwording waar eveneens tal van persoonlijke en sociale omstandigheden een rol spelen.’
Het gaat Nederlanders in hun gedrag dus vooral om de beleving van gezondheid. Een goed gevoel hebben en de dingen kunnen doen je die je wilt doen. Een kwestie van ‘mentaliteit en instelling’: “‘niet bij de pakken neerzitten en kijken wat je nog wel kunt’.” Ongezondheid zijn betekent dat je niet kunt doen wat je wilt doen. ‘Geen vrijheid, geen energie maar isolement en afhankelijkheid.’ Dat is het gevoel wat de maatregelen tegen de verspreiding van corona bij veel mensen oproepen. Liever met klachten naar buiten, dan voel je je gezond, dan met klachten thuis, dan voel je je ongezond.
Opvallend is ook dat veel Nederlanders hun gezondheid eerder zien als een ‘accu die je af en toe moet opladen’ dan een ‘generator, iets waarin je investeert’. Corona werkt als een schakelaar die ‘elk moment kan omklappen’ en veel onrust met zich meebrengt. Volgens dit RIVM onderzoek veroorzaakt zo’n schakelaar onrust die het moeilijk om je gezond te voelen.
Investeren in gezondheid door middel van preventie, voorkomen dat je ziek wordt, is voor veel Nederlanders geen overheersende factor. ‘Iets voor je gezondheid doen, is vaak iets doen voor het lekkere gevoel. En dat doe je met sporten, met een strandwandeling, door veel water te drinken of door voldoende te slapen. … Veel mensen die met gezond gedrag bezig zijn, doen dat omdat het min of meer moet.’
Corona is vooral ongezellig
Soms horen we verhalen van mensen die ondanks klachten door hun werkgever onder druk gezet worden om te komen werken. Maar van besmettingen via de werkplek horen we weinig. En misschien is het wel tekenend dat net iets meer mensen met klachten nog wel naar horecagelegenheden gaan en veel mensen nog familie en vrienden blijven bezoeken. We zoeken blijkbaar vooral gezelligheid. Ook als we klachten hebben.
In bovengenoemd onderzoek wordt aangehaald dat het blijkbaar zo is dat ‘gezellig zijn en gezond leven moeilijk samengaan en dat je druk vanuit je omgeving voelt als je niet mee wilt doen en voor een gezonde leefstijl wilt kiezen’. De ‘aanzuigende kracht van gezelligheid (bijvoorbeeld op feestjes, maar ook op de werkplek)’ is iets ‘waar je je moeilijk aan kunt onttrekken’. Mensen willen zich als ‘individu niet op een zogenaamd ongezellige manier afzijdig houden’.
Besmettingen vooral ‘in de privésfeer’
Dat ‘gezelligheid’ misschien wel een van de grote bottlenecks is in de bestrijding van corona, valt misschien op te maken uit het bron- en contactonderzoek. Sinds de versoepelingen van 1 juli blijkt Nederlanders vooral besmet raken in de privésfeer: bij familiebijeenkomsten, bruiloften, verjaardagsfeestjes, buurtborrels en recent ook in de horeca. Terwijl men in buurland België vooral besmet raakt op school en werk.
Het bron- en contactonderzoek is in beide landen nog verre van effectief en met name clusters worden gevonden, waardoor het beeld op de keten van besmettingen nog incompleet is. Toch is het verschil tussen de landen veelzeggend. Waar Nederland sinds 1 juli vooral inzet op de terugkeer naar een ‘normaal leven’ zonder al te veel beperkingen en een herstel van sociale contacten, leven onze zuiderburen in sociale bubbels. Per gezin mogen de gezinsleden met maximaal 5 andere personen buiten het eigen gezin samen in een ‘bubbel’ zitten. Afstandsregels gelden dan niet.
Hoewel het in de praktijk niet altijd even goed werkt, lijkt het wel effect te hebben op het verantwoordelijkheidsgevoel. Als je buiten die bubbel onvoorzichtig bent, lopen de mensen binnen je bubbel het risico via jou besmet te raken. Dat maakt je direct verantwoordelijk voor de gezondheid en de levens van je bubbelgenoten. En dat is een inzicht dat in Nederland mist. Bij ons is een besmetting met corona vooral ‘individueel’. En helaas blijkt, in vele gevallen ook een ‘keuze’.
Ondanks een pandemie met verstrekkende consequenties blijft voor de meeste Nederlanders blijkbaar gelden dat je gezond voelen boven gezond zijn staat en dat we de dingen kunnen blijven doen die we willen doen. Dat we onafhankelijk en vrij willen zijn. Dat we dat boven het beschermen van onze eigen gezondheid en dat van anderen stellen. Dat zou geen probleem zijn, als we met onze (on)gezondheid niet direct of indirect verbonden zouden zijn aan 17 miljoen andere Nederlanders. Nederlanders die stuk voor stuk, bij grondwet, een recht hebben op lichamelijke integriteit. Als je onvoorzichtig bent en ik kan bewijzen dat ik enkel via jou besmet heb kunnen raken, dan zou ik je aansprakelijk kunnen stellen voor het verlies van mijn gezondheid. Dat is in juridisch opzicht natuurlijk schier onmogelijk, maar dat pleit ons in moreel opzicht niet vrij.
Wie neemt verantwoordelijkheid?
Dat we met een besmettelijke ziekte in ons midden direct verantwoordelijk zijn voor de mensen om ons heen en dat onze besmetting bij roekeloos gedrag op een dag onvermijdelijk terechtkomt bij iemand die het niet zal overleven, of er onherstelbare gezondheidsschade van oploopt, is een boodschap die onze overheid blijkbaar niet onomwonden durft te brengen. De grote meerderheid van de bevolking lijkt er niet van doordrongen. Helaas geldt datzelfde voor onze politici en wetenschappers betrokken bij het outbreak management.
Toen Nederland aan het hamsteren sloeg, wist onze Minister-President precies op welke knoppen hij moest drukken om dat gedrag linea recta te stoppen. Rutte was hard en onomwonden. Het was asociaal gedrag. Die boodschap kwam zo luid en duidelijk aan dat zelfs de niet-hamsteraars onder ons nauwelijks nog toiletpapier durfden te kopen. Als het om verantwoordelijk gedrag omtrent de volksgezondheid, zijn de boodschappen en maatregelen vele malen minder duidelijk. Het is allemaal ‘mondjesmaat’. Eigen verantwoordelijkheid. Dus hanteren we onze eigen maatstaven. Pijn verbijten we. We zijn flink. We durven anderen niet aan te spreken op hun gedrag. We komen niet op voor onze eigen gezondheid. We willen vooral niet ongezellig zijn. We slepen elkaar mee in onverantwoordelijk gedrag. Corona is en blijft een ‘griepje’. Voor de meesten.
Mijn dochter is nu elf jaar oud. Als verjaarscadeau geef ik haar een stukje ‘gezondheid’. Ik vertel haar mijn bevallingsverhaal. Omdat het mooi is om te delen, maar vooral om haar te leren dat ze haar eigen (pijn)grens nooit moet verleggen vanwege sociale druk. Het kan je zomaar je leven kosten. Of in het geval van een virus: het leven van een ander. Gezondheid is iets waar je in moet investeren. Zonder gezondheid geen leven. En hoe vrij voel je je eigenlijk, als je weet dat je een ander met een dodelijke ziekte opzadelt? Ziekte is niet ‘gezellig’. Nooit. En wie weet, misschien kunnen we de jongere generaties leren een gezonde kijk op gezondheid te ontwikkelen. Daar lijkt me een pandemie een mooi moment voor.
Nienke Ipenburg (37) is verpleegkundig specialist in Rotterdam. Tijdens de eerste coronagolf werd ze bij haar werk in de huisartsenpraktijk geconfronteerd met de onvoorspelhaarheid van de ziekte die volgt op besmetting met corona. Nu de besmettingen in Rotterdam weer oplopen, komen herinneringen naar boven en zet ze zich schrap voor een tweede golf aan coronapatiënten.
De doktersassistente roept. In een waas hoor ik haar zeggen dat ze er al aankomen. Het gaat niet meer, hij is zo vreselijk benauwd. Zijn vriendin belt vanuit de auto. Hij heeft corona. Twee dagen geleden positief getest, maar hij heeft al meer dan een week klachten. Ik tel de dagen na: dit moet dag 8 zijn. Alarmbellen gaan af in mijn hoofd. Ik voel iets misselijkmakends opkomen in mijn lijf. Niet weer!
Februari, maart en zelfs nog april waren duizelingwekkend. Een onbekende ziekte raasde als een wervelwind door de huisartsenpraktijk. We zagen ècht zieke mensen op de praktijk. Sommigen moesten we doorsturen naar het ziekenhuis. Anderen konden thuis uitzieken. De telefoon ging non-stop. Vragen. Zorgen. Angsten. Onmacht. En onvermijdelijk veel tranen. Sommige patiënten zagen we nooit meer terug. Sommige collega’s werden zelf die patiënt. Gebrek aan kennis. Gebrek aan beschermingsmiddelen. Ik herinner me de dagen dat ik huilend van mijn werk kwam.
In mei, juni en juli keerde het tij. We raakten gewend aan de nieuwe situatie. De aanhoudende klachten na een coronabesmetting, maar ook de soms diepe, gitzwarte rouw van verlies in alle facetten. Raakten we eraan gewend? Niet echt. Het went eigenlijk nooit.
Routinematig help ik de nog wachtende patiënt. Maart raast door mijn hoofd. Geen tijd voor, niet nu. De rest van het spreekuur wordt afgebeld. De praktijk gaat dicht. Snel maken we de corona spreekkamer op orde. Heb ik alles bij de hand? Ik pak de beschermende kleding. Ik zie de blik van de doktersassistente. Geruststellend, kalmerend. Ze staat klaar en knikt bemoedigend. Voor haar veiligheid blijft ze op de achtergrond. Ze staat altijd klaar om bij te springen. Ze is mijn veilige haven, ondanks haar eigen verlies. Of is het juist dankzij dat verlies?
Weer dat gevoel. Ik haal diep adem en kleed me aan. Geklop op de deur. Ze zijn gearriveerd. ‘Gelukkig, hij loopt nog,’ schiet door mijn hoofd. Ik kijk beter en zie hoe hij ondersteund moet worden. Zijn ogen staan vermoeid, de twinkeling is weg.
Ik sluit een metertje aan om zijn zuurstof te meten, terwijl ik naar zijn ademhaling luister. Niet eens zo snel, wel oppervlakkig en zwak. Het getalletje verschijnt in beeld. 80%. Ik hou nu mijn adem in, wacht nog even af en kijk gespannen naar het beeld. Voor mijn gevoel minutenlang. Langzaam loopt het getal op. 88%. Nog steeds niet goed, maar toch. Ik luister naar zijn longen. Corona doet zijn dans door de kleinste vaatjes. Maar wat ik hoor, heeft nauwelijks iets met muziek te maken. Het piept en het kraakt net zo hard als het overbelaste, niet zorgende zorgstelsel. Zonder fundament, met af en toe een ijzingwekkende stilte.
Ik kijk op en zie de tranen in de ogen van zijn vriendin. “We zijn maar één keer wezen winkelen,” zegt ze zacht. De GGD denkt dat hij daar de besmetting heeft opgelopen. Weer dat vreemde gevoel. Weer druk ik het weg. Eerst zorgen, de rest komt later. Gelukkig komt de ambulance heel snel. Het ziekenhuis is op de hoogte. Hij is in goede handen.
Het liefst wil ik mijn masker meteen afrukken. Ik kijk naar de chaos in de kamer. Ik voel de chaos in mijn hoofd. Eerst schoonmaken en volgens protocol uitkleden.Thuis kan ik eindelijk mijn dikste masker afzetten; een beschermlaag die dieper gaat dan FFP2. Zachtjes huil ik en vraag me af, is dit nu wat ze bedoelen als ze zeggen: de zorg is er nog niet klaar voor?
De coronapandemie knaagt aan alle uithoeken van mijn brein. Het vreet zich een weg door mijn hart, waar gevoelens door rationele argumenten doorboord worden. Corona splijt mijn brein, vindt zich een weg naar buiten door mijn oogkassen waar het tegen het schild van de wetenschappelijke bril opknalt, om daar met de klinische blik onschadelijker gemaakt te worden dan het eigenlijk is.
Ik wik en weeg, theorie boven emotie. Ik laat me zorgvuldig uit. Niet alarmistisch zijn. Niet te pessimistisch zijn. Hou het wetenschappelijk. Hou afstand. De ironie. Niemand die in een crisis leeft, kan beweren dat het hem onbewogen laat. De mens overheerst de wetenschapper. Hoe we met een wetenschappelijke bril naar een crisis kijken, is ingegeven door onze menselijke normen en waarden. Geen mens kan zich losmaken van zijn eigen kaders. En dat is wat een goede wetenschapper kenschetst, als je het mij vraagt. Weten vanuit welke overtuiging je kennis vergaart. Waar zit je blinde vlek? Wat zijn je vaste overtuigingen? Hoe beïnvloedt dit je denken en de beslissingen die je neemt? Hoeveel moeite doe je om je hypothese te falsificeren? En wees daar open over. Verantwoord waar je ‘kennis’ vandaan komt. Vooruit.
