Nienke Ipenburg (37) is verpleegkundig specialist in Rotterdam. Tijdens de eerste coronagolf werd ze bij haar werk in de huisartsenpraktijk geconfronteerd met de onvoorspelhaarheid van de ziekte die volgt op besmetting met corona. Nu de besmettingen in Rotterdam weer oplopen, komen herinneringen naar boven en zet ze zich schrap voor een tweede golf aan coronapatiënten.

De doktersassistente roept. In een waas hoor ik haar zeggen dat ze er al aankomen. Het gaat niet meer, hij is zo vreselijk benauwd. Zijn vriendin belt vanuit de auto. Hij heeft corona. Twee dagen geleden positief getest, maar hij heeft al meer dan een week klachten. Ik tel de dagen na: dit moet dag 8 zijn. Alarmbellen gaan af in mijn hoofd. Ik voel iets misselijkmakends opkomen in mijn lijf. Niet weer! 

Februari, maart en zelfs nog april waren duizelingwekkend. Een onbekende ziekte raasde als een wervelwind door de huisartsenpraktijk. We zagen ècht zieke mensen op de praktijk. Sommigen moesten we doorsturen naar het ziekenhuis. Anderen konden thuis uitzieken. De telefoon ging non-stop. Vragen. Zorgen. Angsten. Onmacht. En onvermijdelijk veel tranen. Sommige patiënten zagen we nooit meer terug. Sommige collega’s werden zelf die patiënt. Gebrek aan kennis. Gebrek aan beschermingsmiddelen. Ik herinner me de dagen dat ik huilend van mijn werk kwam.
 

In mei, juni en juli keerde het tij. We raakten gewend aan de nieuwe situatie. De aanhoudende klachten na een coronabesmetting, maar ook de soms diepe, gitzwarte rouw van verlies in alle facetten. Raakten we eraan gewend? Niet echt. Het went eigenlijk nooit. 

Routinematig help ik de nog wachtende patiënt. Maart raast door mijn hoofd. Geen tijd voor, niet nu. De rest van het spreekuur wordt afgebeld. De praktijk gaat dicht. Snel maken we de corona spreekkamer op orde. Heb ik alles bij de hand? Ik pak de beschermende kleding. Ik zie de blik van de doktersassistente. Geruststellend, kalmerend. Ze staat klaar en knikt bemoedigend. Voor haar veiligheid blijft ze op de achtergrond. Ze staat altijd klaar om bij te springen. Ze is mijn veilige haven, ondanks haar eigen verlies. Of is het juist dankzij dat verlies? 

Weer dat gevoel. Ik haal diep adem en kleed me aan. Geklop op de deur. Ze zijn gearriveerd. ‘Gelukkig, hij loopt nog,’ schiet door mijn hoofd. Ik kijk beter en zie hoe hij ondersteund moet worden. Zijn ogen staan vermoeid, de twinkeling is weg. 

Ik sluit een metertje aan om zijn zuurstof te meten, terwijl ik naar zijn ademhaling luister. Niet eens zo snel, wel oppervlakkig en zwak. Het getalletje verschijnt in beeld. 80%. Ik hou nu mijn adem in, wacht nog even af en kijk gespannen naar het beeld. Voor mijn gevoel minutenlang. Langzaam loopt het getal op. 88%. Nog steeds niet goed, maar toch. Ik luister naar zijn longen. Corona doet zijn dans door de kleinste vaatjes. Maar wat ik hoor, heeft nauwelijks iets met muziek te maken. Het piept en het kraakt net zo hard als het overbelaste, niet zorgende zorgstelsel. Zonder fundament, met af en toe een ijzingwekkende stilte. 

Ik kijk op en zie de tranen in de ogen van zijn vriendin. “We zijn maar één keer wezen winkelen,” zegt ze zacht. De GGD denkt dat hij daar de besmetting heeft opgelopen. Weer dat vreemde gevoel. Weer druk ik het weg. Eerst zorgen, de rest komt later. Gelukkig komt de ambulance heel snel. Het ziekenhuis is op de hoogte. Hij is in goede handen. 

Het liefst wil ik mijn masker meteen afrukken. Ik kijk naar de chaos in de kamer. Ik voel de chaos in mijn hoofd. Eerst schoonmaken en volgens protocol uitkleden.Thuis kan ik eindelijk mijn dikste masker afzetten; een beschermlaag die dieper gaat dan FFP2. Zachtjes huil ik en vraag me af, is dit nu wat ze bedoelen als ze zeggen: de zorg is er nog niet klaar voor? 

Nienke Ipenburg
Volg Nienke op Twitter

Ginny Mooy
Ginny Mooy

Ik ben antropoloog en schrijfster van de romans De Wil om te Doden, Moordjongens en Ana. Als antropoloog heb me gespecialiseerd in de problematiek rond kindsoldaten (peace/conflict, social movements, propaganda, extreme geweldpleging, herintegratie postconflict). In Sierra Leone was ik betrokken bij de bestrijding van ebola. Momenteel doe ik onderzoek naar de invloed van gedrag op de coronapandemie.

Deel op: