Leestijd 8 minuten
Toen de eerste berichten over corona het grote publiek bereikten, was er vooral bezorgdheid over dit nieuwe virus. Mondjesmaat druppelden de berichten uit Wuhan binnen, waar de ziekenhuizen volstroomden met ernstig zieke patiënten. De regio ging hermetisch op slot, een groot noodhospitaal werd gebouwd, uitgeput zorgpersoneel liet de wereld weten dat dit virus een ongekende impact op het lichaam had. Dat het ook een ongekende impact op de maatschappij had, vonden we toen vooral een Chinees probleem dat zich net als SARS tot Azië zou beperken. En corona zou waarschijnlijk toch nooit naar Nederland komen, er waren immers geen directe vluchten tussen Wuhan en Amsterdam.
Via reizigers verspreidde corona zich echter toch snel over de rest van de wereld. Terwijl de premier al ginnegappend een journalist verleidde om gewoon handen te blijven schudden, kwamen via Whatsapp en Facebook verontrustende video’s uit Italië binnen. Beelden van lange rijen patiënten op de Italiaanse IC’s wekten een ongelofelijk schrikbeeld: “Het heeft ons verrast, maar corona is echt en het is ons overkomen, leer van ons, jullie kunnen straks niet zeggen dat jullie niet gewaarschuwd waren,” zei een Italiaanse verpleegkundige.
In de Nederlandse instituties was men er toen nog van overtuigd dat corona de kenmerken had van een forse griep, alle waarschuwingen ten spijt. Een inschatting op afstand en misschien was het wel díe pijnlijk verkeerde inschatting die aanleiding gaf tot de star op Nederland gerichte academische benadering die daarna gevolgd werd. Onderzoeken en waarnemingen van buiten de grenzen werden en worden stelselmatig genegeerd. RIVM en OMT baseren zich op onderzoek van Nederlandse bodem, ook al nemen de landen om ons heen andere maatregelen en lijken zij soms over andere wetenschappelijke inzichten te beschikken. Als er geen Nederlands onderzoek beschikbaar is, wordt het nemen van maatregelen uitgesteld totdat dat wel zo is. Gebrek aan wetenschappelijk inzicht van eigen bodem is blijkbaar bewijs dat maatregelen dan ook niet nodig zijn.
Hoe de academische kennis mondjesmaat wordt opgebouwd blijft onduidelijk: als er geen bewijs is dat mondmaskers een bepaalde mate van werkelijke bescherming bieden, hebben mondmaskers geen nut. Als er geen bewijs is dat afstand houden buiten noodzakelijk is, heeft afstand houden dan weer wel nut. In de thuiszorg is een mondmasker niet noodzakelijk, in het openbaar vervoer wel. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van ogenschijnlijk onbegrijpelijke wetenschappelijke inzichten.
Dat we geen inzage hebben in de opzet en overwegingen van onderzoek, maakt het soms twijfelachtig of überhaupt kennis wordt opgedaan. Zo lijkt alle academische kennis over mondmaskers gebaseerd te zijn op de persoonlijke ervaringen van Jaap van Dissel. RIVM onderzoek uit 2009 werd genegeerd, de bevindingen van de gedragsunit aan de kant geschoven. Mondmaskers boden schijnveiligheid. Totdat mondmaskers handig uitkwamen om de dienstregeling van het openbaar weer te hervatten en de vliegmaatschappijen weer de lucht in te krijgen. Blijkbaar werken mondmaskers in die gevallen wel. We zullen nooit weten wat er gebeurd zou zijn als we internationale inzichten voorlopig als aannemelijk hadden aangenomen en naar de signalen uit de zorg hadden geluisterd. Misschien hadden we dan besloten dat mondmaskers bij alle vormen van zorg ‘werken’ en hadden we meer geïnvesteerd in mondmaskers voor de zorg.
Het OMT ziet geen mogelijkheid het coronavirus in Nederland volledig in te dammen en kiest daarom voor een strategie waar de risicogroepen zoveel mogelijk afgeschermd blijven, de ziekenhuizen niet overbelast raken en de samenleving zo min mogelijk beperkt wordt in haar functioneren. De wetenschappelijke basis van die strategie is het grote publiek nooit duidelijk gemaakt. Het lijkt van buitenaf een beetje van alles wat, waar niemand echt grip op of leiding aan geeft.
Hoe desastreus zo’n aanpak kan zijn, leerden we van de hausse aan sterfgevallen in de verpleeghuizen. Er was geen Nederlands onderzoek en de situatie in de verpleeghuizen kwam voor het RIVM dan ook als een verrassing. In april startte de afdeling ouderengeneeskunde van het Amsterdam UMC een onderzoek naar de verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen. Bijna 5 maanden later concluderen de onderzoekers: de verspreiding van corona in verpleeghuizen vindt deels onder de radar plaats, als personeel en bewoners geen symptomen vertonen of die niet als passend bij corona herkennen. Het past bij het beeld dat in maart al uit internationale onderzoeken bleek: een aanzienlijk deel van de verspreiding verloopt via personen zonder (duidelijke of herkenbare) symptomen.
In de wetenschap is daar nog altijd discussie over: gaat het hier om asymptomatische personen, om presymptomatische personen of personen met atypische symptomen? Als je op detailniveau het virus wil bestrijden is het antwoord op deze vraag natuurlijk van wezenlijk belang. Maar hoe het ook zij: je zult nooit bij ieder individu vooraf kunnen vaststellen of zij wel besmet zijn, maar er nooit ziek van zullen worden, dat ze over een paar dagen ziek zullen worden of dat hun klachten niet passen binnen de symptomenlijsten van de verschillende gezondheidsdiensten. Immers, het is een nieuw virus, dus kan er nog geen sprake zijn van een helder beeld van de symptomen.
De uitwerking is in alledrie de gevallen hetzelfde: deze personen verspreiden het virus ongemerkt. Is het dan absoluut noodzakelijk eerst onomstotelijk te hebben vastgesteld of we moeten spreken van pre- of asymptomatisch of atypisch? Je zou denken van niet. Deze mensen komen in de verpleeghuizen, om te werken of op bezoek, of ze wonen er. Je kunt dus voorzorgsmaatregelen nemen. Maar dat gebeurde niet. Personeel mocht doorwerken zonder mondmasker en mèt klachten.
Uiteindelijk kwam het OMT deze week, naar aanleiding van dit ‘nieuwe wetenschappelijke inzicht’ met een nieuw advies voor de verpleeghuizen: regelmatig testen moet deze ‘onzichtbare’ besmettingen detecteren, meer preventieve maatregelen moeten meer verspreiding voorkomen. Maar hoewel je dit inzicht breder zou kunnen trekken naar alle andere zorg, of zelfs de samenleving als geheel, blijft het bij een verscherping van de richtlijn voor de verpleeghuizen alleen. In de thuiszorg werkt het blijkbaar anders dan in een verpleeghuis. Of misschien moeten alle verschillende vormen van zorgverlening eerst zorgvuldig onder de wetenschappelijke loep genomen worden om te bevestigen: a- of presymptomatisch of atypisch leidt ook in de huisartsenpraktijk of in de ambulante ouderenzorg tot verspreiding van corona.
In de media verwijzen verschillende OMT leden met regelmaat naar ‘schaarste’. Hoewel adviezen eigenlijk medisch zouden moeten zijn, speelt die schaarste toch een rol in het achterhoofd, legde Ann Vossen uit bij het programma Jinek. Natuurlijk ligt het voor de hand dat beleid niet voorbij kan gaan aan schaarste. Maar soms rijst de vraag of het OMT zich in haar adviezen niet teveel laat beperken door het idee van schaarste. Toen het OMT een restrictief testbeleid adviseerde omdat er een tekort zou kunnen ontstaan in testmaterialen, lag er een aanbod voor testcapaciteit van Duitsland op de plank bijvoorbeeld. De minister maakte geen gebruik van dit aanbod vanwege het geadviseerde testbeleid, terwijl dat advies gebaseerd was op een aanname dat schaarste zou kúnnen ontstaan.
De inmiddels beroemde uitspraak “met 50% van de kennis, 100% van de beslissingen nemen” legt meer bloot dan een overheid die tegen een achtergrond van grote onzekerheid een crisis moet bestrijden. Er is nog weinig echt wetenschappelijke kennis over corona. Wereldwijd worden vele inzichten gepubliceerd en ook uit nieuwsberichten valt een beeld op te maken van de impact van corona. Wat voorlopig als wetenschappelijk inzicht wordt beschouwd, is afhankelijk van de inschatting van de wetenschapper. Het OMT en RIVM maken daar afwegingen in. En die afwegingen, wijken regelmatig af van dat van wetenschappers in de landen om ons heen.
Het RIVM herhaalt steevast dat onderzoeken uit andere landen niet 1 op 1 vertaald kunnen worden naar de Nederlandse situatie. Als het om de besmettelijkheid van kinderen gaat bijvoorbeeld, ziet het RIVM in Denemarken een goed voorbeeld voor Nederland: daar leidde de heropening van scholen niet tot een significante toename in verspreiding. Dat Denemarken bijvoorbeeld 1 meter afstand tussen leerlingen aanhield, werd niet overgenomen in het Nederlandse beleid. De ervaringen uit andere landen, werden niet beschouwd. Op basis van welk bewijs het basisonderwijs begin juni weer volledig normaal opgestart kon worden, werd niet onderbouwd.
Het kabinet schat in dat er maar 50% kennis is over corona en krijgt vervolgens nog geen 50% van de inzichten die wereldwijd worden opgedaan om haar beleid op te maken. Eén ding is duidelijk: het OMT neemt beslissingen die met schaarste, bureaucratie en de beperkingen van bestaande instituties te maken hebben. Hoe het OMT haar ‘bewijs’ vertaalt in haar beleidsaanbevelingen echter, blijft vaag. Welk bewijs wordt gebruikt, hoe dit bewijs vervolgens geëvalueerd wordt en met welke andere factoren rekening gehouden wordt bij het vertalen van het bewijs naar beleid, blijft tot op de dag van vandaag een zwarte doos.
Nederland lijkt met deze constructie in een vicieuze cirkel terecht te zijn gekomen waarin politiek en wetenschap vooral een restrictieve invloed hebben op elkaar. De uitkomst is een coronabeleid dat alleen nog maar van onmogelijkheden uitgaat. Er wordt door het OMT schaarste voor de testcapaciteit veronderstelt, wat leidt tot een restrictief testbeleid. In dit testbeleid wordt het testen van a- of presymptomatische personen onwenselijk geacht, wegens gebrek aan bewijs dat deze personen een belangrijke rol zouden spelen in de verspreiding. Als dan blijkt dat dat in verpleeghuizen wel zo is, beïnvloedt de schaarste aan testmaterialen – althans zo lijkt het – de bredere interpretatie van zo’n onderzoek voor de rest van de samenleving. De wetenschap signaleert niet, de politiek wordt niet aangezet om meer testcapaciteit in te kopen. En zo geldt dat ook voor het management van de voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen, het aanhouden en op tijd uitbreiden van voldoende capaciteit voor het bron- en contactonderzoek en doorvoeren van preventieve maatregelen in de samenleving. In de corona aanpak in Nederland is de grens tussen politiek en wetenschap zo flinterdun, dat je je af kunt vragen waar het ene begint, en het andere eindigt.
Capaciteitstekorten beïnvloedden het OMT advies over mondmaskers en de indicaties voor het testbeleid. Economische consequenties beïnvloedden de risicoinschatting voor de luchtvaart. RIVM en OMT wilden evidence-based te werk gaan, maar die evidence was vaak dun. Bovendien werd buitenlands onderzoek gewantrouwd of miskend in verband met ‘cultuurverschillen’. Als het geen crisis was geweest en we slechts in het medisch laboratorium met corona te maken zouden hebben, zouden we tijd hebben gehad om te wachten op Nederlandse inzichten. Maar de samenleving is geen laboratorium. Corona grijpt om zich heen. En iedere dag dat getwijfeld wordt inzichten uit andere landen voorlopig als plausibel aan te nemen, kost dat levens.
Waar onvoldoende wetenschappelijk bewijs is, kan het OMT ook het voorzorgsprincipe hanteren. Als we in de landen om ons heen zien dat een maatregel redelijkerwijs effectief lijkt te zijn, kunnen we óf wachten tot het bewezen is ten koste van vele levens en de economie, óf we voeren het toch in en wijzigen beleid zo nodig als er nieuwe informatie is. Of eigenlijk moet het kabinet die keuze zelf maken. Laat het OMT de wetenschappelijke kant belichten en aan het kabinet een gewogen analyse geven van zowel binnen- als buitenlands onderzoek. De morele en politieke afwegingen liggen dan weer waar ze horen.
Ik ben antropoloog en schrijfster van de romans De Wil om te Doden, Moordjongens en Ana. Als antropoloog heb me gespecialiseerd in de problematiek rond kindsoldaten. In Sierra Leone was ik betrokken bij de bestrijding van ebola. Momenteel doe ik onderzoek naar de invloed van gedrag op de coronapandemie.
wat goed dat er van allerlei kanten serieuze andere inzichten komen. Heb je je al aangesloten bij deze groep? https://opendebat.info/