Als antropoloog vind ik de complotdenkers, de ‘vrijheidspropagandisten’ en de viruswaarheid-fanaten mateloos interessant. Dit is niet mijn eerste crisis. En dit zijn niet de eerste ‘complotdenkers’ waar ik me over buig. Tijdens de ebola-epidemie in Sierra Leone heb ik velen van hen gesproken, met ze samengewerkt en ik ben ze ook na de epidemie blijven volgen. Ik zie geen verschil tussen de Nederlandse coronavariant en de Sierra Leoonse ebolavariant. Uit ervaring weet ik: zij zijn het probleem. Door roekeloosheid en onachtzaamheid blijft zo’n virus verspreiden, dat is een open deur. Maar naast een direct gevaar, vormt hun indirecte invloed op de samenleving en de politiek een veel groter gevaar. Hun roep om vrijheid, hun geforceerde handelen, het heeft allemaal zijn uitwerking op beleid en ons denken. Ze zijn onze ‘fearless peers’: ze feesten, ze gaan tekeer, trekken zich van afstandsregels niets aan, ze leven, ze komen niet in het ziekenhuis terecht. We observeren, beoordelen het risico als ‘laag’ en imiteren. De beleidsmakers zien reden om soepeler met de regels om te gaan. Wat onzichtbaar blijft: dat velen van hen wel in ziekenhuizen, op de IC’s en op een sterfbed komen te liggen. Dat is de kant die onbelicht blijft.
Hoe moeilijk het ook is om dit te zeggen: een goed deel van de mensen die wordt getroffen door corona, heeft dat aan de eigen roekeloosheid te danken. En daarom horen we die verhalen niet. Het blijft verborgen. Hoe mensen dan toch met corona besmet zijn geraakt blijft in veel gevallen een mysterie. Als de GGD belt, worden die contactmomenten die uit roekeloosheid zijn ontstaan vaak verzwegen. Soms moet je lang en hard graven voordat je de waarheid op tafel krijgt. En soms lukt dat helemaal niet. Sommigen van hen hebben de dood van een dierbare op hun roekeloze conto moeten schrijven. Ze worstelen met die waarheid. Sommigen blijven dat ontkennen. Ik heb vele trauma’s zien ontstaan bij de ebola-ontkenners. Ik heb ze de afgelopen jaren gevolgd. Het blijft hun gewetens plagen. En zo heb ik mijn eerste Nederlandse coronaverhalen ook aan mogen horen. Er is geen verschil.
We zien in de coronapatiënt graag de volmaakte onschuld, overvallen door een ongrijpbaar en onzichtbaar virus. Maar dat beeld klopt niet met de werkelijkheid. Een coronapatiënt is óf slachtoffer van het eigen gedrag, óf van dat van een ander. Zolang we dat niet begrijpen, zullen we corona niet kunnen bestrijden. We blijven weifelen. Is dat virus nou zo gevaarlijk? Hoe kunnen we het tarten? Hoe kunnen we het te slim af zijn? Hoeveel risico kunnen we eigenlijk nemen? We verleggen de grenzen steeds een stapje verder richting de roekeloosheid. We willen terug naar normaal. We zijn niet bereid te accepteren dat we als samenleving uitdagingen en bedreigingen het hoofd moeten bieden. Samen. En dat we er als geheel weer uit moeten komen.
Als mens denk ik: De stomvervelende eindeloze discussies over ‘natuurgeweld’, ‘virussen zijn een manier van de natuur om met overbevolking af te rekenen’, het komt me mijn neus harder uit, dan een virusdeeltje dat ooit zou kunnen doen. Welk natuurgeweld? Corona is een stukje genetisch materiaal met een eiwitmantel eromheen. Op zichzelf weinig indrukwekkend en onschadelijk. Totdat het zich een weg vindt naar een gevoelige drager, waar het onherstelbare schade kan aanrichten tot de dood erop volgt. Van een dierlijk reservoir overgebracht op een mens, en daarna van mens – op mens – op mens – op mens, over de hele wereld verspreid. Omdat het virus onzichtbaar is, lijkt het ongrijpbaar. We lijken er weerloos tegen. Alsof het ons zomaar kan grijpen. Maar zo werkt het niet. Corona moet over kunnen ‘springen’, van mens op mens. Als geen potentiële drager dicht bij dat stukje virus in de buurt komt, of niet in een afgesloten ruimte met het virus samen rondwaart, kan het zich niet meer reproduceren en dan is het … einde aan dat stukje genetisch materiaal met een eiwitmantel eromheen. Zo eenvoudig is het.
Waarom lijkt het dan toch zo onmogelijk om dit schijnbaar ontzaglijke ‘natuurgeweld’ te bestrijden? Dat komt niet door het virus zelf. Het is geen natuurgeweld. Mensen brengen dit virus op elkaar over. De natuurlijke natuur komt daar verder niet meer aan te pas. Het is de menselijke natuur, of menselijk ‘geweld’, dat de bestrijding van dit virus moeilijk maakt. Hoe pijnlijk die boodschap ook is om te aanvaarden.
Dat zit me dwars. Dat dat maar niet tot ons door lijkt te willen dringen. We willen dat rotvirus niet. Het belemmert ons in onze bewegingsvrijheid. We willen kunnen gaan en staan waar we willen. We willen de risico’s zo nauwkeurig mogelijk inschatten. Tot welk uiterste van welk uiterste kunnen we gaan? Bij gebrek aan echte wetenschap vullen we de risico’s zelf maar in. Volkomen begrijpelijk, want dat doen de echte wetenschappers immers ook. Weten we het niet zeker? Dan levert het geen risico op. Althans. In Nederland. Er zijn ook landen die andersom redeneren. Hier tarten we liever het lot. Zolang Diederik Gommers niet met waterige ogen bij Op1 is komen vertellen dat de IC’s het niet meer redden, is het ‘alle seinen veilig’. Gommers, een hart van goud en een onwaarschijnlijk fijn vaderlijk figuur, is ons baken geworden waarop we koers uitzetten. Niet vreemd, want we zoeken toch ergens een houvast.
Niets ten nadele van Gommers. Hij is misschien wel hèt toonbeeld van empathie in deze crisis. Want bij andere prominente persoonlijkheden die aan de frontlinie staan, is het menselijk gevoel ver te zoeken. Onze eeuwig studentikoze Minister-President snakt naar de kroeg en houdt zich bezig met de voorraad toiletpapier die we er in onze huishoudens op nahouden, niet met de stervenden in de verpleeghuizen. Hugo de Jonge praat zo ontzettend veel dat je na twee zinnen al niet meer weet waar het over gaat en dat hoeft ook niet. Bij De Jonge moet je vooral tussen de regels door kunnen lezen; als De Jonge op televisie zijn zorgen uitspreekt, weet je dat er buiten beeld een versoepeling wordt doorgedrukt die even onethisch als onverantwoord is. En onze journalisten hebben maar een harde kluif aan de kritische noot. Geen paniek veroorzaken. Overheidsbeleid niet ondermijnen. De verantwoordelijkheid lijkt voor velen te zwaar om te dragen. En wij burgers? De ene helft is verlamd en de andere helft staat als een stel halfgare, stampvoetende peuters op het Malieveld om ‘vrijheid’ te dreinen. Willem Engel voorop, die het coronabeest met zijn opgeheven vuist en wilde manen als een soort moderne Samson in één woord onschadelijk maakt: “Onzin!”
Het bekt ook lekker: ‘Vrijheid’. Het is in onze samenleving het hoogste goed. We willen niets aan elkaar opofferen. We zijn individuen die zich door niemand laten belemmeren. We moeten leven. Nu. Volop. Het onderste uit de kan halen. Pluk de dag. Iedere godganse dag weer. Vrijheid. Ten koste van alles, en iedereen. Het is onderdeel van de holle tsjakka cultuur waar we ons door hebben laten inpakken. Gladde praat van zelfhulpgoeroes die ons wijsmaken dat we met positieve gedachten de meest ernstige rampspoed kunnen afwenden. Als we de negativiteit niet in ons brein toelaten, bestaat het niet. Het geheim van onze gedachtenkracht. We kunnen de wereld naar onze handen zetten. Corona mag geen spelbreker zijn. We gedachtenkrachten dat virus gewoon weg, of degraderen het tot een ‘griepje’. Hocus pocus pilates pas.
Natuurlijk, iedereen heeft zo zijn eigen manier om met dreiging om te gaan. Vechten of vluchten. We denken dat we het in die context over het virus hebben, maar eigenlijk hebben we het over elkaar. Mensen die zich onschendbaar wanen voor corona, brengen met hun roekeloosheid anderen in gevaar, bijna met ongekende agressie. Ze eisen dat de samenleving voor hen doordraait. De caissière met COPD moet door haar werkgever gedwongen worden de boodschappen te scannen. De pakketbezorger met nierschade moet tot aan de voordeur blijven komen. De juf met suikerziekte moet hun kind fysiek onderwijs blijven geven. De verpleegkundige met verminderde weerstand moet hen zorg blijven bieden. De zero positieve buschauffeuse moet hen blijven vervoeren. Iedereen moet ‘normaal’ doen. Want het leven is kort en ze moeten nú leven. Nú, nú, nú. Het risico voor een ander kunnen zij, poef, met één woord weg relativeren: ‘Angsthaas’. De behoefte of noodzaak van de ander om zichzelf tegen een potentieel dodelijke ziekte te beschermen gaat deze mensen ver boven de pet. Ze achten het leven van een ander net zo weinig waard als dat van henzelf. Ze hekelen massaal het ‘nieuwe normaal’ en willen zo snel mogelijk weer terug naar het oude. Alsof een samenleving niet altijd al voortdurend verandert. We stagneren in oude denkbeelden die niet bij een crisis passen en zijn daardoor blind voor onconventionele oplossingen. Waar wij out of the box zouden moeten komen en corona erin, doen wij dat andersom.
Bijna zeven maanden corona. Mijn wereldbeeld, mijn ideeën over de natuur, gezondheid, wetenschap, medemenselijkheid, integriteit, ethiek respect voor leven en waardig sterven, het staat allemaal compleet op z’n kop. Ik stel mezelf de existentiële levensvragen, het knaagt. We zwijnen als land door de grote drama’s heen: enerzijds door ze te verzwijgen, anderzijds door onze risicogroepen indirect te dwingen zich te isoleren van de samenleving. Hoe moeilijk we het hen maken, zodat de ‘vitalen’ onder ons in ‘vrijheid’ kunnen leven. De kinderen gaan naar school, natuurlijk, want onderwijs is belangrijk. Als ze een paar weken fysiek onderwijs moeten missen, raken kinderen onherstelbaar beschadigd. Dat ze opa en oma niet kunnen knuffelen, of zelfs niet zien, och, dat doet een kind niets. Dat durven we met droge ogen te beweren. Alsof onze kinderen kleine cognitieve robotjes zijn. En de opa’s en oma’s, die denken we voor het gemak gewoon even weg. Er zal vast een of andere BN’er die in een talkshow wil komen vertellen dat zijn of haar ouders dat helemaal niet erg vinden, dus dan geldt dat voor iedereen. Gewoon doorlopen. We walsen al stampvoetend over miljoenen gevoelens heen. Gevoelens die nog lang na corona blijven kwetsen. Longcovid. Collateral damage. Aanvaardbaar. Dan moeten ze maar naar een psycholoog. Tenminste, als de premie van het basispakket maar niet omhooggaat.
Dat mensen compleet in de verdrukking komen, dat we hen door werk, school, schoolgaande kinderen, zorg, persoonlijke verzorging of sociale druk bewust blootstellen aan risico, willen we niet horen. Twee tot vier miljoen mensen. Alsof we ze uit de samenleving weg kunnen denken. Op social media is het lekker ze nog verder een hoek in te drijven: ‘Aansteller, angsthaas’. Meestal IN HOOFDLETTERS en gevolgd door !!!!1!1!! Hoeveel stress levert dat op bij mensen in de risicogroepen? Hoeveel zelftwijfel? Hoeveel zorgelijkheid? En is het gerechtvaardigd hen 7 maanden uit te sluiten? Hun belangen totaal niet te zien? En hoe zit het met de rest van de samenleving? Zij die deze mensen willen beschermen? Hun gezinnen? Henzelf? Hun geliefden? Zij zijn van ondergeschikt belang aan de vrijheid van een minderheid van schreeuwlelijken. Ze worden niet hard op hun plaats gezet. In plaats daarvan krijgen ze een mooi podium in de om kijkcijfers strijdende talkshows. Beleid wordt op hun zucht naar vrijheid afgestemd. Wie het hardst schreeuwt, krijgt zijn zin.
Als zo’n virus nieuw is in de samenleving, is de verspreiding voor iedereen een mysterie. Natuurlijk moet je dan naar alle invalshoeken luisteren. In gesprek gaan. Uitleggen. Geduld hebben. Maar als je merkt dat mensen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, of de samenleving als geheel, is het tijd rationeel te handelen. Als antropoloog heb ik die kennis al eens eerder opgedaan. Als je niet ingrijpt, nemen roekeloosheid en nalatigheid de overhand. Het virus laat zich verspreiden. Er sterven mensen. Anderen worden chronisch ziek en de economie krijgt zulke harde klappen, dat we daar over tien jaar nog de sterretjes van zullen zien.
Je kunt naar deze mensen blijven luisteren en hun zin blijven doen. Het heeft echter grote consequenties. In dit proces raakt een meerderheid in de samenleving de zelfbeschikking, de autonomie en de lichamelijke integriteit kwijt. We kunnen en mogen onszelf niet beschermen tegen een nog onbekend en schadelijk virus. De overheid kan ons dwingen het virus onze huizen binnen te laten door verplichtingen op werk en school. De overheid bepaalt welk risico voor ons aanvaardbaar is. En dat is waanzin. Als antropoloog moet ik rationeel blijven, zeker als ik met de politiek wil praten. Oog hebben voor de ‘andere kant’. Welke andere kant, vraag ik me af. De volksgezondheid zou op nummer 1 moeten staan. Iedereen heeft daar recht op. Mensen die de volksgezondheid in gevaar brengen, zijn niet ‘de andere kant’. Ze leggen een bom onder de samenleving. De grote meerderheid draait op voor hun roekeloosheid. Het zet veel mensen in de verdrukking. De samenleving in haar geheel loopt grote schade op. Dat zie ik, ik hoor de persoonlijke verhalen, ik heb het al eens meegemaakt. Die wetenschap uitdragen, het wordt niet gewaardeerd.
Intussen knaagt het zich een weg door mijn geweten. De diplomatie breekt me op. Hier is een breekijzer voor nodig. Ik hou me in. Ik zeg niet wat ik zou willen zeggen. Maar het frustreert me wel. Temeer omdat ik weet dat juist door roekeloze mensen deze crisis nog heel erg lang gaat duren. En door politici die de ruggengraat niet hebben om dit veelkoppig beest te lijf te gaan. Ik wik en weeg, theorie boven emotie. Ik laat me zorgvuldig uit. Niet alarmistisch zijn. Niet te pessimistisch zijn. Hou het wetenschappelijk. Hou afstand. Geen tirades over de verpleeghuisdoden. Geen emoties over de doden die niet eens in onze statistieken opgenomen mogen worden. Geen emoties, punt. Maar het vreet aan mijn geweten. Want net als de meesten van ons, zie ik hoe volkomen onethisch we met deze crisis omgaan. Hoe weinig het menselijk leven hier eigenlijk waard is. Hoe koud en kil we over het leven van een ander denken. Al helemaal als dat leven niet volmaakt ‘vitaal’ is. Dat we niet voor elkaar willen zorgen. Dat we eigenlijk helemaal niet eens een heel klein beetje solidair zijn met elkaar. Dat we mensen willens en wetens in gevaar brengen. Door binnen coronabereik te komen. Door ze te dwingen zonder mondkapje te werken. Door ze te dwingen zorg te ontvangen die niet veilig is. Door ze naar scholen te sturen waar corona ‘rondwaart’. Dat we dat allemaal onder het tapijt blijven vegen en dat het niet eens bespreekbaar is. Je mag het niet benoemen, dat veroorzaakt paniek. Het is te alarmistisch. We moeten nuchter en kalm blijven. Alsof corona zich weg laat relativeren. Nou. Dat raakt me. Het raakt me. Het raakt me, punt.
De Nederlandse overheid heeft gekozen voor een strategie van maximale controle op de verspreiding van het coronavirus. In dit beleid is het ‘testen, traceren, isoleren’ (TTI) een belangrijke pijler om ‘kleine brandjes die oplaaien snel uit te trappen’. De rijksoverheid beoogt een ambitieuze en effectieve aanpak op testen en traceren om het maatschappelijk verkeer ‘zoveel als mogelijk en verantwoord door te laten gaan’. Door het intensief testen van alle personen met klachten passend bij corona en een daarop aansluitend bron- en contactonderzoek, wil de rijksoverheid de keten van besmettingen doorbreken. Met dit beleid wijkt Nederland af van de strategie die de landen om ons heen inzetten om het coronavirus te bestrijden. De mobiliteit en het aantal sociale contacten per persoon worden in Nederland zo min mogelijk beperkt, waardoor de druk op de testcapaciteit groot is. Een ambitieus plan dat staat of valt met de beschikbaarheid van voldoende testcapaciteit. Tot nu toe is het Nederland niet gelukt het testbeleid voldoende adequaat te laten functioneren. In dit dossier onderzoeken we de geschiedenis, de knelpunten en doen we een aantal aanbevelingen om het testproces soepeler te laten verlopen.
Eerste besmettingen
Op 27 februari wordt live op TV de eerste officiële coronabesmetting in Nederland bekendgemaakt. Het gaat om een man uit Loon op Zand. De tweede besmetting wordt in de nacht van 28 februari vastgesteld bij een vrouw in Diemen. Beide patiënten raakten besmet tijdens verblijf in het Italiaanse Lombardije. GGD en RIVM zetten de gebruikelijke middelen in om een infectieziekte in een vroeg stadium op te sporen: testen, traceren van besmette(lijke) personen en isolatie van besmette personen en hun contacten (TTI). Het Landelijk Centrum Infectieziekten van het RIVM stelt een casusdefinitie op voor de opsporing van nieuwe besmettingen: Alleen personen die in de voorafgaande 14 dagen teruggekeerd zijn uit een risicogebied of in direct contact zijn geweest met een bewezen besmette persoon, met de klachten koorts èn hoesten of kortademigheid, worden als ‘coronaverdacht’ aangemerkt.
Vanaf het allereerste bevestigde geval is het testbeleid in Nederland restrictief en ook de casusdefinitie voor covid is strikt: als een verdachte patiënt niet alle symptomen vertoont, wordt niet getest op SARS-C0V2. Daardoor kan het virus zich ongemerkt onder met name de Brabantse bevolking verspreiden. In die eerste dagen wordt vrijwel niemand getest. Alleen voor heel verdachte gevallen mogen de huisartsen de GGD bellen, maar ook dan krijgen ze vrijwel altijd ‘nee’ te horen. Het AD reconstrueert dat ‘een hoge dam wordt opgeworpen voor onderzoek naar mensen met luchtwegklachten zonder aanwijsbare oorzaak.’
Arts-microbioloog Peter Schneeberger verzucht in zijn terugblik over de eerste Covid-19 patiënten in Bernhoven: “Aan het einde van die eerste week in maart zijn in Ziekenhuis Bernhoven 17 patiënten positief met corona. Geen van de patiënten voldoet aan de casusdefinitie die het Landelijk Centrum Infectieziekten (LCI) op dat moment hanteert, koorts en luchtwegklachten en een verblijf in China of Noord-Italië.” Schneeberger gaat dan op onderzoek uit. Eind februari liggen er veel patiënten met griepverschijnselen in zijn ziekenhuis, die ook wel eens corona onder de leden zouden kunnen hebben. En dus gaat hij meer testen dan het RIVM adviseert. ‘Van onze eerste vijftien coronapatiënten was niemand in China of Italië geweest’, zegt Schneeberger. ‘Als we ons aan de regels van het RIVM hadden gehouden, hadden we die patiënten nooit gevonden.’ Doordat Schneeberger de eerste patiënten snel in het vizier heeft, weet hij al voordat de eerste Nederlandse coronapatiënt overlijdt dat Uden een brandhaard is.
Het Streeklab Haarlem is één van de laboratoria in Nederland dat toegerust is op het snel kunnen testen van monsters van grote aantallen patiënten. Het lab staat in de startblokken om te testen, maar wordt door de Haagse GGD niet ingeschakeld. Van het RIVM krijgt het lab geen eerste samples met virusmateriaal als referentie om de machines af te stellen. Als arts-microbioloog Jan Sinnige van het Streeklab het RIVM vraagt een monster van een patiënt te testen die helemaal binnen de casusdefinitie valt, wordt dat geweigerd. Drie dagen later ontvangt het lab dan toch samples met virusmateriaal en kunnen ze de patiënt zelf testen: die test slaat positief uit.
Bij het RIVM blijft intussen veel testcapaciteit ongebruikt. ”Capaciteitsgebrek is nooit een reden geweest om niet te testen,” liet Chantal Reusken top-expert virologie bij het RIVM aan het AD weten. Uit haar relaas blijkt dat de gezondheidsdienst het niet nodig vond om veel te testen: “In het begin draaiden we ieder monster meteen bij binnenkomst. Dit was omdat er maar weinig monsters binnen werden gebracht. De machine waarmee de samples worden geanalyseerd, heeft evenwel een capaciteit van ongeveer negentig monsters. Het is te vergelijken met de afwasmachine aanzetten met slechts één kopje erin.”
In diezelfde periode kleurt Jan Kluytmans naar eigen zeggen ‘buiten de lijntjes’ door zorgpersoneel te testen en vindt 10 besmette medewerkers zonder direct patiëntencontact. Bij een steekproef van het RIVM in Brabantse ziekenhuizen blijkt 4% van de medewerkers besmet. Het team van viroloog Marion Koopmans stelt dan met sequencing vast dat er in Bernhoven 8 verschillende stammen circuleren. Hoewel er op dat moment officieel 121 besmette gevallen van corona in Nederland zijn, is er dan al sprake van ongecontroleerde verspreiding onder de bevolking van Noord Brabant.
Ongecontroleerde verspreiding door restrictief testbeleid
Ann Vossen (OMT lid) waarschuwt als voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Medisch Microbiologen (NVMM) in een brief aan Jaap van Dissel, dat het restrictieve testbeleid een onjuist beeld geeft van de virusverspreiding in Nederland. De vereniging stelt dat de RIVM-data onterecht de indruk geven dat het meevalt met de stijging van het aantal besmettingen. De leden roepen op tot ingrijpen voor het te laat is: ‘meer testen om zicht te houden op verspreiding, ingrijpende maatregelen om de verspreiding af te remmen’. Andere OMT leden zien daar het nut niet van in. Marion Koopmans ziet in de resultaten van het genetisch onderzoek bewijs dat het coronavirus in Nederland niet meer op korte termijn uitgeroeid kan worden.
Op 12 maart, twee weken na de eerste bevestigde besmetting in Nederland, besluit het RIVM het testen, traceren, isoleren los te laten. Ongemerkt heeft corona zich al onder de radar verspreid. Vanwege de wereldwijde vraagexplosie, verwacht het OMT een tekort aan testmaterialen. Omdat de laboratoria voldoende testcapaciteit willen behouden voor kritische zorg, adviseert het OMT buiten het ziekenhuis alleen nog personen te testen met een verhoogde kans op ernstig ziektebeloop. De GGD’en hebben niet genoeg personeel om veel testen af te nemen en het bron- en contactonderzoek vol te houden. Treurig gevolg van deze bevindingen is dat het testbeleid voor heel Nederland wordt losgelaten, terwijl het eigenlijk alleen in Noord Brabant niet haalbaar is.
Noord-Nederland kiest voor eigen beleid
In Noord Nederland is er een betere startpositie: door een vroegere voorjaarsvakantie dan in het zuiden en geen grootschalig carnaval, is daar nog weinig verspreiding. Bovendien lijkt men in Noord-Nederland beter te zijn voorbereid: op 30 januari vond al een eerste voorlichtingsbijeenkomst plaats over corona. Via REMIS is er een al lang bestaande regionale samenwerking en op 6 maart besluit het Bestuurlijk ROAZ Noord-Nederland een Strategisch Kernteam covid-19 in te stellen.
Alle deelnemende partijen (ziekenhuizen, huisartsen, GGD’en, ambulancediensten, huisartsen, laboratoria, verpleeghuizen en verzekeraars) ervaren een gezamenlijke verantwoordelijkheid; het gangbare concurrentiebeginsel in de sector is stilzwijgend uitgeschakeld en men is bereid elkaar te helpen, ook al is dat soms niet in het belang van de afzonderlijke instellingen. Doordat het UMCG laboratorium meerdere testplatforms heeft, zijn er veel minder beperkingen in de testafname. In tegenstelling tot vele andere medisch-microbiologische laboratoria is het UMCG niet afhankelijk van de apparatuur van Roche, zij hebben meerdere machines staan en kunnen bij uitval makkelijk overschakelen naar een ander systeem. Medio maart biedt het UMCG de GGD Groningen aan om op grote schaal medewerkers van andere zorginstellingen te testen, ook personeel van verpleeghuizen en mantelzorgers.
Arts-microbioloog Alex Friedrich dringt aan op meer testen. Dat er onvoldoende testcapaciteit is, wil er bij Friedrich niet in; die wordt volgens hem automatisch vergroot als er een topprioriteit is: “Dan zie je allerlei ontwikkelingen in de markt en worden er bruggen gebouwd. Als laboratoria weten dat het prioriteit is om te testen dan zetten ze alles op alles. Er wordt dan van alles in gang gezet om te zorgen dat het wel kan.”
Door een beleid te voeren van ‘testen, testen, testen’, houdt het noorden van Nederland zicht op de verspreiding, maar wordt voor het afwijkende testbeleid wel op de vingers getikt door minister de Jonge. Eind maart besluit VWS echter het testbeleid in Groningen alsnog landelijk na te volgen. Meer testen kan dan, blijkt, wel. Maar, zegt Friedrich, “er was onvoldoende bewustzijn dat het nodig was.”
Geen zicht op testcapaciteit
Terwijl in maart de besmettingen in snel tempo oplopen, heeft de rest van Nederland helemaal geen zicht meer op de verspreiding. Nederland heeft dan, met minder dan 2.000 testen per dag, misschien wel een van de meest restrictieve testbeleiden ter wereld.
Zorgorganisatie Vivent probeert begin maart haar medewerkers te laten testen, maar wordt door het RIVM geweigerd. Verpleeghuismedewerkers moeten met klachten ongetest thuisblijven, maar dat is praktisch nauwelijks uitvoerbaar. Het personeel moet noodgedwongen aan het werk en besmet op die manier, ongewild, een flink deel van de verpleeghuisbewoners. Sommige laboratoria blijken wel testcapaciteit te hebben, maar weigeren de tests uit te voeren, omdat zij daartoe geen opdracht krijgen van RIVM en GGD. Er ontbreekt een landelijk overzicht van beschikbare capaciteit. Om overzicht te krijgen wordt Feike Sijbesma landelijk coronagezant; hij zal alle testcapaciteit in Nederland in kaart gaan brengen en de laboratoria van voldoende voorraden aan testmaterialen voorzien.
Begin april gaat het Landelijk Coördinatiecentrum Diagnostische Keten (LCDK) van start, dat er voor moet zorgen dat tekorten opgelost worden en meer testcapaciteit gecreëerd wordt. Andere labs zullen bij het testbeleid betrokken worden. De voorgenomen herverdeling stuit op weerstand: ‘Het is ”ongewenst” en heeft “risico’s” om de andere labs zelfstandig diagnostiek te laten doen’, schrijft de vereniging van microbiologen in een intern stuk. Bij die labs staat namelijk geen arts-microbioloog aan het hoofd die de kwaliteit van de tests kan bewaken, de resultaten goed kan interpreteren en verder kan zoeken als hij de uitslagen niet begrijpt. … In een mail van 5 april schrijft Ann Vossen, voorzitter van de NVMM en OMT-lid aan haar mede-microbiologen: “Wij blijven er voor strijden dat ook dan [als de nieuwe labs meedoen] de medische microbiologische labs in de lead blijven.” Maar, meldt het NRC, de bezwaren van de medisch-microbiologen zijn niet alleen inhoudelijk: Voor een deel van de hen beïnvloedt de omzet van hun lab hun inkomen. Daarnaast zijn ze bang om hun grip op de Nederlandse testmarkt kwijt te raken als de markt overgenomen wordt door ‘grote anonieme testfabrieken’.
