Leestijd 3 minuten
Terwijl afgelopen maandag experts de Tweede Kamer hun adviezen gaven voor een optimaal coronabeleid, nodigde minister Kuipers elders in hetzelfde gebouw via de media juist de bevolking uit om met eigen plannen voor de volksgezondheid te komen. De coronacrisis is voorbij, we zullen moeten leren leven met het virus, zo luidt zijn boodschap. Burgers en sectoren zijn aan zet, vindt de minister. Later legde hij in het praatprogramma Op1 uit tot dit besluit te zijn gekomen omdat “verschillende groepen mensen hebben gevraagd om minder maatregelen en zelf de mogelijkheid te willen om op hun eigen situatie maatregelen te nemen”. Wie zijn die groepen mensen dan, vraag je je af. Nou, een roeivereniging van studenten bijvoorbeeld, en kappers. Allemaal groepen mensen die hebben aangegeven “zelf wel te weten hoe het moet” en dus gaan we het zo doen.
Niet om flauw te doen, natuurlijk moeten we manieren vinden om met het virus te leven. Het is enorm te waarderen dat die groepen mensen nadenken over wat zij zelf kunnen doen. Maar wat gaan zij eigenlijk doen, in welke situatie en wiens belang dient het? Hun eigen belang? Dat van de samenleving? De volksgezondheid? Of dienen ze vooral de bewegingsvrijheid van het virus zelf? Weten ze zelf wel waar ze naartoe werken, want voorlopig heeft de minister niet veel méér visie dan slechts de leuze ‘leven mét het virus’. En dat is voor velerlei interpretatie vatbaar. Je kunt ervoor kiezen het virus zijn gang te laten gaan en alle gezondheids- en nevenschade zondermeer te accepteren. Je kunt er ook voor kiezen de verspreiding van het virus te minimaliseren, zodat er zo min mogelijk schade ontstaat. En hoe doe je dat? Met dwingende maatregelen? Door sociale normen te vestigen? Een combinatie van beide? Welke mogelijkheden hebben we dan tot onze beschikking? Welke kernwaarden moeten we in acht nemen? Kunnen we elkaar onbeperkt laten doodvallen? Of moet dat allemaal vorm krijgen in onze onderlinge strijd om onze eigen belangen?
Terug naar normaal
Als de crisis inderdaad voorbij is, kunnen – nee, moeten – we ‘terug naar normaal’. Maar dan ook echt. In het ‘oude normaal’ hadden we al heel wat kernwaarden geformuleerd en grondwettelijk vastgelegd. Voor de minister geldt dan ook weer een normale werksituatie waarbij zijn beleid ál onze grondwettelijke rechten dient en garandeert. Het recht op volksgezondheid, toegang tot goede zorg én gelijke rechten op deelname aan de samenleving, met min of meer evenredige risico’s voor de gezondheid. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) maakte bij de Rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer nog maar eens duidelijk: De verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid ligt bij de minister. Het College voor de Rechten van de Mens was nog veel explicieter: het is geen optie om de virusverspreiding niet terug te dringen.
Nu is mijn vraag aan de minister: Hoe gaan we terug naar onze normale rechten? In het lange termijnplan is niet eens een duidelijk doel geformuleerd. De strategie is aan de sectoren. Middelen tot onze beschikking? Onbekend. Kan ik als individu bijvoorbeeld bij de minister een voorlichtingscampagne bestellen om de testbereidheid te vergroten? Kan een winkeliersvereniging op bestelling een mondkapjesplicht in hun winkelgebied krijgen van de burgemeester? Kunnen scholen de rekening van gratis zelftests voor scholieren rechtstreeks naar het ministerie laten sturen? Zorgmedewerkers die willen dat zijzelf en hun patiënten FFP2-maskers dragen, kunnen die dat onbeperkt declareren? Kan de buschauffeur die zichzelf wil beschermen passagiers weigeren die geen mondkapje willen dragen, als daar geen richtlijn voor is? Natuurlijk niet. Er zitten duidelijk voorwaarden en grenzen aan wat wij zelf mogen bepalen en regelen. Die voorwaarden en grenzen, die staan dan weer nergens op papier.
Addertje onder het gras
Stiekem houdt de minister dus toch gewoon stevig de touwtjes in handen en daar zit het vreselijk nare addertje onder het gras. Het líjkt nu wel alsof we zelf de verantwoordelijkheid over de volksgezondheid in handen krijgen, maar de minister bepaalt wanneer hij wel en niet handelt en welke middelen hij ter beschikking stelt. Op onvoorspelbare gronden, of op onvoorspelbare momenten. Samen met het RIVM bepaalt minister Kuipers welke adviezen of richtlijnen we krijgen en welke mogelijkheden er zijn om onszelf en elkaar te beschermen. En wie bepaalt eigenlijk welke lobbyclub bij de minister aan tafel komt? Een roeiclub bleek succes te hebben, terwijl de groep medisch kwetsbaren verenigd onder ‘#VergeetOnsNietErnst’ al maanden tevergeefs probeert om met de minister in gesprek te komen. Zo is het niet eens meer het recht van de sterkste, of van diegenen met de grootste mond. We zijn blijkbaar afhankelijk geworden van de persoonlijke willekeur van de minister.
Het jachtseizoen om de gunsten van de minister is geopend. Het uitruilen van vrijheden kan weer beginnen. Maar opgepast, beste lobbyisten. Moet je onderneming uiteindelijk toch de deuren sluiten omdat IC’s overstromen? Ondernemersrisico. Eigen schuld. Geen overheidssteun. Want tja, wij wisten toch zo goed hoe het moest?
Ik ben antropoloog en schrijfster van de romans De Wil om te Doden, Moordjongens en Ana. Als antropoloog heb me gespecialiseerd in de problematiek rond kindsoldaten. In Sierra Leone was ik betrokken bij de bestrijding van ebola. Momenteel doe ik onderzoek naar de invloed van gedrag op de coronapandemie.
Tja, Kuipers moet eens snel bijgepraat worden door zijn ambtenaren. Snapt nog niet dat hij minister is