Als Vivent vanaf 15 april de eerste testen laat uitvoeren zijn die in het begin bij de helft van alle personeel met klachten positief. De problemen rond het testen zijn dan nog steeds niet opgelost. Maandenlang vragen zorgbestuurders VWS om meer testen voor de langdurige zorg. ‘Medewerkers zijn niet alleen bang zichzelf en hun eigen families te besmetten, maar ook de mensen voor wie ze zorgen. Waarom kunnen patiënten en medewerkers niet vaker worden getest? Binnen veel afdelingen in verpleeghuizen leidt het gebrek aan zicht op de problemen tot grote oversterfte.
Uitbreiding testcapaciteit, maar voornamelijk op papier
Om in de steeds toenemende vraag te kunnen voorzien moeten de laboratoria snel opschalen. Uit efficiëntie oogpunt zijn de voorraden aan materialen minimaal en blijken veel laboratoria bovendien afhankelijk van dezelfde leverancier. Het verdeelschema is op dat moment ‘eerst de ernstig zieke patiënten, daarna de zorgmedewerkers in de ziekenhuizen, daarna de huisartsen en pas daarna de verpleeghuizen en hun cliënten. In dezelfde periode had Duitsland geen tekort aan testcapaciteit’.
VWS laat in een update LCW op 17 april weten dat Nederland nu over voldoende laboratoriumcapaciteit en testmaterialen beschikt: ‘Er zijn inmiddels meer dan 40 laboratoria gevalideerd, of in het proces van validatie, voor COVID-19 diagnostiek. Daaronder vallen zowel medische microbiologie laboratoria als enkele niet-medische laboratoria. Samen vormen zij het ‘Landelijk laboratoriumnetwerk COVID-19’.’ Sanquin, de vijf laboratoria voor HPV-bevolkingsonderzoek, WBVR-Lelystad en GD in Deventer worden ingezet als opschalingslabs, de zogenaamde ‘pandemielabs’. Met de nu beschikbare capaciteit kunnen bij normale werkuren 17.500 testen per dag uitgevoerd worden en wanneer de werktijd wordt uitgebreid kan dit aantal verhoogd worden naar 29.000 per dag.
Eind maart stelt het Duitse lab Labor Dr. Wisplinghoff via haar Nederlandse partner-laboratorium U-Diagnostics per direct een testcapaciteit van 3.000 testen per dag ter beschikking. Terwijl in sommige verpleeghuizen dan al sprake is van grote oversterfte, wordt van deze capaciteit geen gebruik gemaakt. Het laboratorium, dat vanaf het begin van de coronacrisis in Duitsland al vele testen uitvoert, moet eerst een Nederlands certificaat krijgen waaruit blijkt dat het lab aan alle Nederlandse eisen voldoet. Maar ook als het bedrijf dat certificaat begin april krijgt, wordt er nog altijd geen gebruik gemaakt van die testcapaciteit.
De inclusie van andere labs in het testproces lijkt te worden gefrustreerd: de bestaande contracten tussen de GGD’en en laboratoria vindt men uiteindelijk toch afdoende om te voorzien in de vraag. Nederland vaart dan nog steeds zonder zicht op de verspreiding met een nog altijd zeer restrictief testbeleid. Wie niet in de zorgsector werkzaam is wordt niet getest, maar ook binnen de zorg is het testbeleid nog altijd restrictief. De overheid concentreert zich op de ziekenhuizen en Intensive Care afdelingen, terwijl in de zorg buiten de ziekenhuizen medewerkers met klachten nog altijd doorwerken, vaak zonder adequate beschermingsmiddelen.
Hoewel uit nationale en internationale signalen dan al blijkt dat het virus mogelijk ook verspreid wordt door personen die geen typische symptomen vertonen, wordt in de Nederlandse verpleeghuizen nog altijd niet preventief getest. Huisgenoten van zorgmedewerkers, ook al hebben ze klachten, worden niet getest. Op 20 april constateert minister de Jonge nog altijd belemmeringen bij het testen; verruimingen in het testbeleid worden door het RIVM – in plaats van direct – stapsgewijs doorgevoerd en bij de GGD’en dringen die verruimingen niet door. De laatste belemmering voor testen laat het RIVM op 12 mei pas vallen: vanaf dan mogen zorgmedewerkers direct testen als zij klachten hebben.
Maar het zal nog tot 1 juni duren voordat in Nederland ook buiten de zorg gestart wordt met testen.
Marktwerking
In een opzienbarende reportage wil het programma Nieuwsuur aantonen dat het Nederlandse testbeleid gefrustreerd wordt door belangen. Zoals eerder het NRC betoogde: Nederlandse medisch-microbiologische laboratoria vrezen voor hun voortbestaan en houden daarom de uitbreiding van testcapaciteit naar andere, veelal niet-medische, laboratoria tegen. Hoewel voor sommige arts-microbiologen een persoonlijk financieel belang mee kan wegen, lijkt dat voor de overgrote meerderheid geen rol te spelen: de meeste arts-microbiologen zijn werkzaam in loondienst en hebben een vast inkomen.
Concurrentie tussen de labs zou voornamelijk gaan om de prijs-kwaliteit factor: Marktwerking leidde de afgelopen tien jaar tot een wildgroei aan laboratoria. Naast de bestaande microbiologische laboratoria verschenen zogenaamde huisartsenlaboratoria en probeerden buitenlandse laboratoria de Nederlandse markt te veroveren.‘Waar voorheen één of twee labs per regio waren, zijn er nu landelijk ruim honderd.’ Een speler op de markt is U-diagnostics, een echte prijsvechter, die zijn testen laat uitvoeren in een megalab in Duitsland. Het bedrijf heeft geen arts-microbioloog in dienst en kan daarom de prijs laag houden. Ook testlaboratorium Star-shl heeft als doel om zo snel en goedkoop mogelijk een testuitslag te leveren. Deze megagrote laboratoria opereren vaak internationaal, ze zijn efficiënt en brengen een behoorlijke schaalvergroting teweeg. Zorgverzekeraars zijn met name vanwege de lagere prijzen geïnteresseerd in deze zogenaamde ‘robotlabs’, waardoor de concurrentie toeneemt.
Is het voor de diagnostiek wel echt noodzakelijk dat arts-microbiologen in dienst zijn om uitslagen te interpreteren? Directeur Maarten Cuppen van U-diagnostics vindt dat bij de Covid-test niet nodig: ‘‘Kijk naar de Covid-test, die heeft maar twee uitslagen: rood of groen. Punt. Dat vergt geen nadere uitleg.’ Wanneer een arts toch nog een vraag heeft moet die naar Duitsland bellen voor uitleg. ‘Dan moet ‘ie de vraag in het Duits of Engels stellen.” Als de testuitslag niet duidelijk is, kunnen ook de grote laboratoria een medische interpretatie vragen, de noodzaak om een arts-microbioloog aan de leiding van het testproces te zetten, lijkt er bij Covid-tests volgens Cuppen niet.
De medisch-microbiologische labs zijn duurder, omdat zij arts-microbiologen in dienst hebben en meer aan onderzoek doen. Om hun contract met de verzekeraar te behouden, moeten zij soms onder de kostprijs bieden. Om een ruim en efficiënt testbeleid mogelijk te maken zou samenwerking met niet-medische of buitenlandse laboratoria tot aanzienlijke schaalvergroting kunnen leiden. De medische labs vrezen echter dat ziekenhuizen door samenwerking met deze grote laboratoria uiteindelijk de kosten van arts-microbiologen niet meer kunnen dragen.
De medisch-microbiologische labs maken hogere kosten dan de grote testlabs, maar hoe in de corona testmarkt momenteel geconcurreerd wordt op prijs is niet duidelijk. Voor de covidtest betaalt de GGD een vaste prijs van 65 euro, en voor 1 juni was dat zelf 95 euro per test. De inzet van grotere labs heeft (nog) niet geleid tot een lagere marktprijs voor PCR diagnostiek bij Covid-19.
Kwaliteit versus kwantiteit
Het belangrijkste argument van de NVMM om samenwerking met andere labs tegen te houden lijkt de ‘kwaliteitseis’. Maar hoeveel kwaliteit is daadwerkelijk nodig in de Covid-19 diagnostiek? De GGD’en nemen de samples af, die gaan naar het lab en zonder tussenkomst van een arts krijgt de geteste persoon de uitslag van de GGD. De arts-microbioloog hoeft hier niet noodzakelijk aan te pas te komen. Soms echter, is de uitslag van een test onduidelijk en kan een arts-microbioloog meer duidelijkheid verschaffen.
Volgens hoogleraar Christina Vandenbroucke van het Amsterdam UMC hoeft samenwerking met grote niet-medische labs geen problemen op te leveren als de medische labs controles kunnen uitvoeren en de medische lead nemen bij de interpretatie van tests met een onduidelijke uitslag. De grote ‘testfabrieken’ zouden dan hun capaciteit maximaal in kunnen zetten. Het lijkt een eenvoudige optelsom. Maar de medische microbiologie is complexer dan ‘slechts een labuitslag’.
“Laboratoria hebben van oudsher een belangrijke functie in het signaleren van nieuwe virus- of bacterieuitbraken. De ‘streeklaboratoria voor de volksgezondheid’ werden na de Tweede Wereldoorlog opgericht om uitbraken van besmettelijke bacteriën zoals tuberculose, tyfus, difterie en syfilis te bestrijden. Laboratoria moeten GGD’s en RIVM waarschuwen als ze vermoeden dat in hun regio een infectieziekte is uitgebroken. Maar nu bloedbuisjes uit Friesland naar laboratoria in Roosendaal, Delft en zelfs Duitsland worden gestuurd, en coronatests van verpleeghuizen uit Oost-Brabant in Rotterdam worden onderzocht, raakt het overzicht zoek. En lopen we het risico dat nieuwe infectieziekten te laat worden opgespoord. … “ Uit: De Groene
De laagste prijs per test is voor verschillende zorginstellingen en regionale GGD’s vaak de doorslaggevende factor om met een bepaald laboratorium samen te werken. De regionale functie van de medisch microbiologische labs is daarmee voor een deel verloren gegaan en de functie van deze laboratoria voor de volksgezondheid is uit het oog verloren. Zo stelt de inspectie dat ziekenhuizen zonder eigen laboratorium zeer kwetsbaar zijn voor uitbraken van infectieziekten.
De arts-microbioloog
Een arts-microbioloog houdt zich bezig met het opsporen, diagnosticeren en behandelen van aandoeningen veroorzaakt door micro-organismen, zoals het coronavirus. Volgens arts-microbioloog Marc Bonten is de medische microbiologie “een integraal product van uitslag, advies en beleid” wat bijdraagt aan de kwaliteit van patiëntenzorg. Als een medisch-microbiologisch lab regionaal kan opereren, kunnen artsen-microbioloog nieuwe bronnen van infectie sneller signaleren en opsporen. ‘De microbiologische diagnostiek wordt in Nederland verzorgd door een fijnmazig netwerk van medisch microbiologische laboratoria, meestal aan een ziekenhuis verbonden of vanuit een organisatie die de microbiologische diagnostiek voor enkele ziekenhuizen verzorgt.
Waar Duitsland veel kwantiteit in huis heeft, heeft Nederland veel kwaliteit. Nederland heeft vergeleken bij Duitsland veel minder problemen met antibioticaresistentie en weinig MRSA. Het is belangrijk dat we niet uit het oog verliezen dat het waarborgen van die kwaliteit voor de non-covid diagnostiek en de tijd na de corona pandemie, voor de volksgezondheid gewaarborgd wordt. Als het Nederlandse microbiologische landschap verandert in een aantal clusters van grote testlabs, lopen we het risico dat een nieuwe infectieziekte te laat zal worden opgespoord. En volgens arts-microbioloog Thijs Tersmette is het kosten-vraagstuk relatief: “Misschien zijn we per lab wel iets duurder, maar onze bijdrage aan de gezondheidszorg is zoveel groter dat je het dik terugverdient.”
Schaarste in materialen en testcapaciteit
Op 17 april schrijft het ministerie VWS in haar rapport Landelijke Coördinatie Structuur Testcapaciteit dat bij een geleidelijke stijging er op korte termijn zekerheid is over voldoende levering van testmaterialen, waar tot dan toe een groot tekort aan is geweest. De Speciaal Gezant en de LCT werken hard om de beschikbaarheid van voldoende materialen op de langere termijn te garanderen. Ook zet VWS in op productie van testmaterialen in Nederland. Sanquin is in opdracht van het ministerie van VWS gestart met de productie van lysisbuffer. De fabricage van well plates wordt ingericht, de grondstoffen zijn besteld. Ook de productie van het afnamemateriaal, 3D-geprinte exemplaren van de nasopharynx swabs, zal in Nederland worden uitgevoerd.
Om de testcapaciteit uit te breiden kunnen laboratoria zich aansluiten bij het landelijke netwerk van SARS-CoV-2 laboratoria in Nederland en daarmee ‘in geval van overcapaciteit bijdragen aan de schaarste van andere laboratoria’. Om kwaliteit en veiligheid te waarborgen, zijn er criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden: Het laboratorium dient ‘positief geëvalueerd te zijn door het RIVM, de testfaciliteit moet zich conformeren aan het landelijk testbeleid wat onder meer betekent dat alleen mensen doorverwezen door artsen/GGD getest mogen worden en testresultaten gecommuniceerd moeten worden met de GGD om te voldoen aan de meldplicht’. Tevens moet ‘een Nederlandstalige arts-microbioloog verbonden zijn aan het laboratorium om de interpretatie van de resultaten te verzorgen, uitslagen te communiceren met de zorgverleners en beschikbaar te zijn om tekst en uitleg te geven indien een zorgverlener er om vraagt’. Die week gaat ook het Landelijk Coördinatieteam Diagnostische Keten (LCDK) van start, onder leiding van arts-microbioloog Edwin Boel van het UMC Utrecht, pas afgetreden voorzitter van de Vereniging Medisch Microbiologische Laboratoria (VMML) en arts-microbioloog Ann Vossen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging Medische Microbiologie, wordt voorzitter van de Taskforce Diagnostiek. Het OMT vraagt de NVMM in maart om ‘deze adviesclub met beslissende stem op te richten’.
Eind mei meldt Ann Vossen, nu als voorzitter van de Landelijke Taskforce Moleculaire Diagnostiek, dat ‘de tijd van limiterende factoren voorbij is’: Nederland zou 30.000 testen per dag uit kunnen voeren. Dat het zo lang geduurd heeft voordat die capaciteit beschikbaar is, komt doordat er genoeg testen afgenomen moesten kunnen worden door de GGD’en, er moesten voldoende testmaterialen zijn en er moest een IT systeem opgezet worden om alles te registreren en alle GGD’en met hun testlaboratoria te verbinden. Vijftig verschillende labs moesten aangesloten worden, die weer samenwerken met 25 verschillende GGD’en.
Verschillende labs bieden hun testcapaciteit aan ten behoeve van de diagnostiek van SARS-CoV-2. Van dat aanbod maakt de minister geen gebruik, zogezegd omdat dit maar een tijdelijke oplossing biedt. Volgens Ann Vossen speelt ook de kwaliteits-eis mee. Toch is dit maar een gedeeltelijke verklaring want waar bloedbank Sanquin wel als opschalingslab wordt ingezet, kunnen sommige medisch microbiologische labs hun capaciteit nog steeds niet inzetten voor covidtests van de GGD’en omdat ze wachten op aansluiting op CoronIT of omdat de GGD’en aarzelen met het aanpassen van logistieke stromen naar de eigen regio.
Keuzes in beleid
Door het landelijke netwerk van laboratoria, kan – in theorie – een aanzienlijke vergroting van testcapaciteit gecreëerd worden. Voordat die capaciteit ingezet kan worden echter, moeten alle gecontracteerde labs zich voor 1 juni eerst aansluiten via CoronIT. Deze labs moeten voor 3 maanden voorraad aan testmaterialen aanleggen en aan alle door VWS gestelde voorwaarden voldoen.
De problemen rond testcapaciteit en schaarste lijken voorbij. In een interview met de NOS laat Ann Vossen weten dat meer testcapaciteit op dat moment niet nodig is, omdat “het beleid toen en nu is om het virus gecontroleerd te laten rondgaan in de samenleving. Andere landen hebben laten zien dat de combinatie van een lockdown, testen, traceren, isoleren en quarantaine snel leidt tot het goeddeels uitroeien van het virus. … Iedereen met klachten testen is gewoon niet nodig in de lockdown-fase, want dan probeer je met maatregelen zoals thuis blijven de epidemie te onderdrukken. … Zelfs als we iedereen met klachten eerder hadden kunnen testen, dan hadden we dat niet gedaan.”
Coronagezant Feike Sijbesma werpt in mei intern al de vraag op of de tescapaciteit niet verder omhoog moet en of opschaling niet in ieder geval in kaart gebracht moet worden, zo reconstrueert Follow The Money. ‘Voor de zomerperiode, maar vooral ook voor het “snotterseizoen” dat erna komt… omdat valt te voorzien dat talloze mensen zonder symptomen zich zullen laten testen en de testcapaciteit daarvoor tekortschiet.’
De opschaling van de testcapaciteit is in handen van arts-microbioloog en OMT-lid Ann Vossen, tevens voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie èn voorzitter van de Landelijke Taskforce Moleculaire Diagnostiek. Vossen ziet de noodzaak van opschalen en ruim inzetten op testen als strategie echter niet: ‘Alleen maar testen om het testen heeft weinig zin. Ik begrijp dat het een gevoel van controle kan geven, maar als je iedereen test, moet je ze daarna blijven testen. Maar wij kunnen niet alle geteste mensen volgen.’
In de zomermaanden wordt flink gediscussieerd over ‘de beste verdeling van de tests’, meldt Nieuwsuur. Daarbij zouden grote belangen meespelen. Het Landelijk Coördinatieteam Diagnostische Keten (LCDK) van het ministerie VWS laat de labs en GGD’en weten dat zij de tests wil gaan verdelen naar laboratoriumgrootte en de te verwachten toestroom bij de teststraten, waarbij ook andere bij het netwerk van laboratoria aangesloten labs zullen worden ingeschakeld. Dat stuit op verzet bij de Nederlandse Vereniging van Medisch Microbiologen (NVMM), zij willen zelf de tests blijven verdelen. Voor hen zou meespelen dat sommige medische labs met een nieuwe verdeling in hun voortbestaan bedreigd worden. GGD’en willen zich graag houden aan de contracten die zij al met laboratoria hebben. Oude afspraken zitten het testbeleid dus in de weg. De GGD’en en hun diagnostieklaboratoria werken altijd al nauw samen en hebben deze samenwerking vastgelegd in contracten over tests die moeten worden gedaan. De verdeling van de coronatests loopt nu volgens diezelfde afspraken, waardoor 25 vooral ziekenhuislaboratoria worden ingezet.
Van de ruim 100 Nederlandse labs, worden er slechts 50 permanent ingezet voor het testen op corona. Aangesloten laboratoria bij het landelijke netwerk worden nog niet optimaal regionaal ingezet en labroatoria teren in op hun voorraden door gebrekkige aanvulling van reagentia vanuit de LCDK. Dat is niet omdat die contracten ooit zijn afgesloten om kwaliteit en regionale functies van de labs optimaal te benutten, maar vanwege de (lagere) kostprijs. Sommige GGD’en hebben zelfs contracten met labs buiten hun regio, wat die zo belangrijke regionale vinger aan de pols door arts-microbiologen onmogelijk maakt.
De arts-microbiologen houden echter vast aan de verdeling, redelijk of niet, dat wordt door LCDK eind juli gehonoreerd: de oude verdeling zal gehandhaafd worden. ‘Om de verwachte verhoging van het aantal testaanvragen te accommoderen is het voorstel dat de labs gelijkelijk gaan opschalen. Als het aantal afgenomen testen 10% omhooggaat, gaan alle labs dus 10% meer testen. De hoogvolumelaboratoria worden daarbij gevraagd zo snel mogelijk te starten met poolen. Een aantal labs investeert of heeft geïnvesteerd in aansluiting op CoronIT om onderdeel te kunnen zijn van het labnetwerk. Dankzij de investeringen van deze labs is er voldoende flexibiliteit, wanneer de testaantallen omhooggaan. Als blijkt dat deze labs onvoldoende monsterstromen krijgen om deze investeringen in CoronIT te dekken, worden zij door VWS gecompenseerd’, schrijft het LCDK eind juni in haar nieuwsbrief.
De vraag groeit sneller dan het aanbod
Door de aanschaf van andere systemen, een centraal inkoopsysteem van reagentia en het aansluiten van meer labs bij het landelijke netwerk, heeft Nederland nu een capaciteit van 160.000 testen per week. Maar hoe vaak de labcapaciteit ook wordt opgeschaald, het lijkt steeds te worden ingehaald door een groei van het aantal testaanvragen.
Bloedbank Sanquin laat weten dat zij nog verder kunnen opschalen en ook andere Nederlandse labs hebben nog extra capaciteit. De crux: deze laboratoria gebruiken allen dezelfde materialen als de medisch-microbiologische labs. Opschalen bij het ene lab, betekent in dat geval dus niet dat er extra capaciteit gecreëerd wordt. De capaciteit wordt dan bij het ene lab weggehaald, om bij het andere lab gebruikt te worden. Het lukt nu, in het staartje van de zomer, in de meeste regio’s niet om binnen de voorgeschreven 48 uur een testafspraak te regelen, terwijl de GGD’en nog verder moeten opschalen. In het ergste geval zijn in oktober elke dag 37.500 tests nodig, in november 55.000, een maand later 70.000 en in februari 85.000, op basis van schattingen gebaseerd op het aantal mensen dat luchtwegklachten heeft. De Nederlandse labs kunnen momenteel krap 23.000 tests per dag aan.
Concentratie van diagnostiek bij een paar grote laboratoria zou winst kunnen opleveren in de capaciteit. Voor de GGD’en wordt de planning en bevoorrading dan gemakkelijker. Maar als dat betekent dat een monster van Breda naar Amsterdam gebracht moet worden, in plaats van in Breda zelf te diagnosticeren, valt daar geen winst te behalen, betoogt Marc Bonten. Sanquin, maar ook andere grote labs garanderen dat dat logistieke proces voor hen geen grote uitdaging is; zij kunnen uitslag binnen 24 uur garanderen. Zij pleiten ervoor juist de groot-volume labs als primaire labs te gebruiken, vanwege de efficiëntie. Dat zou echter wel betekenen dat de medisch-microbiologische labs veel minder zouden gaan testen en daarmee ook omzet mislopen. En dit laatste lijkt de belangrijkste reden om de testmarkt niet op een andere manier in te delen.
Opschalen naar Duitsland
De keuze om in Nederland vooral met de eigen medisch-microbiologische labs te (blijven) werken is volgens De Jonge weloverwogen, vanwege de regionale functie en het fijnmazige netwerk. Toch dringt het ook bij De Jonge doordat er nu behoefte is aan ‘hoogvolume laboratoria’. De minister wil dat ook in Nederland realiseren, maar dat kost even tijd: “Daarom hebben we in de tussentijd de afspraak gemaakt met een aantal grote Duitse laboratoria. Ondertussen zullen we ook dat type laboratoria tot stand moeten brengen.”
Eurofins, gevestigd in München, is zo’n grootschalig testlaboratorium waar De Jonge een contract voor covidtests heeft afgesloten. Directeur Olie legt uit dat Eurofins uit veel verschillende bedrijven bestaat: “Daarbij zitten ook bedrijven die specifiek apparatuur en reagentia ontwikkelen en produceren. Daardoor hebben wij volledige controle over productie en voorraden. We hoeven niet met anderen te concurreren bij externe leveranciers. Daarom kunnen we gemakkelijk de diagnostiek garanderen, waar anderen problemen kunnen hebben met materiaalschaarste.” Olie verzekert dat er voldoende specialistische kennis aanwezig is om ook coronatests deskundig te analyseren. “In Europa heeft Eurofins ongeveer 150 microbiologen in dienst en een vergelijkbaar aantal moleculair biologen. Zij dragen zorg voor de kwaliteit van onze diagnostiek. Alle laboratoria hebben bovendien de benodigde accreditatie.” Bij het Duitse bedrijf worden de komende weken steeds meer monsters uit Nederland getest. Volgende week gaat het om 5000 stuks, de week erna 10.000, uiteindelijk oplopend tot 44.000 per dag.
Nederland is het eerste land waarvoor Eurofins covidtests gaat diagnosticeren. De afgelopen maanden heeft het bedrijf, volgens Olie in samenspraak met GGD en RIVM, gewerkt aan een structuur waarin tienduizenden tests per dag kunnen worden afgehandeld. ‘Twee keer per dag worden monsters opgehaald bij teststraten in heel Nederland.’ Vervolgens worden ze samengebracht op een verdeelstation van Eurofins in Barneveld, en gaan ze per wegtransport naar een lab München. Medio oktober zullen de monsters naar Rijswijk gaan, waar het bedrijf een lab uitbreidt naar een capaciteit van 50.000 tests per dag. Het bedrijf heeft de Nederlandse overheid beloofd testuitslagen binnen 36 uur te leveren.
Ook met U-Diagnostics wordt een contract afgesloten voor diagnostiek bij partner-laboratorium Labor Dr. Wisplinghoff in Keulen. Vanaf deze week zal dit laboratorium 500 tests per dag uitvoeren. De komende weken wordt dit uitgebreid naar 2.000 en uiteindelijk naar een maximum van 5.000 tests per dag.
Samen met de 23.000 tests die door Nederlandse laboratoria gediagnosticeerd kunnen worden, zit Nederland aan het einde van dit jaar op een totale testcapaciteit van 79.000 tests per dag. Net genoeg voor de maand december, zelfs als corona zich nu wel aan de planning van de GGD’en het het RIVM houdt.
De toekomst van de medische microbiologische labs
Door extra capaciteit in te kopen in Duitsland, waar Nederlandse labs geen concurrentie hoeven aan te gaan voor de aankoop van testmaterialen, lijkt de minister een grote stap in de goede richting te zetten. Het hangt echter wel een prijskaartje aan en ideaal is het ook op het vlak van logistiek niet. Eurofins levert binnen 36 uur een uitslag, terwijl De Jonge juist werkt aan het terugbrengen van de doorlooptijd van het testen: Het streven is dat er 48 uur zit tussen het maken van de afspraak en de testuitslag, dat lijkt met Eurofins een welhaast onhaalbare kaart. De Jonge schrijft daarover in de kamerbrief van 28 augustus dat de bundeling en vervoer van testmonsters naar het Duitse lab invloed zal hebben op de doorlooptijd. Voor effectief bron- en contactonderzoek is Eurofins niet de ideale kandidaat.
En ook de capaciteit van Eurofins kent een grens. Als die eenmaal bereikt is, moet er dan weer een internationaal bedrijf aangetrokken worden om in Nederland een megalab neer te zetten? De Jonge werkt aan sterke uitbreiding van de testcapaciteit door meer contracten met laboratoria af te sluiten, extra analyseapparatuur en testmateriaal in te kopen en door de ontwikkeling van alternatieve testmethoden te stimuleren. Wat gebeurt er met die capaciteit na corona? De inzet van De Jonge is erop gericht ‘om te zorgen dat deze situatie zo tijdelijk mogelijk is’. En is dit wel de meest kosteneffectieve oplossing?
Goed uitgeruste medische microbiologische labs met een vinger aan de regionale pols, zijn van wezenlijk belang voor patiënten en de volksgezondheid. Als de recente uitbraken van SARS, MERS, Q-koorts, ebola, marburg en SARS CoV2, bijvoorbeeld, ons iets hebben geleerd, is dat het steeds belangrijker wordt uitbraken van infectieziekten snel op te kunnen sporen. Dat de Nederlandse medische labs hun hoge kwaliteit moeten behouden, staat buiten kijf. Maar ook is in deze crisis duidelijk geworden dat de medische microbiologie in Nederland meer moet openstaan voor het toevoegen van de noodzakelijke kwantiteit (desnoods uit het buitenland). Maar het zou misschien meer voor de hand liggen dat de medisch-microbiologische labs in Nederland een manier vinden om samen te werken en kwaliteit en kwantiteit met elkaar weten te verbinden.
Hoe de laboratoria hun regionale functie kunnen behouden, zal liggen aan de uitwerking van de samenwerking tussen de labs. Eén ding is duidelijk: de NVMM moet koers gaan bepalen en initiatief nemen. Dat daarbij belangenvraagstukken een rol zullen spelen, ligt voor de hand. Die belangen mogen het Nederlandse testbeleid echter niet belemmeren. Het lijkt erop dat de behoefte van de bij de NVMM aangesloten medisch-microbiologen om alles bij het oude te houden, het kabinetsbeleid in ieder geval gekleurd hebben. Doordat zowel de labs als de GGD’en vast bleven houden aan oude afspraken, werd het opschalen en het efficiënt inzetten van capaciteit van andere laboratoria in het netwerk bemoeilijkt. In het belang van de volksgezondheid zou de NVMM het initiatief moeten nemen om zowel de toekomst voor haar aangeslotenen, de kwaliteit van de microbiologische diagnostiek en de kwantiteit vereist om een pandemie het hoofd te bieden met elkaar te combineren.
Arts-microbioloog Marc Bonten ziet een oplossing in het onderbrengen van de huidige ziekenhuislaboratoria in een aantal grotere organisaties. “Deze zullen in staat zijn op prijs en inhoud de concurrentie met buitenlandse partijen aan te gaan, terwijl de medebehandeling van patiënten door artsen-microbioloog behouden blijft. Twee jaar geleden heeft de overheid het land in tien zorgnetwerken voor antibioticaresistentie ingedeeld. Laten we voor covid-19 hierop aansluiten, zodat de microbioloog het beste tot zijn recht komt en de patiënt de beste zorg krijgt.” Dit zou misschien niet alleen een goede oplossing zijn voor de covid-diagnostiek, maar ook voor de non-covid diagnostiek, tijdens en ná corona.
Op deze manier kunnen de medisch-microbiologische labs wellicht weer ècht een regionale functie krijgen, zodat zij de verspreiding en ontwikkelingen rond het virus beter in kaart kunnen brengen, beter onderzoek kunnen doen en in het najaar en de winter een vinger aan de pols kunnen houden bij co-infecties. Eurofins kan dan als opschalingslab ingezet worden, terwijl de Nederlandse laboratoria als primaire labs voornamelijk personen met testprioriteit bedienen. Medewerkers uit de zorg, het onderwijs, verpleeghuisbewoners, bewoners van andere woonvormen en bedrijven met clusters kunnen zich dan regelmatig en met voorrang laten testen. Het LCDK verdeelt de landelijke voorraad testmaterialen over Nederlandse labs en houdt in het oog dat alle labs ook steeds voldoende capaciteit overhouden voor non-covid diagnostiek.
Taken verdelen en samenwerken
Nu deze week bij 96 van de 100 teststraten geen tests meer ingepland kunnen worden, wordt eens te meer duidelijk dat het oplossen van problemen rond de testcapaciteit een absolute prioriteit zou moeten zijn. GGD IJsselland-directeur Rianne van den Berg doet bij RTV Oost een niet mis te verstane oproep aan minister de Jonge: “Het ministerie moet alles in het werk stellen om de laboratoriumcapaciteit in Nederland zo goed mogelijk te benutten en te verdelen. En natuurlijk om snel op te schalen, met vooral de capaciteit in Duitsland.”
Hoe efficiënt en kosteneffectief de diagnostiek ook wordt ingericht, het is de vraag of het wenselijk is de laboratoriumcapaciteit steeds te blijven opschalen. Ook in de meest ideale situatie zullen er grenzen zitten aan beschikbare materialen. Schaarste zal, ook in de toekomst, nog vaker de toon zetten. Nederland zou daarom ook meer moeten inzetten op het terugdringen van de verspreiding. Het gekozen beleid van ‘langzaam laten verspreiden’ blijkt een te grote en onvoorspelbare druk op de testcapaciteit op te leveren. Bovendien is het testen, wanneer de aantallen zo hoog blijven, nog altijd niet laagdrempelig en zal het wellicht nooit laagdrempelig worden. Alternatieve testmethoden, zoals pooled testing en sneltesten, zouden een uitkomst kunnen bieden. Dan ontstaat er wellicht ruimte om ook personen met atypische klachten of asymptomatische personen te testen, zodat een beter zicht op de verspreiding ontstaat.
Een andere bottleneck, de samenwerking tussen de medische microbiologische laboratoria en de regionale GGD’en, zou wellicht sneller een oplossing kunnen bieden. Als de GGD’en de bestaande contracten los kunnen laten voor de covid-diagnostiek, kunnen de laboratoria op een betere manier met elkaar samenwerken. UMCG-viroloog Bert Niesters ziet graag dat de verschillende laboratoria in de regio de krachten bundelen: ‘Mijn ideaal is eigenlijk een regionaal pandemielaboratorium waar wij samenwerken om de klus te klaren. Dan heb je ook een duidelijke scheiding tussen ziekenhuis en openbare gezondheidszorg.’ Als zulke pandemielaboratoria samenvallen met de zorgnetwerken voor antibioticaresistentie, ligt daar al een structuur waar op aangehaakt kan worden.
De Nederlandse medische microbiologische laboratoria kunnen ook op een andere manier een bijdrage leveren aan de efficiëntie van het testen door een deel van de testafname van de GGD’en over te nemen. Zo kunnen meer testlocaties geopend worden bij bijvoorbeeld ziekenhuizen of huisartsenposten die overdag gesloten zijn. De ziekenhuizen kunnen, net als de GGD’en mobiele testlocaties inrichten. Deze manier van werken geeft het beste regionale inzicht, is het meest kosteneffectief en in logistieke zin de beste oplossing. Als dan ook de huisarts in de covid-diagnostiek aangehaakt wordt, krijgt deze de positieve testuitslagen van zijn patiënten in het Elektronisch Patiënten Dossier. De huisarts krijgt daarmee een outreachfunctie voor patiënten met het risico op een ernstiger ziektebeloop en een signaalfunctie voor langdurige klachten van covid. Zo krijgt Nederland een compleet medisch overzicht van de covidpandemie, kan sneller ingeschat worden of de testcapaciteit opgeschaald moet worden en kunnen GGD’en zich toeleggen op hun kerntaak: het uitvoeren van het bron- en contactonderzoek. Want hoe effectiever het bron- en contactonderzoek, hoe beter de verspreiding wordt ingedamd. De vraag naar tests zal automatisch dalen en zo krijgt Nederland meer grip op het corona virus.
Toen de eerste berichten over corona het grote publiek bereikten, was er vooral bezorgdheid over dit nieuwe virus. Mondjesmaat druppelden de berichten uit Wuhan binnen, waar de ziekenhuizen volstroomden met ernstig zieke patiënten. De regio ging hermetisch op slot, een groot noodhospitaal werd gebouwd, uitgeput zorgpersoneel liet de wereld weten dat dit virus een ongekende impact op het lichaam had. Dat het ook een ongekende impact op de maatschappij had, vonden we toen vooral een Chinees probleem dat zich net als SARS tot Azië zou beperken. En corona zou waarschijnlijk toch nooit naar Nederland komen, er waren immers geen directe vluchten tussen Wuhan en Amsterdam.
Via reizigers verspreidde corona zich echter toch snel over de rest van de wereld. Terwijl de premier al ginnegappend een journalist verleidde om gewoon handen te blijven schudden, kwamen via Whatsapp en Facebook verontrustende video’s uit Italië binnen. Beelden van lange rijen patiënten op de Italiaanse IC’s wekten een ongelofelijk schrikbeeld: “Het heeft ons verrast, maar corona is echt en het is ons overkomen, leer van ons, jullie kunnen straks niet zeggen dat jullie niet gewaarschuwd waren,” zei een Italiaanse verpleegkundige.
In de Nederlandse instituties was men er toen nog van overtuigd dat corona de kenmerken had van een forse griep, alle waarschuwingen ten spijt. Een inschatting op afstand en misschien was het wel díe pijnlijk verkeerde inschatting die aanleiding gaf tot de star op Nederland gerichte academische benadering die daarna gevolgd werd. Onderzoeken en waarnemingen van buiten de grenzen werden en worden stelselmatig genegeerd. RIVM en OMT baseren zich op onderzoek van Nederlandse bodem, ook al nemen de landen om ons heen andere maatregelen en lijken zij soms over andere wetenschappelijke inzichten te beschikken. Als er geen Nederlands onderzoek beschikbaar is, wordt het nemen van maatregelen uitgesteld totdat dat wel zo is. Gebrek aan wetenschappelijk inzicht van eigen bodem is blijkbaar bewijs dat maatregelen dan ook niet nodig zijn.
Hoe de academische kennis mondjesmaat wordt opgebouwd blijft onduidelijk: als er geen bewijs is dat mondmaskers een bepaalde mate van werkelijke bescherming bieden, hebben mondmaskers geen nut. Als er geen bewijs is dat afstand houden buiten noodzakelijk is, heeft afstand houden dan weer wel nut. In de thuiszorg is een mondmasker niet noodzakelijk, in het openbaar vervoer wel. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van ogenschijnlijk onbegrijpelijke wetenschappelijke inzichten.
Dat we geen inzage hebben in de opzet en overwegingen van onderzoek, maakt het soms twijfelachtig of überhaupt kennis wordt opgedaan. Zo lijkt alle academische kennis over mondmaskers gebaseerd te zijn op de persoonlijke ervaringen van Jaap van Dissel. RIVM onderzoek uit 2009 werd genegeerd, de bevindingen van de gedragsunit aan de kant geschoven. Mondmaskers boden schijnveiligheid. Totdat mondmaskers handig uitkwamen om de dienstregeling van het openbaar weer te hervatten en de vliegmaatschappijen weer de lucht in te krijgen. Blijkbaar werken mondmaskers in die gevallen wel. We zullen nooit weten wat er gebeurd zou zijn als we internationale inzichten voorlopig als aannemelijk hadden aangenomen en naar de signalen uit de zorg hadden geluisterd. Misschien hadden we dan besloten dat mondmaskers bij alle vormen van zorg ‘werken’ en hadden we meer geïnvesteerd in mondmaskers voor de zorg.
Het OMT ziet geen mogelijkheid het coronavirus in Nederland volledig in te dammen en kiest daarom voor een strategie waar de risicogroepen zoveel mogelijk afgeschermd blijven, de ziekenhuizen niet overbelast raken en de samenleving zo min mogelijk beperkt wordt in haar functioneren. De wetenschappelijke basis van die strategie is het grote publiek nooit duidelijk gemaakt. Het lijkt van buitenaf een beetje van alles wat, waar niemand echt grip op of leiding aan geeft.
Hoe desastreus zo’n aanpak kan zijn, leerden we van de hausse aan sterfgevallen in de verpleeghuizen. Er was geen Nederlands onderzoek en de situatie in de verpleeghuizen kwam voor het RIVM dan ook als een verrassing. In april startte de afdeling ouderengeneeskunde van het Amsterdam UMC een onderzoek naar de verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen. Bijna 5 maanden later concluderen de onderzoekers: de verspreiding van corona in verpleeghuizen vindt deels onder de radar plaats, als personeel en bewoners geen symptomen vertonen of die niet als passend bij corona herkennen. Het past bij het beeld dat in maart al uit internationale onderzoeken bleek: een aanzienlijk deel van de verspreiding verloopt via personen zonder (duidelijke of herkenbare) symptomen.
In de wetenschap is daar nog altijd discussie over: gaat het hier om asymptomatische personen, om presymptomatische personen of personen met atypische symptomen? Als je op detailniveau het virus wil bestrijden is het antwoord op deze vraag natuurlijk van wezenlijk belang. Maar hoe het ook zij: je zult nooit bij ieder individu vooraf kunnen vaststellen of zij wel besmet zijn, maar er nooit ziek van zullen worden, dat ze over een paar dagen ziek zullen worden of dat hun klachten niet passen binnen de symptomenlijsten van de verschillende gezondheidsdiensten. Immers, het is een nieuw virus, dus kan er nog geen sprake zijn van een helder beeld van de symptomen.
De uitwerking is in alledrie de gevallen hetzelfde: deze personen verspreiden het virus ongemerkt. Is het dan absoluut noodzakelijk eerst onomstotelijk te hebben vastgesteld of we moeten spreken van pre- of asymptomatisch of atypisch? Je zou denken van niet. Deze mensen komen in de verpleeghuizen, om te werken of op bezoek, of ze wonen er. Je kunt dus voorzorgsmaatregelen nemen. Maar dat gebeurde niet. Personeel mocht doorwerken zonder mondmasker en mèt klachten.
dit is het onderzoek van Bianca Schuurmans. Atypische klachten, niet herkende klachten, ook bij personeel. En echt bewijs voor presymptomatische transmissie kon deze groep er niet van maken, btw. https://t.co/TM8I0cWcFM
— Marion Koopmans, virology; emerging infections (@MarionKoopmans) September 1, 2020
Uiteindelijk kwam het OMT deze week, naar aanleiding van dit ‘nieuwe wetenschappelijke inzicht’ met een nieuw advies voor de verpleeghuizen: regelmatig testen moet deze ‘onzichtbare’ besmettingen detecteren, meer preventieve maatregelen moeten meer verspreiding voorkomen. Maar hoewel je dit inzicht breder zou kunnen trekken naar alle andere zorg, of zelfs de samenleving als geheel, blijft het bij een verscherping van de richtlijn voor de verpleeghuizen alleen. In de thuiszorg werkt het blijkbaar anders dan in een verpleeghuis. Of misschien moeten alle verschillende vormen van zorgverlening eerst zorgvuldig onder de wetenschappelijke loep genomen worden om te bevestigen: a- of presymptomatisch of atypisch leidt ook in de huisartsenpraktijk of in de ambulante ouderenzorg tot verspreiding van corona.
In de media verwijzen verschillende OMT leden met regelmaat naar ‘schaarste’. Hoewel adviezen eigenlijk medisch zouden moeten zijn, speelt die schaarste toch een rol in het achterhoofd, legde Ann Vossen uit bij het programma Jinek. Natuurlijk ligt het voor de hand dat beleid niet voorbij kan gaan aan schaarste. Maar soms rijst de vraag of het OMT zich in haar adviezen niet teveel laat beperken door het idee van schaarste. Toen het OMT een restrictief testbeleid adviseerde omdat er een tekort zou kunnen ontstaan in testmaterialen, lag er een aanbod voor testcapaciteit van Duitsland op de plank bijvoorbeeld. De minister maakte geen gebruik van dit aanbod vanwege het geadviseerde testbeleid, terwijl dat advies gebaseerd was op een aanname dat schaarste zou kúnnen ontstaan.
De inmiddels beroemde uitspraak “met 50% van de kennis, 100% van de beslissingen nemen” legt meer bloot dan een overheid die tegen een achtergrond van grote onzekerheid een crisis moet bestrijden. Er is nog weinig echt wetenschappelijke kennis over corona. Wereldwijd worden vele inzichten gepubliceerd en ook uit nieuwsberichten valt een beeld op te maken van de impact van corona. Wat voorlopig als wetenschappelijk inzicht wordt beschouwd, is afhankelijk van de inschatting van de wetenschapper. Het OMT en RIVM maken daar afwegingen in. En die afwegingen, wijken regelmatig af van dat van wetenschappers in de landen om ons heen.
Het RIVM herhaalt steevast dat onderzoeken uit andere landen niet 1 op 1 vertaald kunnen worden naar de Nederlandse situatie. Als het om de besmettelijkheid van kinderen gaat bijvoorbeeld, ziet het RIVM in Denemarken een goed voorbeeld voor Nederland: daar leidde de heropening van scholen niet tot een significante toename in verspreiding. Dat Denemarken bijvoorbeeld 1 meter afstand tussen leerlingen aanhield, werd niet overgenomen in het Nederlandse beleid. De ervaringen uit andere landen, werden niet beschouwd. Op basis van welk bewijs het basisonderwijs begin juni weer volledig normaal opgestart kon worden, werd niet onderbouwd.
Het kabinet schat in dat er maar 50% kennis is over corona en krijgt vervolgens nog geen 50% van de inzichten die wereldwijd worden opgedaan om haar beleid op te maken. Eén ding is duidelijk: het OMT neemt beslissingen die met schaarste, bureaucratie en de beperkingen van bestaande instituties te maken hebben. Hoe het OMT haar ‘bewijs’ vertaalt in haar beleidsaanbevelingen echter, blijft vaag. Welk bewijs wordt gebruikt, hoe dit bewijs vervolgens geëvalueerd wordt en met welke andere factoren rekening gehouden wordt bij het vertalen van het bewijs naar beleid, blijft tot op de dag van vandaag een zwarte doos.
Nederland lijkt met deze constructie in een vicieuze cirkel terecht te zijn gekomen waarin politiek en wetenschap vooral een restrictieve invloed hebben op elkaar. De uitkomst is een coronabeleid dat alleen nog maar van onmogelijkheden uitgaat. Er wordt door het OMT schaarste voor de testcapaciteit veronderstelt, wat leidt tot een restrictief testbeleid. In dit testbeleid wordt het testen van a- of presymptomatische personen onwenselijk geacht, wegens gebrek aan bewijs dat deze personen een belangrijke rol zouden spelen in de verspreiding. Als dan blijkt dat dat in verpleeghuizen wel zo is, beïnvloedt de schaarste aan testmaterialen – althans zo lijkt het – de bredere interpretatie van zo’n onderzoek voor de rest van de samenleving. De wetenschap signaleert niet, de politiek wordt niet aangezet om meer testcapaciteit in te kopen. En zo geldt dat ook voor het management van de voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen, het aanhouden en op tijd uitbreiden van voldoende capaciteit voor het bron- en contactonderzoek en doorvoeren van preventieve maatregelen in de samenleving. In de corona aanpak in Nederland is de grens tussen politiek en wetenschap zo flinterdun, dat je je af kunt vragen waar het ene begint, en het andere eindigt.
Capaciteitstekorten beïnvloedden het OMT advies over mondmaskers en de indicaties voor het testbeleid. Economische consequenties beïnvloedden de risicoinschatting voor de luchtvaart. RIVM en OMT wilden evidence-based te werk gaan, maar die evidence was vaak dun. Bovendien werd buitenlands onderzoek gewantrouwd of miskend in verband met ‘cultuurverschillen’. Als het geen crisis was geweest en we slechts in het medisch laboratorium met corona te maken zouden hebben, zouden we tijd hebben gehad om te wachten op Nederlandse inzichten. Maar de samenleving is geen laboratorium. Corona grijpt om zich heen. En iedere dag dat getwijfeld wordt inzichten uit andere landen voorlopig als plausibel aan te nemen, kost dat levens.
Waar onvoldoende wetenschappelijk bewijs is, kan het OMT ook het voorzorgsprincipe hanteren. Als we in de landen om ons heen zien dat een maatregel redelijkerwijs effectief lijkt te zijn, kunnen we óf wachten tot het bewezen is ten koste van vele levens en de economie, óf we voeren het toch in en wijzigen beleid zo nodig als er nieuwe informatie is. Of eigenlijk moet het kabinet die keuze zelf maken. Laat het OMT de wetenschappelijke kant belichten en aan het kabinet een gewogen analyse geven van zowel binnen- als buitenlands onderzoek. De morele en politieke afwegingen liggen dan weer waar ze horen.
Het beleid schiet alle kanten op. Wij, burgers, lijken niets te kunnen doen of bijdragen om verspreiding tegen te gaan. Bovendien lijkt dat niet de bedoeling. Wat is het doel eigenlijk?
Beste Minister President, beste Hugo de Jonge,
In China worden mensen ernstig ziek van corona, maar het is onwaarschijnlijk dat het zich in Nederland ook op zo’n schaal zal verspreiden. Corona lijkt op een fikse griep. Het treft vooral ouderen. Jonge mensen worden nauwelijks ziek. Kinderen lijken geen corona te kunnen krijgen en als ze het krijgen, worden ze er meestal niet ziek van. Kinderen verspreiden corona nauwelijks. We moeten het allemaal krijgen, om zo een beschermend muurtje om de kwetsbaren te bouwen en hen te beschermen voor corona.
Een greep uit de uitspraken aan het begin van de uitbraak in Nederland. Sommige uitspraken zijn inmiddels genuanceerd, of teruggedraaid, maar die stellige uitspraken van toen, zijn blijven hangen. Bewust of onbewust, we spelen allemaal nog met die gedachten. We hopen dat het toch meevalt. We nemen risico’s. Het leven moet ook doorgaan. En het kabinet stimuleert enig risicovol gedrag omdat de samenleving moet draaien.
Corona is ver bij ons vandaan gehouden. Door de maatregelen, maar ook door ons steeds met onze neuzen op het feit te drukken dat we geen virologen zijn. Niet-virologen begrijpen corona niet. We moeten luisteren naar de experts. We mogen er geen mening over hebben. En in de media lijkt het thema corona op een continue stroom van wetenschappelijke debatten. Corona is niet van ons. Het is van de wetenschap, de experts en de politiek. In laboratorium Nederland kan de overheid het virus zich langzaam over een gewenst deel van de bevolking laten verspreiden en die kraan naar believen open en dicht draaien. We hebben een dashboard met metertjes, wiskundige modellen, statistieken met data waar de meeste mensen niets van begrijpen. De burger kan hier geen invloed op uitoefenen. De uitspraak ‘groepsimmuniteit’ houden we stevig vast in onze achterhoofden. Moeten we nu wel, of niet besmet raken?
Corona is ingewikkeld. De regels zijn complex. Zeker voor jongeren. In het bijzonder voor hen jonger dan 18 jaar. Het beleid schiet alle kanten op. Wij, burgers, lijken niets te kunnen doen of bijdragen om verspreiding tegen te gaan. Bovendien lijkt dat niet de bedoeling. Wat is het doel eigenlijk? De IC’s mogen niet overbelast raken. Daar heeft de burger geen inzicht in. In de media verschijnen noodkreten: de GGD’en kunnen het BCO niet aan, de IC’s kunnen nog niet op volle kracht draaien. Een paar uur later volgt een bericht dat het allemaal onder controle is. Intussen luisteren we niet meer. Corona is niet van ons, maar van de experts.
Er heerst verwarring. We vallen terug op onszelf. We schatten zelf de risico’s in. Sommigen blijven angstig thuis. Anderen willen juist de risico’s negeren. Corona bestaat niet. Beiden tappen uit hetzelfde vaatje: onzekerheid. In tijden van rust is er mogelijkheid om in de wetenschap lang te twijfelen, te onderzoeken, te debatteren en naar sluitend bewijs te zoeken. In tijden van crisis moet de overheid niet in de wetenschappelijke leunstoel blijven draaien, maar durven handelen. Snel kunnen schakelen. Een gebrek aan inzicht durven bespreken. Fouten durven toegeven. Empathie en ernst tonen. Maar bovenal: de burger met zich meenemen. Zet een koers uit, formuleer de eindbestemming en gebruik de navigatie om er te komen. In het navigatiesysteem in Nederland, is geen eindbestemming ingevoerd. We zien waar we vandaan komen en waar we nu zijn, maar niet waar we naartoe moeten en welke wegopbrekingen we onderweg tegenkomen. We rijden met maximale snelheid door.
De politiek zoekt steeds het uiterste randje van de marges op. In het laboratorium hou je dan misschien nog zicht op de verspreiding, maar op de openbare weg zijn er andere weggebruikers. Sommigen rijden te snel. Sommigen snijden ons af. Sommigen rijden roekeloos. Voordat we de weg op gaan, kunnen we deze factoren niet inschatten. Menselijk gedrag is onvoorspelbaar. Als de overheid steeds aan de uiterste rand van de marge zit en de burger zoekt op haar beurt ook naar het uiterste, gebeurt het onvermijdelijke: niemand heeft meer grip op de situatie. Dat is wat we in Nederland zien gebeuren. Dan is het tijd de koers bij te stellen; een nieuwe route uit te stippelen en de hele stoet duidelijk te maken waar we naartoe gaan.
Waar de overheid de burger op de route weer terug kan vinden, heb ik als volgt aanbevolen aan VWS: • Wijs niet met de beschuldigende vinger, maar stimuleer gewenst gedrag. Vergroot de testbereidheid, verander de quarantainementaliteit (zet in op zowel intrinsieke als extrinsieke motivatie) en leg het belang van BCO duidelijk uit aan de bevolking. • Toon sterk leiderschap. Het VVD ideaal ‘eigen verantwoordelijkheid’ geeft teveel ruimte voor interpretatie en risicovol gedrag. Niet de experts, maar verkozen politici staan aan het roer en kiezen voor een ‘better safe than sorry’ benadering, zoals dat ook van de burger wordt verwacht. • Stel niet het gedrag van het virus, maar het gedrag van de mogelijke drager in de aanpak en communicatie centraal. Neem bezwaren weg. Gedragswetenschap zou een belangrijker en vast onderdeel moeten zijn van het OMT. Houd 24/7 een vinger aan de pols en peil continu de sentimenten in de samenleving. • Afwegingen van het OMT moeten openbaar worden. Laat zien dat de overheid ook meekijkt en zich van verschillende kanten laat informeren over de wetenschappelijke stand van zaken. Maak burgers duidelijk wat die stand van zaken is in een wekelijks bijpraatuurtje in de media.
Maak burgers duidelijk wat die stand van zaken is in een wekelijks bijpraatuurtje in de media voor laaggeschoolden en mensen die snel op de hoogte willen zijn. Zoek daarnaast meerdere keren per week verbinding met de burger en bespreek moeilijke thema’s: Hoe werkt een virus? Wat betekent COVID-19 voor jongeren/ouderen/zieken/baby’s. Wat is een cluster en wat is superverspreiding? Wat is de stand van zaken rond mondmaskers? Maar ook ingaan op prangende vragen. Nodig mensen uit die C19 hebben gehad om ze een gezicht te geven. Creëer een volledig betrokken en opgeleide samenleving.
• Daag de vaste groep van experts uit door kritische wetenschappers aannames steeds te laten falsificeren. Maak dit openbaar en maak van Nederland geen eiland: Voorkom tunnelvisie en een te smalle kijk door bijvoorbeeld een breder scala aan buitenlandse onderzoeken te raadplegen. Communiceer naar de burger dat ook de ontwikkelingen in het buitenland nauwlettend gevolgd worden en diskwalificeer wetenschappelijke bevindingen uit buitenlanden niet zonder goede argumenten. • Wetenschap is het hart van de aanpak. Dat is belangrijk, maar zorg ervoor dat corona niet te abstract en te wetenschappelijk benadert wordt. Er is weinig begrip van het virus, zeker onder de jongere generaties. Vergroot kennis zonder het ingewikkeld te maken, door verschillende kanalen te gebruiken om iedereen te bereiken. Investeer veel in het verhogen van het bewustzijn. ‘Laagdrempelig’ moet het sleutelwoord worden, zowel in aanpak als communicatie. Zodra naleving verslapt, intensiveert de campagne ter bevordering van medewerking. Wees niet te positief over naleving als er nog steeds verspreiding is. Dat maakt verspreiding ongrijpbaar en veroorzaakt speculatie en complottheorieën. • Vermijd te grote stelligheid waar wetenschappelijke onzekerheid is. Dit maakt veranderen van beleid, wat toch soms noodzakelijk zal zijn, tijdrovend en wellicht onhaalbaar. • Vermijd termen die in de wetenschap acceptabel zijn, maar op burgers ook een psychologisch effect hebben, zoals ‘groepsimmuniteit’ en ‘schijnveiligheid’. • Vermijd het kweken van selffulfilling prophecies: bijv. verwijzingen naar de eigenwijze cultuur, de volksaard en waarom we bepaalde maatregelen niet, of niet lang zouden kunnen volhouden. Speel in op ons menselijk gedrag en stel onze primaire levensbehoefte aan veiligheid centraal. • Er is een zwak gevoel van urgentie onder de bevolking. Een overheid die urgentie uitstraalt, stimuleert burgers die urgentie te voelen. • Er heerst onder velen nog het idee dat immuniteit opbouwen gewenst is, ontkracht dit en laat in de strategie zien dat natuurlijke immuniteit geen rol (meer) speelt. • Er is geen duidelijk doel, waar mensen aan mee kunnen werken. Stel duidelijke, haalbare doelen. • Corona staat te ver van ons af. In de persconferenties ontbreekt empathie en wordt weinig stilgestaan bij ziekte en sterven. Besteed hier in iedere communicatie aandacht aan. • De overheid is niet open en niet transparant. Cijfers en data zijn onvolledig, onbegrijpelijk en wijzigen vaak zonder toelichting. Datzelfde geldt voor de capaciteit van de uitvoerende instanties. Dit wekt bij velen de indruk voorgelogen te worden, geeft ruimte tot interpreteren en het zelf inschatten van risico’s. Gedrag is dan moeilijk te sturen. • Neem zorgen onder de bevolking serieus. In het bijzonder die van hoogrisicogroepen. Het huidige beleid sluit de hoogrisicogroepen uit. Velen zitten nog in zelfisolatie, een belangrijke reden waarom de ziekenhuisopnamen nog laag blijven. De vraag is hoe lang zij dit kunnen volhouden. De overheid is niet actief bij deze groepen betrokken. Bovendien heeft de overheid geen inzicht in hun gedrag. Hoe lang kunnen zij zich nog blijven isoleren? Niet alleen wat betreft hun sociale behoeften, maar ook mbt eisen die de maatschappij straks weer aan hen stelt. Heeft de overheid in beeld hoeveel grootouders op de kleinkinderen moeten passen? Is zij in gesprek met de kinderopvang om capaciteit uit te breiden? Welke alternatieven kan de overheid op korte termijn bieden? Beschermt de overheid werknemers in hoogrisicogroepen tegen ontslag als zij niet fysiek op hun werkplek aanwezig kunnen zijn? Hoe gaat de overheid om met de schoolplicht van kinderen in hoogrisicogroepen, of van kinderen met een of twee ouders in een hoogrisicogroep? Stel deze mensen in staat zichzelf tegen besmetting te beschermen maar stel hen ook een vooruitzicht en tref voorzieningen. • Maak corona van ons allemaal, ook al zijn burgers geen virologen. Laat de boodschap zijn: we kunnen corona wel bestrijden. We kunnen begrijpen wat corona is. Laat het voor ons allen duidelijk zijn hoe en waarom we corona bestrijden, wat ons doel is en hoe wij ons steentje moeten bijdragen. Richt een platform op om alle noodzakelijke boodschappen uit de samenleving te ontvangen. Waar knelt het? Hoe kunnen we het oplossen? Laat ons meedenken en hoor onze vertegenwoordigers actief uit. Alleen samen kunnen we corona bestrijden. Een boodschap die ook de overheid zich nog ter harte moet nemen. • Ter afsluiting de woorden van Dr. Myke Ryan van de WHO: ‘Move fast, no regrets, only way 2 beat the virus.’
Hopend op uw wijsheid en leiderschap, verblijf ik,
Als we iets hebben kunnen leren van ebola, is het dat mensen – hoe dodelijk zo’n virus ook is – pas stoppen met risico’s nemen, als ze daartoe gedwongen worden.
In december 2014 stond ik in één van Sierra Leone’s meest dichtbevolkte sloppenwijken, met mijn voeten letterlijk in de ebola klei. Met een grote groep vrijwilligers kwam ik daar met noodpakketten voedsel en om preventiemaatregelen uit te leggen aan mensen in quarantaine. Het was vlak voor Kerstmis. Ebola was er op haar hoogtepunt. De bevolking was ebola-moe. Ze wilden feestvieren, kerstinkopen doen, doorgaan met leven, niet meer met ebola bezig hoeven zijn.
Buurtbewoners stuurden me naar een compound, waar bijna 70 mensen in vier grote huizen bij elkaar woonden. In deze compound zaten tientallen zieke mensen. Die ochtend waren er 17 doden opgehaald door het ebola-begrafenisteam. Een jonge vrouw zat daar op haar hurken heen en weer te wiegen, met haar ogen gesloten, haar armen als in een omhelzing om haar schouders gevouwen. “Zij is de schuldige!” riep een oudere vrouw met schelle stem. De woede weerklonk over het hele getto. Ik ging op mijn hurken voor de jonge vrouw zitten, op ruim twee meter afstand. Ze knikte met haar hoofd, haar ogen nog steeds gesloten. “Ik heb ze allemaal vermoord,” zei ze. Haar stem was vlak, maar de emotie spatte uit alle vezels van haar lichaam. Ze had het niet expres gedaan, legde ze uit. Ze geloofde gewoon niet in ebola. Terwijl in de compound schuin tegenover haar eigen huis al 58 mensen aan de ziekte waren gestorven, had ze zich gewoon niet kunnen voorstellen dat het ook haar zou kunnen overkomen.
Haar vriend, die even hogerop de heuvel apart van haar woonde, was ziek geworden. Hij zat in quarantaine. Haar eigen compound ook, maar die quarantaine was eigenlijk alleen preventief. Niemand was ziek. Dus sloop ze ’s nachts onder het lint door om haar vriend eten te brengen en hem te verzorgen. Toen ze hem op een ochtend dood aantrof in zijn kamer, hield ze hem in haar armen. Enkele dagen later werd ze zelf ziek. Niet heel ernstig, maar wel ziek. De angst voor ebola spookte door haar hoofd, maar ergens kon ze zich niet voorstellen dat ze besmet was geraakt. En ze was bang voor de reacties van haar familie. Dus hield ze het zo goed mogelijk verborgen. Het ene na het andere familielid werd ziek. Ernstig. Toen ebola in haar compound eenmaal was uitgeraasd, waren er 64 familieleden en medebewoners overleden.
Ebola en corona zijn in veel opzichten niet met elkaar te vergelijken. En toch heb ik de afgelopen weken vaak het gevoel in exact dezelfde nachtmerrie te zijn beland. Het mogen dan heel verschillende virussen zijn, met een groot verschil in morbiditeit; het effect op de samenleving is exact hetzelfde en menselijk gedrag blijft menselijk gedrag. Het hele scenario wat wij nu met de coronacrisis meemaken, heb ik eerder gezien.
De ontkenning, het optimisme, de drang naar positieve interpretatie, de hoop, het tegen beter weten in handelen, de vrees om ingrijpende maatregelen te nemen, het verhullen van de waarheid, het gegoochel met cijfertjes. Je zou de toespraken van Rutte 1 op 1 over die van de toenmalige president van Sierra Leone Koroma kunnen plakken. Er zit nauwelijks verschil in. De initiële nonchalance, de ontspannen ‘alles onder controle’ glimlach bij persconferenties, ook president Koroma benaderde zijn volk op die manier. Hoe heftiger de uitbraak werd, hoe minder er viel te verhullen, hoe meer ook de stress bij de president toenam, zoals we dat nu ook bij premier Rutte zien gebeuren.
In West-Afrika sloeg ebola het hardst toe, toen de besmette landen het idee hadden de verspreiding zo’n beetje onder controle te hebben. Toen kwam de ziekte in de overbevolkte steden aan en kwam er een lawine aan nieuwe gevallen. In zijn toespraak aan Nederland liet premier Rutte gisteren weten dat er enkele ‘groene grassprietjes’ zijn. En dat geluid horen we eigenlijk al de hele week. De maatregelen van twee weken geleden lijken effect te hebben. Het RIVM ziet een afvlakking. In Noord-Brabant zijn er minder besmettingen. Het ziet er hoopvol uit. Op de kaart zie ik echter een alarmerende verschuiving van epicentra ontstaan. Onder andere Rotterdam en Amsterdam en omgeving noteren steeds meer coronagevallen. De alarmbellen van toen, in Freetown, rinkelen kei- en keihard.
Een verspreiding van zo’n besmettelijk virus in dichtbevolkte steden, heeft een totaal andere dynamiek en snelheid dan in een gebied als Noord-Brabant. De leefomstandigheden in de steden verschillen sterk van die in de provincies en ook het gedrag en de sociale binding die mensen met hun omgeving hebben, zijn niet met elkaar te vergelijken. Woongroepen, grote gezinnen en woonruimtes met gedeelde voorzieningen, vormen een groot risico op clusterbesmettingen: vele zieken in één huishouden, geen mogelijkheid tot quarantaine en een grotere sociale afstand van bijvoorbeeld buren, die zieke gezinnen zouden kunnen helpen.
Afgezien van de – nog steeds veel te grote groep – mensen die zich niets van corona aantrekken, zijn er zeker in de grote steden veel mensen, die zich niet aan de coronamaatregelen kúnnen houden. Een huishouden met een klein budget kan zich niet voorbereiden op een wekenlange quarantaine. Wie geen goede band heeft met de buren, kan er geen beroep op doen om boodschappen te halen. De minst zieke bewoners zullen dan toch naar buiten moeten. Die dwarse oudere dame die bij de groenteboer toch net even te dicht langs moet lopen, de man die ‘schijt aan corona’ toch per se over het midden van de stoep moet lopen, die ene moeder die haar kinderen gewoon niet in bedwang heeft, zij geven corona weer door aan hun eigen huishoudens.
Hoe langer de coronamaatregelen van kracht zijn, hoe lakser we worden, zo zit de mens nu eenmaal in elkaar. Het is op dat moment, dat het virus het hardst om zich heen zal grijpen. Niet omdat we niet willen meewerken, maar omdat we het terloops vergeten, of omdat we wel naar de winkel móeten. Omdat mensen het ziek zijn ontkennen en toch naar buiten gaan. Omdat we diep in onze harten steeds maar blijven hopen dat het allemaal wel mee zal vallen.
Het is dat constante balanceren tussen hoop en vrees, waardoor we die eerste kriebels in de keel ook aan onszelf willen blijven ontkennen. En die ontkenning gaat, zo is zovele malen al met zulke dramatische gevolgen gebleken, gepaard met overmoedig gedrag. Als je het maar hard genoeg blijft ontkennen, is het geen corona. We gaan naar buiten. Tegen beter weten in. Tenzij we zichtbaar ziek zijn, zullen velen van ons de beginnende corona blijven verstoppen. Niet uit kwaadaardigheid, maar uit angst.
In een andere sloppenwijk in Sierra Leone zat ik, op gepaste afstand, naast een stervende man van 76. Hij was blij dat hij zou sterven, ook al had hij helse pijn. Het was bij hem begonnen, de ebola. Hij had het ergens gevoeld, vertelde hij. Hij vreesde het. Maar toch was hij ervan overtuigd dat het niet waar kon zijn. Hij ging gewoon naast zijn vrouw in bed liggen, met dat spokende stemmetje in zijn hoofd. Hij was als kind al verliefd op haar geweest, vertelde hij. Vanaf zijn vijftiende waren ze samen. Ze hadden samen de oorlog overleefd, honger, drie doodgeboren kinderen en het verlies van vier kinderen op jonge leeftijd. De ebola deed hem minder pijn dan zijn geweten. Hij had haar besmet. Ze was binnen enkele dagen dood. Het verdriet brak hem, maar ook zijn weerstand. Ebola verloste hem van een leven dat voor hem pijnlijker was geworden, dan die helse ziekte zelf.
Het vertrouwen van onze minister-president in onze eigen verantwoordelijkheid is een bijzonder goed. In tijden van relatieve rust. In tijden van crisis kan dit echter de maas zijn, waardoor corona dichter en dichter bij ons kruipt. In West-Afrika kwam ebola pas onder controle toen de overheden échte maatregelen namen. Corona is nieuw en overvalt ons. Onze overheden weifelen net zo lang als die van de ebolalanden van toen. We kunnen echter onze ogen niet blijven sluiten voor de beelden van de wereld om ons heen. De lijkkisten, de vele urnen, de dramatische beelden van ic’s in andere landen.
Natuurlijk hoop ook ik, dat die grassprietjes duiden op een rooskleurige nabije toekomst en dat dat soort dingen als bij een wonder bespaard zullen blijven. Maar niemand, ook het RIVM niet, heeft er enig idee van waar precies de incubatie wordt uitgezeten en waar het straks tot uitbarsting komt. We meten niet. We hebben geen idee wie besmet raakt, waar dat is gebeurd en waar het mee naartoe wordt genomen. Volle passagiersvliegtuigen uit coronabrandhaarden, epicentra in grote steden, het lijkt een recipe for disaster. Het enige wat corona nu nog tot halt kan brengen, is een einde aan dat balanceren tussen hoop en vrees.
Harde maatregelen maken een einde aan die twijfel in onszelf. Als we namelijk iets hebben kunnen leren van ebola, is het dat mensen – hoe dodelijk zo’n virus ook is – pas stoppen met risico’s nemen, als ze daartoe gedwongen worden.